Besluit van 21 december 2006, houdende voorschriften ter uitvoering van enkele bepalingen van het Wetboek van Strafvordering in verband met de opsporing van terroristische misdrijven (Besluit opsporing terroristische misdrijven)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 27 november 2006, nr. 5452570/06/6;
Gelet op de artikelen 126za, vierde lid, 126zc, 126zh, eerste lid, 126zi, derde lid, 126zq, vierde lid, 126zs, vierde lid, en 126ee van het Wetboek van Strafvordering;
De Raad van State gehoord (advies van 14 december 2006, nr. W03.06.0522/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 20 december 2006, nr. 5458278/06/6;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
In dit besluit wordt verstaan onder:
a.
de wet: het
Wetboek van Strafvordering ;
Artikel 2
Bij een mondeling bevel tot toepassing van de bevoegdheden, bedoeld in de
artikelen 126zq,
126zr en
126zs van de wet, legt de opsporingsambtenaar die het bevel uitvoert de volgende gegevens in een proces-verbaal vast:
a.
het tijdstip waarop het bevel is gegeven, de naam van de officier van justitie die het bevel heeft gegeven, de geldigheidsduur van het bevel en een omschrijving van het gebied waarop het bevel van toepassing is;
b.
het aantal keren dat een bevoegdheid is toegepast;
c.
de wijze waarop de bevoegdheid is uitgeoefend.
2.
De opsporingsambtenaar die bij de uitoefening van zijn dienst in een veiligheidsrisicogebied bevoegdheden toepast, bedoeld in de
artikelen 126zq,
126zr en
126zs van de wet, legt in een proces-verbaal de volgende gegevens vast:
a.
het aantal keren dat een bevoegdheid is toegepast;
b.
de wijze waarop de bevoegdheid is uitgeoefend.
3.
De opsporingsambtenaar verstrekt aan de persoon te wiens aanzien een van de bevoegdheden, bedoeld in de
artikelen 126zq,
126zr en
126zs van de wet, wordt toegepast, een schriftelijk bescheid, houdende nadere informatie omtrent de bevoegdheidsuitoefening.
4.
Het schriftelijk bescheid, bedoeld in het derde lid, vermeldt het dienstnummer van de optredende ambtenaar, tijdstip en plaats van het optreden, de toegepaste bevoegdheid alsmede bij wie en op welke wijze een klacht kan worden ingediend. Indien bevoegdheidsuitoefening plaatsvindt op bevel van de officier van justitie wordt daarvan tevens aantekening gemaakt.
1.
Onderzoek aan kleding geschiedt door het aftasten van de kleding of het onderzoeken van afzonderlijke kledingstukken voor zover dat nodig is voor doeltreffende controle.
2.
Onderzoek aan kleding wordt zoveel mogelijk uitgevoerd door een opsporingsambtenaar die hetzelfde geslacht heeft als de persoon die aan het onderzoek wordt onderworpen.
3.
Onderzoek aan kleding vindt zoveel mogelijk plaats in het bijzijn van een tweede opsporingsambtenaar.
4.
Onderzoek aan kleding vindt plaats in een afgezonderde ruimte, indien de persoon die aan het onderzoek wordt onderworpen of de betrokken opsporingsambtenaar daaraan de voorkeur geeft.
2.
[Wijzigt het Samenwerkingsbesluit bijzondere opsporingsbevoegdheden.]
Artikel 7
[Wijzigt het Besluit vorderen gegevens telecommunicatie.]
Artikel 8
[Wijzigt het Besluit technische hulpmiddelen strafvordering.]
Artikel 9
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Artikel 10
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit opsporing terroristische misdrijven.
’s-Gravenhage, 21 december 2006
Uitgegeven de achtentwintigste december 2006