Besluit van 17 december 1997, houdende enkele bepalingen van overgangsrecht in verband met de invoering van de wet van 13 november 1997 (Stb. 544), tot wijziging van bepalingen van de Mediawet in verband met een herziening van de organisatiestructuur van de landelijke publieke omroep
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, A. Nuis, van 19 november 1997, nr. MLB/JZ/1997/33.885;
Gelet op artikel IV van de wet van 13 november 1997 (Stb. 544), tot wijziging van bepalingen van de Mediawet in verband met een herziening van de organisatiestructuur van de landelijke publieke omroep;
De Raad van State gehoord (advies van 8 december 1997, no. W05.97.0738);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, A. Nuis van 16 december 1997, nr. MLB/JZ/1997/39.224;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
Indien de eerste benoeming van de leden van de raad van bestuur met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van de wet van 13 november 1997 (Stb. 544), tot wijziging van bepalingen van de
Mediawet in verband met een herziening van de organisatiestructuur van de landelijke publieke omroep, is geschied in voorafgaand overleg met het algemeen bestuur van de Nederlandse Omroep Stichting, zoals dat bestond op de dag voorafgaande aan genoemd tijdstip, wordt deze benoeming aangemerkt als een benoeming in de zin van
artikel 19, tweede lid, van de Mediawet.
1.
Voor het kalenderjaar 1998 stelt de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, in afwijking van artikel 101, eerste lid, aanhef, van de
Mediawet , het in
artikel 101, eerste lid, onderdeel f, van de Mediawet bedoelde bedrag dat beschikbaar is voor de versterking van de programmering, vast voor 1 maart 1998.
2.
De raad van bestuur kan, in afwijking van
artikel 101, vierde lid, van de Mediawet, het in het eerste lid bedoelde bedrag gedeeltelijk ten goede laten komen aan de instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep in het volgende kalenderjaar, voor zover dat bedrag niet nodig is voor versterking van de programmering in het kalenderjaar 1998. Laatstbedoeld bedrag wordt verrekend met het voor het kalenderjaar 1999 ter beschikking te stellen bedrag voor versterking van de programmering.
Artikel 3
Voor de indiening en afhandeling van bezwaar- en beroepschriften tegen besluiten van het Commissariaat voor de Media, genomen op grond van de
artikelen 99 tot en met
106 en
109 tot en met
109d van de Mediawet, zoals deze artikelen luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van de wet van 13 november 1997 (Stb. 544), tot wijziging van bepalingen van de
Mediawet in verband met een herziening van de organisatiestructuur van de landelijke publieke omroep, blijft het recht zoals het gold voor dat tijdstip van toepassing.
Artikel 4
Voor de toepassing van artikel III van de wet van 13 november 1997 (Stb. 544), tot wijziging van bepalingen van de
Mediawet in verband met een herziening van de organisatiestructuur van de landelijke publieke omroep, zijn de in dat artikel bedoelde leden van het algemeen bestuur, onderscheidenlijk voorzitter van NOS, vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van genoemde wet lid, respectievelijk voorzitter van de raad van toezicht van de Nederlandse Omroep Stichting voor het restant van de termijn waarvoor benoeming tot lid van het algemeen bestuur, respectievelijk voorzitter van de NOS, heeft plaatsgevonden.
Artikel 5
Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de wet van 13 november 1997 (Stb. 544), tot wijziging van bepalingen van de
Mediawet in verband met een herziening van de organisatiestructuur van de landelijke publieke omroep in werking treedt.
's-Gravenhage, 17 december 1997
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
Uitgegeven vijftiende januari 1998
De Minister van Justitie,