Besluit van 8 oktober 2001, houdende vaststelling van het Besluit Instelling Ruimtelijk planbureau
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 2 oktober 2001, nr. MJZ2001104819, Centrale Directie Juridische Zaken, afdeling wetgeving;
Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
Onze Ministers: Onze Minister en Onze Ministers van Algemene Zaken, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Economische Zaken, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van Verkeer en Waterstaat en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
planbureau: Planbureau voor de Leefomgeving, bedoeld in
artikel 2;
college: Begeleidingscollege, bedoeld in
artikel 11.
Artikel 2
Er is een Planbureau voor de Leefomgeving, dat ressorteert onder Onze Minister.
1.
Het planbureau heeft tenminste de volgende taken:
a.
het verkennen en signaleren van relevante maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied van milieu, natuur en ruimte;
b.
het maken van prognoses van de behoefte aan en het gebruik van de in Nederland beschikbare ruimte en van toekomstverkenningen met betrekking tot die onderwerpen;
c.
het monitoren en analyseren van ontwikkelingen op het gebied van milieu, natuur en ruimte;
d.
het analyseren van relevant beleid op het gebied van milieu, natuur en ruimte en van besluitvormingsprocessen met betrekking tot dat beleid;
e.
het ontwikkelen van beleidsvarianten en scenario's.
2.
Het planbureau verricht zijn taken in het bijzonder waar ontwikkelingen in het geding zijn, die het beleid van meer dan een departement raken.
Artikel 4
Het planbureau vervaardigt in ieder geval:
a.
een maal per twee jaar een ruimtelijke verkenning waarin de maatschappelijke ontwikkelingen en beleidsveranderingen worden beschreven die van invloed zijn op de ruimtelijke kwaliteit en ruimtelijke verdeling;
b.
een maal per twee jaar een ruimtebalans waarin een actueel beeld wordt gegeven van het ruimtegebruik en de ruimtelijke kwaliteit;
Artikel 5
Naast de in
artikel 3 genoemde taken kan het planbureau door tussenkomst van Onze Minister op verzoek van een van Onze Ministers de door deze gevraagde werkzaamheden verrichten.
1.
Het planbureau maakt de rapporten en studies, bedoeld in
artikel 4, openbaar.
2.
Rapporten en studies, die door het planbureau zijn vervaardigd op verzoek van een of meer Onzer Ministers, worden aan deze uitgebracht. Het planbureau maakt een zodanig rapport of studie openbaar, tenzij een van Onze betrokken Ministers bij opdrachtverlening verzoekt om geheimhouding.
1.
Het planbureau steunt bij de uitvoering van zijn taken mede op uitkomsten van door andere instellingen verricht onderzoek en door andere instellingen verzamelde statistieken.
2.
Het planbureau kan zich rechtstreeks wenden tot overheidsdiensten, openbare en particuliere instellingen voor het verkrijgen van de informatie die het behoeft.
3.
Onze Ministers dragen er zorg voor dat het planbureau, voor zover dit dienstig is voor de uitoefening van zijn taken, tijdig in kennis wordt gesteld van beleidsveronderstellingen en beleidsvoornemens voor de lange termijn.
Artikel 8
Het planbureau kan rechtstreeks in overleg treden met ambtelijke en niet-ambtelijke deskundigen. Voor de medewerking van ambtelijke deskundigen behoeft het de instemming van Onze betrokken Ministers.
1.
Aan het hoofd van het planbureau staat een directie, bestaande uit een directeur en een of meerdere plaatsvervangende directeuren. De directie is belast met de dagelijkse leiding van het planbureau.
2.
De directeur en de plaatsvervangend directeur worden door Ons op voordracht van Onze Minister, gedaan in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, benoemd, geschorst en ontslagen.
1.
De directeur van het planbureau stelt jaarlijks een werkprogramma vast, waarin de voorgenomen werkzaamheden van het planbureau zijn vermeld.
2.
De directeur stelt het werkprogramma vast, gehoord het gevoelen van de ministerraad. Hij zendt het ontwerp van het programma daartoe aan Onze Minister. Deze legt het aan de ministerraad voor.
1.
Er is een Begeleidingscollege, dat het wetenschappelijk niveau van het planbureau bewaakt en adviseert over het werkprogramma van het planbureau.
2.
Onze Minister benoemt, schorst en ontslaat de voorzitter en de andere leden van het college, gehoord het gevoelen van de ministerraad.
3.
Het college bestaat uit ten hoogste 10 leden. Onze Minister kan nadere regels stellen omtrent de hoedanigheid van de leden.
4.
De voorzitter en de andere leden worden benoemd voor een tijdvak van vier jaar.
5.
Een lid dat is benoemd ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, had moeten aftreden.
6.
Onze Minister ontslaat een lid tussentijds:
b.
op verzoek van de instantie op wier voordracht hij is benoemd, of
c.
indien hij niet langer voldoet aan de hoedanigheden op grond waarvan hij werd benoemd.
7.
De directeur van het planbureau kan de vergaderingen van het college bijwonen.
8.
Het planbureau verzorgt het secretariaat van het college.
Artikel 12
Het planbureau en het college kunnen nadere regelen stellen voor hun werkwijze.
1.
Onze Minister stelt het planbureau voldoende middelen ter beschikking om zijn taken te kunnen vervullen.
2.
Voor de uitgaven ten behoeve van het planbureau en van het college wordt jaarlijks een afzonderlijk bedrag in de begroting van het departement van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer uitgetrokken.
3.
De kosten van de werkzaamheden, bedoeld in
artikel 5, worden gedragen door Onze betrokken Minister.
Artikel 14
Het planbureau zendt jaarlijks voor 1 april een jaarverslag over het voorafgaande kalenderjaar aan Onze Minister en Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Artikel 15
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2002.
Artikel 16
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Planbureau voor de Leefomgeving.
's-Gravenhage, 8 oktober 2001
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Uitgegeven de dertigste oktober 2001
De Minister van Justitie,