De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Artikel 1
In dit besluit wordt verstaan onder:
a.
minister:
Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
b.
minister van VWS:
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
c.
VWA:
de Voedsel en Waren Autoriteit;
d.
IG-VWA:
de inspecteur-generaal van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit die de leiding heeft van de VWA;
e.
waren:
hetgeen daaronder wordt verstaan in de
Warenwet .
1.
Er is een Voedsel en Waren Autoriteit die ressorteert onder de minister.
2.
De leiding van de VWA berust bij de IG-VWA.
1.
De ambtenaren van de VWA zijn belast met de handhaving van de in het tweede lid bedoelde wettelijke voorschriften, voor zover die ambtenaren daarmee bij of krachtens wettelijk voorschrift zijn belast.
2.
De in het eerste lid bedoelde wettelijke voorschriften zijn:
a.
de bij of krachtens de volgende wetten gestelde voorschriften:
6º
de
Wet op de dierproeven ;
7º
de
Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden ;
9º
de
Drank- en Horecawet ;
11º
de
Diergeneesmiddelenwet ;
12º
de
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren ;
13º
de
Landbouwkwaliteitswet ;
16°
de
Geneesmiddelenwet ;
b.
het
Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen ;
c.
krachtens de
Wet op de Bedrijfsorganisatie door publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties vastgestelde verordeningen.
3.
Ter uitvoering van de in het tweede lid bedoelde regelgeving is de VWA tevens belast met:
a.
het erkennen van ondernemingen;
b.
het keuren van levende en geslachte dieren en producten hiervan;
c.
het houden van toezicht op bedrijfskeuringen;
d.
het verlenen van erkenning, registraties en vergunningen aan bedrijven, veewagens en personen, en het afgeven van certificaten;
e.
het uitvoeren van bedrijfscontroles.
Artikel 4
De VWA is ter bescherming van de volksgezondheid tevens belast met de navolgende taken en daarmee samenhangende werkzaamheden:
a.
het programmeren en coördineren van het onderzoek op het terrein van de voedselveiligheid ten behoeve van de risicobeoordeling dat direct verband houdt met de in
artikel 3, tweede lid, onder a en b, bedoelde voorschriften;
b.
het verstrekken of doen verstrekken van informatie over de in dit besluit geregelde taken en werkzaamheden;
c.
het periodiek rapporteren over de hoedanigheid van waren in het algemeen en voedsel en de grondstoffen daarvoor in het bijzonder, alsmede over de kwaliteit van de wijze waarop de handhaving, bedoeld in
artikel 3, eerste lid, plaatsvindt;
d.
het uitvoeren van andere door de minister of de minister van VWS op te dragen werkzaamheden.
1.
De minister en de minister van VWS sturen jaarlijks voor 15 juli een opdrachtbrief aan de IG-VWA met:
a.
een indicatie van de opdrachtverlening aan de VWA; en
b.
het daarvoor beschikbare budget.
2.
De IG-VWA dient jaarlijks voor 1 november een werkprogramma in bij de minister, waarin zijn opgenomen de activiteiten van de VWA.
a.
heeft betrekking op het eerstkomende volle kalenderjaar;
b.
bevat een vooruitblik op de navolgende drie kalenderjaren; en
c.
bevat een afzonderlijke opsomming en uitwerking van de activiteiten van de in
artikelen 3,
4 en
5 genoemde taken en werkzaamheden.
4.
Over de delen van het werkprogramma vindt vóór de indiening ervan overleg plaats met:
a.
de minister van VWS, voorzover een direct verband bestaat met:
2º
de bij of krachtens de
Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden vastgestelde regels inzake biociden;
3º
de
Warenwetregeling residuen van bestrijdingsmiddelen ;
b.
de minister, voorzover een direct verband bestaat met de regelgeving, genoemd in:
2º
artikel 3, tweede lid, onder a, 7°, met uitzondering van de
Warenwetregeling residuen van bestrijdingsmiddelen en de bij of krachtens de
Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden vastgestelde regels inzake biociden;
5.
Het werkprogramma behoeft binnen twee maanden na indiening de goedkeuring van de minister en de minister van VWS. Wijzigingen in een goedgekeurd werkprogramma, al dan niet op verzoek van de minister of de minister van VWS, worden slechts aangebracht na instemming van de minister en de minister van VWS.
2.
Het eerste lid is slechts van toepassing nadat de IG-VWA door de minister in kennis is gesteld van diens voornemen een opdracht uit te vaardigen als bedoeld in het eerste lid.
3.
Zodra sprake is van een in het eerste lid bedoelde crisis, dient de IG-VWA binnen één maand een aangepast werkprogramma in de bij de minister.
Artikel 6, derde, vierde en vijfde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
1.
Met de uitoefening van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, bedoeld in
artikel 36 van de Gezondheidswet, worden belast de door de minister van VWS aan te wijzen ambtenaren van de VWA.
2.
De overeenkomstig het eerste lid aangewezen ambtenaren zijn gehouden opdrachten van de minister van VWS uit te voeren. Artikel 7, tweede lid, is met betrekking tot de eerste volzin van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van ‘de minister van LNV’ wordt gelezen: de minister van VWS.
Artikel 9
De IG-VWA zendt jaarlijks voor 1 juni een verslag van de werkzaamheden van de VWA in het afgelopen jaar aan de minister en de minister van VWS.
1.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 10 juli 2002.
3.
In afwijking van het eerste lid treedt
artikel 6 in werking met ingang van 1 januari 2003.
Artikel 12
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit organisatie VWA.