Besluit van 7 december 1993, houdende regels betreffende de produktie van en de handel in vleesprodukten
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 24 mei 1993, DGVgz/VVP/V-93844, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Gelet op richtlijn nr. 92/5/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 februari 1992 tot wijziging en bijwerking van richtlijn nr. 77/99/EEG inzake gezondheidsvraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in vleesprodukten alsmede tot wijziging van richtlijn nr. 64/433/EEG ( PbEG L 57), op richtlijn nr. 92/118/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 december 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke en de gezondheidsvoorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van produkten waarvoor ten aanzien van deze voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving geldt als bedoeld in bijlage A, hoofdstuk I, van richtlijn 89/662/EEG, en, wat ziekteverwekkers betreft, van richtlijn 90/425/EEG ( PbEG L 62) en op richtlijn nr. 92/120/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 december 1992, houdende vaststelling van de voorschriften voor het toestaan van tijdelijke en beperkte afwijkingen op de specifieke communautaire gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van bepaalde produkten van dierlijke oorsprong ( PbEG L 62), alsmede op de artikelen 2, eerste lid, onder b , 19, 19 a , 25 en 30 a van de Vleeskeuringswet;
Gezien het advies van de Adviescommissie Vleeskeuringswet (advies van 12 maart 1993, nr. ACVW/U-93002);
De Raad van State gehoord (advies van 26 augustus 1993, No. W.13.93.0318);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 23 november 1993, DGVgz/VVP/V-931987, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Hebben goedgevonden en verstaan:
1.
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a.
Onze Minister: Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur;
b.
de wet: de
Vleeskeuringswet ;
c.
bevoegde autoriteit: ambtenaar als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de wet;
d.
de richtlijn:
richtlijn nr. 77/99/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende de gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in handel brengen van vleesprodukten en bepaalde andere produkten van dierlijke oorsprong ( PbEG L 26, 1977);
e.
vleesprodukten: produkten vervaardigd van of met zodanig behandeld vlees dat, aan de hand van het snijvlak van de hartdoorsnijding, de verdwijning van de kenmerken van vers vlees kan worden geconstateerd. Als vleesprodukten worden evenwel niet beschouwd:
1e.
vlees dat alleen een koudebehandeling heeft ondergaan;
f.
andere produkten van dierlijke oorsprong:
2e.
gesmolten dierlijke vetten, dat wil zeggen voor menselijke consumptie bestemde vetten die afkomstig zijn van het smelten van vlees, met inbegrip van de beenderen;
3e.
kanen, dat wil zeggen eiwithoudend residu van het smeltproces, na gedeeltelijke afscheiding van vet en water;
4e.
vleesmeel, zwoerd in poeder, gezouten of gedroogd bloed, gezouten of gedroogd bloedplasma;
5e.
gereinigde magen, blazen en darmen, gezouten of gedroogd en/of verhit;
g.
kant-en-klaargerechten op basis van vlees: vleesprodukten die overeenstemmen met gekookte of voorgekookte culinaire bereidingen, in onmiddellijke verpakking, en door koude geconserveerd;
h.
vlees: alle voor menselijke consumptie geschikte delen van als landbouwhuisdier gehouden runderen (de soorten Bubalus bubalis en Bison bison daaronder begrepen), varkens, schapen, geiten en eenhoevigen en niet gedomesticeerde landzoogdieren, niet zijnde lagomorfen, die in gevangenschap zijn gekweekt, gehouden en geslacht alsmede vrij wild als bedoeld in
artikel 1 van het Besluit produktie en handel vlees van vrij wild;
i.
grondstoffen: produkten van dierlijke oorsprong die als ingrediënt worden gebruikt voor het verkrijgen van de onder e . en f . bedoelde produkten, of die worden gebruikt voor de bereiding van kant-en-klaargerechten;
j.
behandeling: chemisch of fysisch procédé, zoals het verhitten, roken, zouten, marineren, doorzouten of drogen, om het vlees of de produkten van dierlijke oorsprong al dan niet samen met andere levensmiddelen, langer te kunnen conserveren, of een combinatie van deze verschillende procédés;
k.
verhitten: gebruikmaking van droge of vochtige warmte;
l.
zouten: gebruikmaking van zout;
m.
doorzouten: het doen intrekken van zout in de massa van het produkt;
n.
rijpen: behandeling van gezouten rauw vlees, toegepast onder klimatologische omstandigheden die tijdens een trage en geleidelijke vermindering van de vochtigheid de ontwikkeling van natuurlijke enzymatische of gistingsprocessen kunnen veroorzaken, met in de tijd wijzigingen die het produkt typische organoleptische kenmerken verlenen en de houdbaarheid en de hygiëne in een normale situatie bij kamertemperatuur garanderen;
o.
drogen: natuurlijke of kunstmatige vermindering van de hoeveelheid water;
p.
partij: hoeveelheid vleesprodukt waarvoor een zelfde begeleidend handelsdocument of keuringscertificaat geldt;
q.
onmiddellijke verpakking: het beschermen van de onder e. en f. bedoelde produkten door middel van een eerste omhulsel of een eerste bergingsmiddel dat rechtstreeks in contact komt met het betrokken produkt, alsmede het eerste omhulsel of het eerste bergingsmiddel zelf;
r.
eindverpakking: het plaatsen van een of meer van de onder e. en f. bedoelde produkten, die al dan niet van een onmiddellijke verpakking zijn voorzien, in een bergingsmiddel, alsmede het bergingsmiddel zelf;
s.
hermetisch gesloten recipiënt: bergingsmiddel dat geen lucht doorlaat en bestemd is om de inhoud tijdens en na de hittebehandeling te beschermen tegen het binnendringen van micro-organismen;
t.
inrichting: ieder bedrijf dat de onder e., f. en g. bedoelde produkten vervaardigt;
u.
herverpakkingscentrum: een werkplaats of een opslagplaats waar produkten, bestemd om in de handel te worden gebracht, opnieuw worden bijeengebracht of worden voorzien van een nieuwe onmiddellijke verpakking;
v.
in de handel brengen: het verkopen, te koop aanbieden of uitstallen met het oog op verkoop, het afleveren, het ten geschenke geven of op enige andere wijze afstaan, het tot vervoer of aflevering voorhanden hebben, het in voorraad hebben, het vervoeren of doen vervoeren, anders dan ter naleving van enig wettelijk voorschrift;
w.
vlees van gekweekt grof wild: alle voor menselijke consumptie geschikte delen van niet-gedomesticeerde landzoogdieren, niet zijnde lagomorfen, als landbouwhuisdier gehouden runderen (de soorten Bubalus bubalis en Bison bison daaronder begrepen), varkens, schapen, geiten en eenhoevigen, die in gevangenschap zijn gekweekt, gehouden en geslacht;
x.
richtlijn 91/495/EEG: de
richtlijn nr. 91/495/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 november 1990 inzake gezondheidsvoorschriften en veterinairrechtelijke voorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van konijnevlees en vlees van gekweekt wild ( PbEG L 268);
ij.
richtlijn 80/215/EEG: de
richtlijn nr. 80/215/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 januari 1980 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in vleesprodukten ( PbEG L 47);
z.
richtlijn 91/498/EEG: de
richtlijn nr. 91/498/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 juli 1991 houdende vaststelling van de voorschriften voor het toestaan van tijdelijke en beperkte afwijkingen op de specifieke communautaire gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van vers vlees ( PbEG L 268);
bb.
richtlijn 91/493/EEG: de
richtlijn nr. 91/493/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 juli 1991 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van visserijprodukten ( PbEG L 268);
cc.
richtlijn 92/120/EEG: de
richtlijn nr. 92/120/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 december 1992 houdende vaststelling van de voorschriften voor het toestaan van tijdelijke en beperkte afwijkingen op de specifieke communautaire gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van bepaalde produkten van dierlijke oorsprong ( PbEG L 62);
dd.
richtlijn 94/65/EG: de
richtlijn nr. 94/65/EG van de Raad van de Europese Unie van 14 december 1994 tot vaststelling van voorschriften voor de productie en het in de handel brengen van gehakt vlees en vleesbereidingen (PbEG L 368);
ff.
richtlijn 89/109/EEG: de
richtlijn nr. 89/109/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lid-staten inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen ( PbEG L 40);
gg.
richtlijn 79/112/EEG: de
richtlijn nr. 79/112/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 december 1978 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lid-staten inzake etikettering en presentatie van levensmiddelen bestemd voor de eindverbruiker alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame ( PbEG L 33);
gh.
beschikking 99/724/EG: beschikking nr. 1999/724/EG van Commissie van de Europese Gemeenschappen van 28 oktober 1999 tot wijziging van bijlage II bij
Richtlijn 92/118/EEG van de Raad tot vaststelling van deveterinairrechtelijke en de gezondheidsvoorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van producten waarvoor ten aanzien van deze voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving geldt als bedoeld in bijlage A, hoofdstuk I, van
Richtlijn 89/662/EEG, en, wat ziekteverwekkers betreft, van
Richtlijn 90/425/EEG (PbEG L 290);
gi.
gelatine: voor menselijke consumptie bestemd natuurlijk, oplosbaar eiwit, gelerend of niet-gelerend, verkregen door gedeeltelijke hydrolyse van collageen uit beenderen, huiden, ligamenten en pezen van dieren.
2.
Dit besluit is niet van toepassing op de bereiding en opslag van voor menselijke consumptie bestemde vleesprodukten alsmede van andere voor menselijke consumptie bestemde produkten van dierlijke oorsprong in detailhandelszaken of in lokalen die aan verkooppunten grenzen, waar de bereiding en de opslag uitsluitend met het oog op rechtstreekse verkoop aan de consument geschieden.
1.
Met betrekking tot de produktie en het in handel brengen van vleesprodukten wordt voldaan aan de eisen dat deze produkten:
A.
bereid en opgeslagen zijn in een inrichting die is erkend en gecontroleerd:
-
overeenkomstig
artikel 7 en die voldoet aan de eisen, gesteld bij of krachtens dit besluit, met name
Bijlage A en
Bijlage B ,
hoofdstukken I en
II ; of
-
overeenkomstig
artikel 8, eerste lid, indien de inrichting geen industriële produktiestructuur of -capaciteit heeft;
1e.
overeenkomstig artikel 17, tweede alinea, van
richtlijn nr. 91/495/EEG ingevoerd vlees van gekweekt grof wild slechts mag worden gebruikt indien:
-
de van dit vlees verkregen produkten voldoen aan de eisen van dit besluit,
-
deze produkten niet worden voorzien van het keurmerk, bedoeld in
bijlage B ,
hoofdstuk VI ,
2e.
geen gebruik wordt gemaakt van vlees dat met inachtneming van de eisen van de artikelen 5 en 6 van
richtlijn nr. 64/433/EEG voor de consumptie ongeschikt is verklaard, en van:
a.
de organen van het genitaal apparaat van vrouwelijke of mannelijke dieren, met uitzondering van de testikels,
b.
de organen van het urinair apparaat, met uitzondering van de nieren en de blaas,
c.
kraakbeen van het strottehoofd, de luchtpijp en de extralobulaire bronchiën,
e.
de externe gehoorgang,
C.
bereid zijn met inachtneming van de eisen van
bijlage B ,
hoofdstuk III , en wat gepasteuriseerde produkten in hermetisch gesloten recipiënten of kant-en-klaar gerechten betreft, voldoen aan de betreffende eisen van
bijlage B ,
hoofdstuk VIII , of
hoofdstuk IX ;
D.
onderworpen zijn aan de zelf uitgevoerde controle, bedoeld in
artikel 6, en aan een controle van de bevoegde autoriteit overeenkomstig
bijlage B ,
hoofdstuk IV ;
F.
wanneer zij van een onmiddellijke verpakking, een eindverpakking of een etiket zijn voorzien, verpakt of geëtiketteerd zijn overeenkomstig
bijlage B ,
hoofdstuk V , en wel ter plaatse of in speciaal daartoe door Onze Minister erkende herverpakkingscentra.
G.
onverminderd de in
richtlijn nr. 80/215/EEG vastgestelde eisen inzake het aanbrengen van het merk, onder verantwoordelijkheid van de exploitant of de beheerder van de inrichting, worden gemerkt door middel van:
-
een nationaal keurmerk wanneer de gebruikte grondstof met dat merk in de handel is gebracht; het model van het keurmerk wordt door Onze Minister vastgesteld;
-
een door Onze Minister vast te stellen merk, indien het gebruikte vlees en de daarmee vervaardigde vleesprodukten uitsluitend bestemd mogen worden voor de lokale handel;
-
een keurmerk als bedoeld in bijlage B, hoofdstuk VI, in de andere gevallen.
Deze merken worden gedrukt op het etiket dan wel worden aangebracht op het produkt of de onmiddellijke verpakking, met dien verstande dat voor het drukken of herdrukken van etiketten of merken toestemming van de bevoegde autoriteit is vereist;
H.
gehanteerd, opgeslagen en vervoerd zijn overeenkomstig
bijlage B ,
hoofdstuk VII ; indien zij in een niet bij de inrichting behorend koel- of vrieshuis zijn opgeslagen, moet dit koel- of vrieshuis overeenkomstig
artikel 9 van het Besluit produktie en handel vers vlees erkend en gecontroleerd zijn;
I.
gedurende het vervoer vergezeld gaan van een begeleidend handelsdocument, waarvan de vorm en inhoud door Onze Minister, in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, zal worden vastgesteld.
Deze verplichting geldt niet voor vleesprodukten in hermetisch gesloten recipiënten die de in
Bijlage B ,
hoofdstuk VIII ,
punt B , eerste streepje, bedoelde behandeling hebben ondergaan, indien het keurmerk onuitwisbaar op de recipiënt is aangebracht, overeenkomstig de door Onze Minister vast te stellen voorschriften.
2.
Vleesprodukten mogen niet onderworpen zijn geweest aan ioniserende straling, onverminderd de wettelijke voorschriften inzake ionisatie voor medische doeleinden.
3.
Voor de toepassing van dit artikel wordt een ter uitvoering van de artikelen 8 onderscheidenlijk 11 van de richtlijn door een andere lid-staat van de Europese Gemeenschappen en de Europese Ruimte erkende inrichting gelijkgesteld met een inrichting, overeenkomstig de
artikelen 7 onderscheidenlijk
9 van dit besluit.
a.
bereid door middel van verhitten, doorzouten, marineren of drogen, welke procédés kunnen worden gecombineerd met roken of rijpen, in voorkomend geval onder bijzondere microklimatologische omstandigheden. De vleesprodukten mogen ook met andere levensmiddelen en kruiderijen worden gecombineerd; Onze Minister kan ten aanzien van additieven nadere regels stellen;
b.
in voorkomend geval verkregen uit een vleesprodukt of een vleesbereiding.
2.
Lokalen, werktuigen en materieel die gebruikt worden voor de vervaardiging van vleesprodukten van of met vlees met EEG-keurmerk, mogen, tot het verstrijken van de in de
richtlijn nr. 91/498/EEG vastgestelde termijn, slechts voor de vervaardiging van vleesprodukten van of met vlees zonder dit keurmerk gebruikt worden, met instemming van de bevoegde autoriteit en mits, te zijner genoegen, alle voorzorgen zijn genomen om verwarring tussen die vleesprodukten te voorkomen.
Artikel 4
Tenzij Onze Minister anders heeft bepaald, voldoen andere kant- en klaargerechten dan die bedoeld in
artikel 1, eerste lid, onder g, die zijn verkregen van grondstoffen van dierlijke oorsprong die niet onder dit besluit vallen, aan de hygiënische voorschriften van
bijlage A ,
hoofdstuk II , voor zover zij zijn vervaardigd in een inrichting als omschreven in
artikel 1, onder t, van dit besluit; hiernaast dienen deze gerechten eveneens te voldoen aan de specifieke eisen van
bijlage B ,
hoofdstuk IX , en te worden gekeurd overeenkomstig
artikel 6.
Artikel 5
Andere produkten van dierlijke oorsprong
-
zijn verkregen uit inrichtingen, welke voldoen aan de eisen van
artikel 6, die een vergunning hebben verkregen en voorkomen in het register overeenkomstig
artikel 9 die voldoen aan de normen van
bijlage A en worden gecontroleerd overeenkomstig
artikel 7,
-
worden vervaardigd overeenkomstig de specifieke voorwaarden van
bijlage C ,
-
worden onderworpen aan de controles van
bijlage B ,
hoofdstuk IV ,
–
is verkregen uit inrichtingen die voldoen aan de bijlage, hoofdstuk 4, onder I, van beschikking 99/724/EG,
–
wordt vervaardigd van grondstoffen die voldoen aan de bijlage, hoofdstuk 4, onder II, van beschikking 99/724/EG, met uitzondering van het tweede lid,
–
wordt vervaardigd van grondstoffen die zijn vervoerd en opgeslagen overeenkomstig de bijlage, hoofdstuk 4, onder III, van beschikking 99/724/EG,
–
wordt vervaardigd overeenkomstig de bijlage, hoofdstuk 4, onder IV, van beschikking 99/724/EG, met uitzondering van het eerste lid, eerste gedachtestreepje,
–
voldoet aan eisen inzake de eindproducten in de bijlage, hoofdstuk 4, onder V, van beschikking 99/724/EG,
–
is verpakt en wordt opgeslagen en vervoerd overeenkomstig de bijlage, hoofdstuk 4, onder VI, van beschikking 99/724/EG.
1.
De exploitant of beheerder van de inrichting of van het herverpakkingscentrum treft alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de relevante voorschriften van dit besluit in alle stadia van de produktie of de herverpakking worden nageleefd. Daartoe draagt hij zorg voor:
-
identificatie van de kritieke punten in zijn inrichting aan de hand van de gebruikte procédés;
-
opstelling en tenuitvoerlegging van methoden om toezicht en controle uit te oefenen op deze kritieke punten;
-
monsterneming voor analyse in een door Onze Minister goedgekeurd laboratorium met het oog op de controle van de reinigings- en ontsmettingsmethoden en om na te gaan of de in dit besluit vastgestelde normen worden nageleefd;
-
bewaring van de uit hoofde van de voorgaande punten verlangde gegevens op schrift of op een andere wijze geregistreerd, ten einde deze aan de bevoegde autoriteit te kunnen voorleggen. De resultaten van de verschillende controles en tests worden gedurende ten minste twee jaar bewaard, behalve voor de in het tweede lid bedoelde produkten waarvoor deze termijn kan worden teruggebracht tot zes maanden na de datum van minimale houdbaarheid van het produkt;
-
garanties ten aanzien van het beheer van de keurmerken, bedoeld in
artikel 2, eerste lid, onder G, met name van de etiketten waarop het keurmerk is aangebracht;
-
het informeren van de bevoegde autoriteit indien op grond van het laboratoriumonderzoek of van andere gegevens waarover hij beschikt een ernstig gevaar voor de gezondheid wordt vastgesteld;
-
in geval van onmiddellijk gevaar voor de menselijke gezondheid, het uit de handel nemen van de hoeveelheid produkten die zijn verkregen onder technologisch vergelijkbare omstandigheden, die hetzelfde gevaar kunnen opleveren. Deze uit de handel genomen hoeveelheid blijft onder toezicht en onder verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteit, totdat zij wordt vernietigd, voor andere doeleinden dan menselijke consumptie wordt gebruikt, dan wel na toestemming van deze bevoegde autoriteit op passende wijze opnieuw worden behandeld om de veiligheid ervan te waarborgen;
-
de bij het eerste en tweede streepje bedoelde eisen worden samen met de bevoegde autoriteit opgesteld.
2.
Voor vleesprodukten die niet bij kamertemperatuur bewaard kunnen worden vermeldt de exploitant of de beheerder van de inrichting of het herverpakkingscentrum, ten behoeve van de controle, op de eindverpakking van het produkt zichtbaar en leesbaar bij welke temperaturen het produkt moet worden vervoerd en/of opgeslagen alsmede de datum van minimale houdbaarheid of, in geval van uit microbiologisch oogpunt bederfelijke produkten, de uiterste verbruiksdatum.
3.
De exploitant of de beheerder van de inrichting moet een opleidingsprogramma verstrekken of opzetten dat het personeel in staat stelt te voldoen aan de voorschriften inzake hygiënische produktie, die zijn aangepast aan de produktiestructuur. De bevoegde autoriteit die voor de inrichting verantwoordelijk is, wordt bij het opzetten en de uitvoering van dit programma betrokken.
1.
Onze Minister kan inrichtingen die vleesprodukten vervaardigen, erkennen indien zij voldoen aan de bij of krachtens dit besluit vastgestelde eisen met betrekking tot de aard van de activiteiten die er worden uitgevoerd. Indien een uit hoofde van dit besluit te erkennen inrichting geïntegreerd is in een uit hoofde van de
richtlijnen 64/433/EEG,
91/493/EEG of
91/495/EEG erkende inrichting, mogen de voor het personeel bestemde lokalen, apparatuur en installaties, alsmede alle lokalen waar geen gevaar bestaat voor besmetting van grondstoffen of produkten zonder onmiddellijke verpakking, voor deze inrichtingen gemeenschappelijk zijn.
2.
Wanneer de hygiënische voorschriften niet worden nageleefd, dan wel een adequate keuring wordt belemmerd kan de bevoegde autoriteit ingrijpen in het gebruik van apparatuur of lokalen en alle nodige maatregelen treffen, zelfs het produktietempo verlagen of produktieproces tijdelijk stil leggen.
3.
Wanneer de in het tweede lid bedoelde maatregelen of de in
artikel 6, eerste lid, voorlaatste streepje, bedoelde maatregelen onvoldoende zijn gebleken om de situatie te verbeteren, schort Onze Minister de erkenning tijdelijk op, eventueel voor het in geding zijnde produktietype.
4.
Wanneer de exploitant of de beheerder van de inrichting de geconstateerde gebreken niet binnen een door Onze Minister vastgestelde termijn herstelt, trekt Onze Minister de erkenning in.
1.
Onze Minister kan inrichtingen die vleesprodukten vervaardigen en
a.
geen industriële produktiestructuur en -capaciteit bezitten, of
b.
zijn bedoeld in artikel 4, punt A, onder a, en i, en de punten C, D en E van
richtlijn 64/433/EEG,
ontheffing verlenen van de in artikel 7, eerste lid, bedoelde eisen voor zover het betreft
-
bijlage B ,
hoofdstuk I en
bijlage A ,
hoofdstuk I ,
punt 2 ,
onder g. , wat kranen betreft, en punt 11, met dien verstande dat kan worden volstaan met kasten in plaats van kleedlokalen.
-
bijlage A ,
hoofdstuk I ,
punt 3 , met betrekking tot de lokalen voor opslag van grondstoffen en eindprodukten. Daartoe beschikt de inrichting evenwel ten minste over:
1e.
een lokaal of een voorziening, eventueel gekoeld, voor het opslaan van grondstoffen, indien deze aldaar wordt opgeslagen;
2e.
een lokaal of een voorziening, eventueel gekoeld, voor het opslaan van eindprodukten, indien deze aldaar worden opgeslagen,
met dien verstande dat de behandeling van de produkten in deze inrichtingen voldoet aan de andere eisen van dit besluit.
2.
Bijlage B ,
hoofdstuk VII , is niet van toepassing op de opslag in de in eerste lid, onder a , bedoelde inrichtingen, noch op het vervoer van andere produkten dan die bedoeld in
artikel 6, tweede lid.
1.
Onze Minister kan inrichtingen, niet zijnde inrichtingen, erkend overeenkomstig
artikel 7, die andere produkten van dierlijke oorsprong produceren, erkennen. Wanneer de produktie evenwel in een lokaal naast een slachthuis plaatsvindt, geldt de erkenning daarvan ook voor dat lokaal mits aan de eisen van dit besluit wordt voldaan.
Artikel 10
Onze Minister kan ter uitvoering van krachtens artikel 20 van de richtlijn vastgestelde maatregelen:
c.
met betrekking tot
artikel 2, eerste lid, punt I, nadere regelen stellen inzake de toekenning van de codenummers aan de hand waarvan de bevoegde autoriteit kan worden geïdentificeerd;
d.
met betrekking tot de in
artikel 2 gestelde voorwaarden besluiten dat sommige bepalingen van dit besluit, voor zover het betreft:
-
de voorwaarden inzake erkenning van de inrichtingen als bedoeld in bijlage A, hoofdstuk I en in
bijlage B ,
hoofdstuk I ;
-
de voorwaarden inzake inspectie als bedoeld in
bijlage B ,
hoofdstuk IV ;
-
de eisen betreffende het keurmerk als bedoeld in
bijlage B ,
hoofdstuk VI , niet van toepassing zijn op vleesprodukten die andere levensmiddelen bevatten en die voor een gering percentage uit vlees, vleesprodukten of vleesbereidingen bestaan.
e.
met betrekking tot
artikel 5 ter bescherming van de volksgezondheid, aanvullende eisen voor andere produkten van dierlijke oorsprong;
f.
met betrekking tot de in
artikel 6, tweede lid, bedoelde produkten, micro-biologische normen met schema's voor monsterneming en analysemethoden vaststellen;
g.
met betrekking tot
artikel 6, eerste lid, de aard en frequentie van de daar bedoelde controles, alsmede de methoden voor microbiologisch onderzoek vaststellen;
h.
met betrekking tot
artikel 7, eerste lid, tot 1 januari 1996 een ontheffing verlenen van
bijlage B hoofdstuk I ,
punt 1 ,
onder a , mits de uit de betrokken inrichting afkomstige vleesprodukten van het nationale keurmerk zijn voorzien;
i.
met betrekking tot
artikel 7 uitvoeringsbepalingen vaststellen;
j.
met betrekking tot
artikel 7 bijzondere voorwaarden voor de erkenning van inrichtingen in groothandelsmarkten en herverpakkingscentra vaststellen;
k.
met betrekking tot
artikel 7 de voorschriften vaststellen voor het merken van produkten die van een herverpakkingscentrum afkomstig zijn, alsmede de controlemethoden waarmee kan worden nagegaan van welke inrichting de grondstoffen afkomstig zijn;
l.
met betrekking tot
artikel 8 nadere criteria vaststellen om te kunnen beoordelen of een inrichting of een categorie inrichtingen onder de bepalingen van dit artikel valt;
m.
met betrekking tot
artikel 9, eerste lid, tot 1 januari 1996 een afwijking toestaan van de inrichtingseisen van bijlage A, hoofdstuk 1 en van de inrichtingseisen van
bijlage C ,
hoofdstuk II ,
punt A en
hoofdstuk III , mits de uit een dergelijke inrichting afkomstige produkten van het nationale keurmerk zijn voorzien;
n.
met betrekking tot
artikel 9 referentiemethoden vaststellen voor de op dit artikel betrekking hebbende analyses en tests;
o.
met betrekking tot
bijlage B ,
hoofdstuk VIII ,
punt 1 ,
onder f , methoden aangeven om te controleren of hier bedoelde recipiënten waterdicht zijn.
Artikel 11
Als vleesprodukten bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b , van de Wet worden aangewezen:
1.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad , waarin het wordt geplaatst, met dien verstande dat vleesprodukten, afkomstig van inrichtingen als bedoeld in artikel 10 van de richtlijn, die op de voet van dat artikel een verzoek tot indeling hebben ingediend, waarop nog niet is beslist, tot 1 januari 1996 of zoveel eerder als op dat verzoek is beslist, moeten zijn voorzien van een door Onze Minister vastgesteld keurmerk.
2.
In afwijking van het eerste lid treedt dit besluit voor inrichtingen waaraan door Onze Minister, op de voet van
richtlijn nr. 92/120/EEG van 17 december 1992, een afwijking is toegestaan van sommige van de in bijlage A, hoofdstuk I en in
bijlage C ,
hoofdstuk II ,
onder A , en
hoofdstuk III van genoemde richtlijn gestelde structurele eisen, voor wat betreft die punten in werking met ingang van 1 januari 1996;
3.
Wijziging van de in dit besluit genoemde richtlijnen treedt voor de toepassing van de artikelen van dit besluit, waarin naar die onderdelen van die richtlijnen wordt verwezen, in werking met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.
Artikel 13
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit produktie en handel vleesprodukten.
's-Gravenhage, 7 december 1993
De Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur,
Uitgegeven de dertiende januari 1994
De Minister van Justitie,