Besluit van 11 december 2014, houdende nadere regels omtrent het begrip passende arbeid zoals genoemd in de artikelen 24, derde lid, van de Werkloosheidswet en 30, vijfde lid, van de Ziektewet (Besluit passende arbeid WW en ZW)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1 juli 2014, nr. 2014-000087757;
Gelet op de artikelen 24, derde lid, van de Werkloosheidswet en 30, vijfde lid, van de Ziektewet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 8 juli 2014, nr. W12.14.0190/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10 december 2014, nr. 2014-0000183885,
Hebben goedgevonden en verstaan:
2°.
hetgeen wordt genoten op grond van
artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede hetgeen door de werknemer met een publiekrechtelijke dienstbetrekking wordt genoten op grond van naar aard en strekking met artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek overeenkomstige regelingen, al dan niet vermeerderd met een toeslag op grond van de
Toeslagenwet en de aanvullingen daarop van degene tot wie de werknemer in dienstbetrekking staat; en
WW: de
Werkloosheidswet ; en
1.
Om te bepalen of arbeid aansluit bij het niveau van de arbeid waaruit de werknemer werkloos of ziek is geworden, wordt gebruik gemaakt van de volgende opleidingscategorieën die voor arbeid vereist kunnen worden:
a.
hoger onderwijs: academisch en hoger beroepsonderwijs;
b.
middelbaar beroepsonderwijs, inclusief hoger algemeen voortgezet onderwijs en voorbereidend wetenschappelijk onderwijs;
c.
voorbereidend middelbaar onderwijs, inclusief middelbaar voortgezet onderwijs; of
d.
lager (basis) onderwijs en geen onderwijs.
2.
Arbeid die aansluit bij het niveau van de arbeid waaruit de werknemer werkloos of ziek is geworden, is arbeid waarvoor hetzelfde opleidingsniveau is vereist als het opleidingsniveau van de arbeid waaruit de werknemer werkloos of ziek is geworden.
1.
In de periode voordat zes maanden waarin een recht op uitkering op grond van de
Werkloosheidswet of de
Ziektewet bestaat, zijn verstreken, is arbeid passend wanneer:
a.
de arbeid aansluit bij het niveau van de arbeid waaruit de werknemer werkloos of ziek is geworden, bedoeld in
artikel 3;
b.
met de arbeid een bedrag verdiend wordt ten minste ter hoogte van 70% van het inkomen, genoten in de dienstbetrekking waaruit de werknemer werkloos of ziek is geworden; en
c.
de reistijd niet meer dan twee uur per dag bedraagt.
2.
In afwachting van arbeid op een niveau aansluitend bij het niveau van de arbeid waaruit de werknemer werkloos of ziek is geworden als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is arbeid voor onbepaalde tijd, doch van een lager niveau, passend indien door de werkgever mogelijkheden worden geboden om binnen een termijn van zes maanden op het niveau aansluitend op het niveau van de arbeid waaruit hij werkloos of ziek is geworden, terug te keren.
3.
In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, wordt, wanneer de werknemer een dienstbetrekking voor arbeid op het niveau aansluitend bij het niveau van de arbeid waaruit de werknemer werkloos of ziek is geworden als bedoeld in het eerste lid, heeft aanvaard, maar deze niet gelijk aanvangt, in de tussentijd arbeid waarvan het niveau niet aansluit bij de voorheen verrichte arbeid, als passend aangemerkt.
4.
Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing indien het inkomen uit de dienstbetrekking waaruit de werknemer werkloos of ziek is geworden, aanzienlijk afwijkt van wat vergelijkbare werknemers in hetzelfde beroep in de regel gewoonlijk verdienen. Onder passende arbeid wordt dan verstaan arbeid met een beloning van 70% van het inkomen dat vergelijkbare werknemers in hetzelfde beroep als waaruit de werknemer werkloos of ziek is geworden, verdienen.
Artikel 5. Uitzonderingen
Indien er sprake is van een bestaand recht op uitkering op grond van de
Werkloosheidswet of de
Ziektewet , is
artikel 4 van toepassing met dien verstande dat bij opvolgende of meerdere rechten geen nieuwe termijn van zes maanden start.
Wassenaar, 11 december 2014
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Uitgegeven de negentiende december 2014
De Minister van Veiligheid en Justitie,