Besluit van 25 juni 1997 tot uitvoering van de Huursubsidiewet, met uitzondering van de bepalingen van die wet betreffende de beheersing van de huurlasten en de huursubsidieuitgaven (Huursubsidiebesluit)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 25 maart 1997, nr. MJZ 97092973, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
Gelet op de artikelen 4, derde lid, 11, tweede lid, 28, derde lid, en 46 van de Huursubsidiewet, alsmede op artikel 34, derde lid, van de Huisvestingswet, 70, vijfde en zesde lid, van de Woningwet, 34, vierde lid, van de Wet op de rechtsbijstand, 9, zevende lid, van de Wet rechtsbijstand aan on- en minvermogenden, 7a, tweede lid, van de Algemene Bijstandswet en 102 van de Organisatiewet sociale voorzieningen 1997;
De Raad van State gehoord (advies van 4 juni 1997, nr. W08.97.0165);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 20 juni 1997, nr. MJZ 97109564, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
In dit besluit wordt verstaan onder wet:
Wet op de huurtoeslag .
a.
hij langer dan een jaar op een ander adres verblijft dan het adres waarop hij als ingezetene in de basisregistratie personen staat ingeschreven, en
b.
sprake is van een bijzondere omstandigheid.
2.
Als een bijzondere omstandigheid als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt aangemerkt een verblijf in:
b.
een psychiatrische inrichting;
c.
een penitentiaire inrichting.
2.
Het eerste lid geldt uitsluitend ten aanzien van de partner of medebewoner die met het oog op de verzorgingsbehoefte van de huurder of van hemzelf als ingezetene op hetzelfde woonadres als de huurder staat ingeschreven in de basisregistratie personen en is van toepassing indien:
c.
het gezamenlijke toetsingsinkomen van de huurder, diens partner en de medebewoners, met inbegrip van de in het eerste lid bedoelde buiten beschouwing te laten persoon, niet meer bedraagt dan € 45 500.
3.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt geen rekening gehouden met de verzorgingsbehoefte van een minderjarige eerstegraads bloed- of aanverwant in de neergaande lijn.
4.
Artikel 27, eerste lid, van de wet is van overeenkomstige toepassing op de in het tweede lid, onderdelen b en c, vermelde bedragen, waarbij ten aanzien van het in het tweede lid, onderdeel c, vermelde bedrag het resultaat naar boven wordt afgerond op een veelvoud van € 25.
d.
afkoopsommen op grond van de
Liquidatiewet ongevallenwetten ;
2.
Indien sprake is van een nabetaling die over de berekeningsjaren waarop deze nabetaling betrekking heeft gemiddeld meer dan € 2300 per jaar bedraagt, vindt het eerste lid, onderdeel b, uitsluitend toepassing indien over de berekeningsjaren waarop de nabetaling betrekking heeft minder huurtoeslag zou worden genoten dan indien de betrokken inkomsten niet als nabetaling zouden zijn uitbetaald.
3.
Indien de belanghebbende gedurende het gehele berekeningsjaar een partner heeft, wordt het in het eerste lid, onderdeel e, bedoelde drempelbedrag voor uitgaven voor specifieke zorgkosten verdubbeld.
1.
Een woongebouw of een woning waarvan onzelfstandige woonruimte deel uitmaakt als bedoeld in
artikel 11, eerste lid, onder b, van de wet, kan op voet van artikel 11, tweede lid, van de wet, slechts door de Belastingdienst/Toeslagen worden aangewezen indien:
a.
de desbetreffende woonruimten geschikt en bestemd zijn voor:
1°.
begeleid wonen, of een daarmee vergelijkbare woonvorm, of
2°.
groepswonen door ouderen, of een daarmee vergelijkbare woonvorm;
b.
de desbetreffende huurovereenkomst naar haar aard niet van korte duur is;
c.
de rekenhuur niet anders dan door middel van een huurtoeslag wordt gesubsidieerd, en
d.
de desbetreffende woonruimten zodanig zijn verdeeld dat elke huurder over minimaal één privé-vertrek beschikt.
2.
Een woongebouw of een woning waarvan onzelfstandige woonruimte deel uitmaakt, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 1°, kan voorts slechts worden aangewezen indien:
a.
de desbetreffende woonruimten bestemd zijn voor huurders die zonder zorg of begeleiding niet zelfstandig kunnen wonen;
b.
het begeleid wonen of de daarmee vergelijkbare woonvorm gericht is op integratie en acceptatie van de bewoners in de nabije omgeving;
c.
de zorg of begeleiding plaatsvindt door een instelling als bedoeld in
artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de Wet toelating zorginstellingen, die zorg verleent waarop aanspraak bestaat ingevolge de
Wet langdurige zorg of door een andere deskundige, erkende hulpverleningsinstantie, of de huurders beschikken over een persoonsgebonden budget als bedoeld in de Wet langdurige zorg, de
Zorgverzekeringswet , de
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 of de
Jeugdwet ;
d.
er een gescheiden huur- en zorgovereenkomst is, en
e.
de desbetreffende woonruimten niet bestemd zijn om uitsluitend te worden bewoond door minderjarige huurders.
3.
Een woongebouw of een woning waarvan onzelfstandige woonruimte deel uitmaakt, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 2°, kan voorts slechts worden aangewezen indien:
a.
alle huurders van de desbetreffende woonruimten zijn genoemd in één overeenkomst van huur en verhuur;
b.
in de desbetreffende woonruimten ten minste drie huishoudens zijn gehuisvest, en
4.
De Belastingdienst/Toeslagen kan de aanwijzing intrekken indien niet langer wordt voldaan aan het eerste, tweede of derde lid.
Artikel 8
[Wijzigt het Besluit draagkrachtcriteria rechtsbijstand.]
Artikel 9
[Wijzigt het Besluit financiële toevoegingsgrenzen.]
Artikel 10
[Wijzigt het Bijstandsbesluit krediethypotheek.]
Artikel 11
[Wijzigt het Besluit gegevensverstrekking sociale verzekeringen 1997.]
Artikel 13
[Wijzigt het Besluit beheer sociale-huursector.]
Artikel 14
Op subsidietijdvakken die zijn aangevangen onder de werking van de Wet individuele huursubsidie blijven van toepassing het Besluit individuele huursubsidie en het Besluit verklaring huurgegevens individuele huursubsidie.
1.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 1997.
2.
Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt gepubliceerd wordt uitgegeven op of na 1 juli 1997, werkt het terug tot en met 1 juli 1997.
Artikel 16
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit op de huurtoeslag.
's-Gravenhage, 25 juni 1997
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Uitgegeven de eerste juli 1997
De Minister van Justitie,