Besluit van 1 oktober 1990
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 15 augustus 1990, No. P. 903902, Directie Personeelszaken, Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, van 12 september 1990, nr. 90M005697 en Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 10 september 1990, DGMP/AV/FAR nr. AB90/249/1;
Overwegende, dat het wenselijk is om de arbeidsduur van personenchauffeurs die structureel overwerk verrichten te verlengen, onder de toekenning van een toelage, en een aparte regeling te treffen voor het overwerk;
Gelet op artikel 21, zevende lid, Algemeen Rijksambtenarenreglement, artikel 23, twaalfde lid, artikel 19 en artikel 25, tweede lid, Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984;
Hebben goedgevonden en verstaan:
1.
De maandelijkse werktijd wordt met 30 uren verlengd tot 195 uren. Daarvoor wordt een vaste maandelijkse toelage toegekend van 30/165 van het salaris.
2.
Deze toelage behoort tot het ambtelijk inkomen, telt derhalve mee voor het pensioen en wordt doorbetaald bij vakantie en ziekte.
3.
Individuele werktijd wordt vastgesteld aan de hand van het geldende dienstrooster.
1.
Overwerk wordt beperkt tot 45 uren per maand (boven de tot 195 uren verlengde werktijd).
2.
Zonodig wordt het aantal extra uren van 75 (30 + 45) bezien op jaarbasis. Boven de normale werktijd van 165 uren per maand komen per jaar dus maximaal 12 * 75 uren voor vergoeding in aanmerking.
3.
De overuren worden tot een maximum van gemiddeld 45 uren per maand, ter beoordeling van het bevoegd gezag,
a.
òf vergoed tegen 150% van het uursalaris,
b.
òf gecompenseerd in tijd met een vergoeding van 50% van het uursalaris.
4.
In de situatie als bedoeld onder 2.3.b. tellen de in tijd gecompenseerde uren niet mee voor het maximum-aantal te vergoeden overuren.
5.
De onder 2.3. genoemde vergoeding is geen ambtelijk inkomen, telt niet mee voor het pensioen en wordt niet doorbetaald bij vakantie en ziekte.
's-Gravenhage, 1 oktober 1990
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
De Minister van Binnenlandse Zaken,
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,
Uitgegeven de tweeëntwintigste januari 1991
De Minister van Justitie,