Besluit van 23 september 1991, houdende regelen betreffende de uitoefening van de diergeneeskunde in beperkte omvang
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 25 september 1990, No. J. 9013239, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken;
Gelet op de artikelen 1, tweede lid, en 4 van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 ( Stb. 214);
De Raad van State gehoord (advies van 14 januari 1991, No. W11.90.0479);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 18 september 1991, No. J. 9112323, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
wet:
Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 ( Stb. 214).
fysiotherapie bij dieren: een of meer van de volgende vormen van therapie bij dieren:
a.
bewegingstherapie, als hoedanig wordt aangemerkt het uitvoeren van bewegingen op dieren;
b.
massagetherapie, als hoedanig wordt aangemerkt het toepassen van massagetechnieken op dieren;
c.
fysische therapie in engere zin, als hoedanig wordt aangemerkt het op dieren toepassen van fysische prikkels, niet zijnde ioniserende stralen, door middel van:
winnen: verkrijgen van een embryo uit een bevrucht dier;
overzetten: inbrengen in de gastmoeder van een embryo.
1°.
electrotherapie, bestaande in laag frequente, midden frequente en hoog frequente stromen alsmede electrodiagnostiek bestaande in IT-curve en galvanopalpatie;
2°.
ultra-geluidtherapie, bestaande in behandeling met ultra-geluid, al of niet in combinatie met chemische middelen;
3°.
thermotherapie, bestaande in behandeling met verschillende warmte- en koude-applicaties;
4°.
hydrotherapie, bestaande in behandeling met water in diverse toepassingsvormen met hydrokinetische en hydrostatische invloeden;
5°.
balneotherapie, bestaande in behandeling met baden waaraan een chemisch middel is toegevoegd;
Artikel 2
Onze Minister laat tot het uitoefenen van fysiotherapie bij dieren toe degene, die aantoont dat hij:
a.
de bevoegdheid tot de uitoefening van het beroep van fysiotherapeut bezit ingevolge de Wet op de paramedische beroepen ( Stb. 1963, 113),
b.
een door Onze Minister aangewezen opleiding heeft gevolgd ter verkrijging van de noodzakelijke theoretische kennis en praktische vaardigheid om fysiotherapie bij dieren te kunnen uitoefenen, en
c.
met goed gevolg een examen heeft afgelegd na de opleiding, bedoeld in onderdeel b, waaruit blijkt van voldoende theoretische kennis en praktische vaardigheid om fysiotherapie bij dieren te kunnen uitoefenen.
Artikel 3
Aan een toelating, als bedoeld in
artikel 2, wordt het voorschrift verbonden dat de houder de fysiotherapie bij een dier uitsluitend toepast ingevolge verwijzing door een dierenarts met betrekking tot dat dier.
Artikel 4
Onze Minister kan regelen stellen omtrent:
Artikel 5
Met uitoefening van de diergeneeskunde wordt gelijkgesteld het als beroep winnen en overzetten in het kader van het transplanteren van embryo's of eicellen bij dieren.
Artikel 6
Tot het als beroep verrichten van handelingen met betrekking tot het winnen en overzetten van embryo's of eicellen bij dieren en het bij runderen toepassen van epiduraalanesthesie in relatie tot dat winnen en overzetten laat Onze Minister toe degene die de krachtens de
Wet educatie en beroepsonderwijs vastgestelde kwalificatie van embryotransplanteur of embryotransplanteur/-winner heeft behaald, dan wel de combinatie van deelkwalificaties die recht geeft op de desbetreffende kwalificatie.
Artikel 7
Aan een toelating, als bedoeld in
artikel 6, wordt het voorschrift verbonden dat de houder overeenkomstig de toelating uitsluitend embryo's wint of overzet en de epiduraalanesthesie uitvoert op aanwijzing van en onder controle van een dierenarts.
Artikel 8
Onze Minister kan regelen stellen omtrent:
b.
de wijze waarop de dierenarts dient te worden geïnformeerd over de verrichte handelingen, bedoeld in
artikel 5, en de toegepaste epiduraalanesthesie alsmede de omstandigheden waaronder die plaatsvinden.
1.
Tot het als beroep verrichten van diergeneeskundige handelingen als bedoeld in het tweede lid, laat Onze Minister toe degene die de krachtens de
Wet educatie en beroepsonderwijs vastgestelde kwalificatie van dierenartsassistent paraveterinair heeft behaald, dan wel de combinatie van deelkwalificaties die recht geeft op de desbetreffende erkenning.
2.
De handelingen, bedoeld in het eerste lid, zijn:
a.
het onderzoeken van een dier, het toepassen van een behandeling, een operatie daaronder niet begrepen, bij een dier, één en ander voor zover zulks strekt ter voorkoming of genezing van een infectieziekte of een parasitaire ziekte bij een dier dan wel ter genezing, leniging, onderkenning of opheffing van een aandoening, ziekte of ziekteverschijnsel, in- of uitwendig letsel, pijn of gebrek bij dat dier;
c.
het toepassen bij een dier van een algemene of plaatselijke verdoving;
d.
het verlenen van hulp met betrekking tot de geboorte van een dier, waaronder niet begrepen een operatie;
e.
handelingen ten behoeve van een door een dierenarts uit te voeren verwijdering van een vrucht van een dier alsmede het onvruchtbaar maken van een dier.
Artikel 11
Bij regeling van Onze Minister kunnen regelen worden gesteld omtrent de omvang van de toelating, bedoeld in
artikel 9.
1.
Onze Minister kan personen toelaten om, voor zover de wering en de bestrijding van besmettelijke dierziekten zulks noodzakelijk maakt, voor een periode van ten hoogste één jaar onder door hem te stellen regelen door hem aangewezen diergeneeskundige handelingen te verrichten.
2.
De regelen, bedoeld in het eerste lid, hebben tenminste betrekking op:
a.
de opleiding die dient te zijn gevolgd alsmede het examen of de onderdelen daarvan die met goed gevolg dienen te zijn afgelegd;
b.
de wijze waarop de werkzaamheden worden uitgeoefend, waarbij wordt bepaald of deze onder leiding of op aanwijzing en onder controle van een dierenarts moeten geschieden, en
c.
de geldingsduur van de toelating.
Artikel 13
Degene die vóór 1 augustus 2006 de opleiding tot embryotransplanteur of embryotransplanteur/-winner met goed gevolg afrondt, kan worden toegelaten tot het als beroep verrichten van handelingen als bedoeld in
artikel 5 indien diegene op 30 juli 2002:
a.
recht heeft op het als beroep verrichten van handelingen als bedoeld in
artikel 5, of
b.
door Onze Minister is geregistreerd als ingeschreven aan een door hem aangewezen opleiding
Artikel 13a
Degene die vóór 1 augustus 2006 de opleiding tot dierenartsassistent paraveterinair met goed gevolg afrondt, kan worden toegelaten tot het als beroep verrichten van handelingen als bedoeld in
artikel 9, tweede lid, indien diegene op 30 juli 2002:
a.
recht heeft op toelating tot het als beroep verrichten van handelingen met betrekking tot het winnen en overzetten van embryo's of eicellen bij dieren en het bij runderen toepassen van epiduraalanesthesie in relatie tot dat winnen en overzetten;
b.
recht heeft op toelating tot het als beroep verrichten van diergeneeskundige handelingen als bedoeld in
artikel 9, tweede lid, of
c.
door de minister is geregistreerd als ingeschreven aan een door hem aangewezen opleiding.
1.
Onze Minister stelt nadere regelen omtrent de wijze waarop om een toelating, als bedoeld in de
artikelen 2,
6,
9,
12 en
13, kan worden verzocht en welke gegevens daarbij dienen te worden verstrekt.
2.
Degene aan wie een toelating, als bedoeld in de
artikelen 2,
6,
9 en
13, is verstrekt, is verplicht indien ten aanzien van diens op de toelating vermelde gegevens ter zake adres of plaats van vestiging wijzigingen zijn opgetreden, dan wel heeft opgehouden de werkzaamheden waarvoor de toelating strekt te verrichten, Onze Minister daarvan binnen een maand schriftelijk in kennis te stellen.
1.
Aan een toelating kunnen door Onze Minister nadere voorschriften en beperkingen worden verbonden.
2.
Een toelating, met uitzondering van een toelating, als bedoeld in
artikel 12, geldt voor onbepaalde tijd.
3.
Een toelating kan door Onze Minister worden ingetrokken, indien gehandeld wordt in strijd met het bepaalde bij of krachtens de
artikelen 3,
7,
8,
10,
11,
12 en
14, tweede lid.
Artikel 17
Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit paraveterinairen.
's-Gravenhage, 23 september 1991
De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
Uitgegeven de eenendertigste oktober 1991
De Minister van Justitie,