Besluit van 1 september 1959, tot vaststelling van voorschriften betreffende het fotograferen uit de lucht
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Ministers voor Defensie en van Verkeer en Waterstaat van 21 april 1959, nr. 202.620/3 H;
Gelet op artikel 62, derde lid en artikel 76, eerste lid, onder d van de Luchtvaartwet (wet van 15 januari 1958, Stb. 47) en op artikel 36 van het Verdrag van Chicago inzake de internationale burgerlijke luchtvaart, goedgekeurd bij de wet van 28 februari 1947, Stb. H 65;
De Raad van State gehoord (advies van 2 juni 1959, nr. 39);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Defensie en van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 6 augustus 1959, Directoraat Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving en Publiekrecht (Oorlog), nr. 202.620/4 E, nr. Mar. 538.626/286.894 en van 26 augustus 1959 no. Jur./14336;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
In dit besluit wordt verstaan onder:
a.
"fotograferen": het maken van fotografische of cinematografische opnamen;
b.
"fotografisch toestel": een toestel, waarmede fotografische of cinematografische opnamen kunnen worden gemaakt;
c.
"Nederlands rechtsgebied": het grondgebied van Nederland, daaronder begrepen de territoriale wateren.
1.
Het is verboden zonder vergunning van Onze Minister van Defensie boven Nederlands rechtsgebied uit luchtvaartuigen te fotograferen of te doen fotograferen.
2.
Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor het fotograferen uit luchtvaartuigen, die worden geëxploiteerd voor het vervoer van personen of goederen voorzover
a.
het een vlucht betreft, waarbij de plaats van bestemming of van vertrek buiten Nederland is gelegen of
b.
het een vlucht betreft tussen twee in Nederland gelegen plaatsen en deze vlucht geschiedt in overeenstemming met een gepubliceerde dienstregeling.
1.
Een vergunning als bedoeld in
artikel 2, eerste lid kan onder beperkingen worden verleend. Aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden.
2.
De vergunning kan te allen tijde worden ingetrokken. In de daaraan verbonden beperkingen en voorschriften kan te allen tijde wijziging worden gebracht.
Artikel 4
Het verzoek tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in
artikel 2, eerste lid moet worden gericht tot Onze Minister van Defensie en moet een opgave behelzen van:
a.
naam, voornamen, geboortedatum en -plaats, woonplaats en nationaliteit van de aanvrager;
b.
aantal, aard en type van de luchtvaartuigen, zomede aantal en soort van de daarin mede te voeren fotografische toestellen;
c.
naam, voornamen, geboortedatum en -plaats, woonplaats en nationaliteit van degene, die de opnamen zal maken.
1.
Het is aan een ieder, die niet in het bezit is van een vergunning als bedoeld in
artikel 2, eerste lid verboden boven Nederlands rechtsgebied een fotografisch toestel in een luchtvaartuig mede te voeren.
2.
Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor het medenemen van een fotografisch toestel in de gevallen bedoeld in het
tweede lid van artikel 2.
1.
Het bepaalde in
artikel 2, eerste lid is niet van toepassing op het fotograferen uit Nederlandse en bondgenootschappelijke militaire luchtvaartuigen ten behoeve van militaire doeleinden.
2.
Het bepaalde in
artikel 5, eerste lid is niet van toepassing op het medevoeren van fotografische toestellen in Nederlandse en bondgenootschappelijke militaire luchtvaartuigen ten behoeve van militaire doeleinden.
Artikel 8
De vergunningen, verleend ingevolge Ons besluit van 9 juni 1953, Stb. 309, worden geacht op de voet van dit besluit te zijn verleend. Zij blijven in geen geval langer van kracht dan twaalf maanden na de dag, waarop dit besluit in werking treedt.
Artikel 9
Dit besluit kan worden aangehaald als "Besluit luchtfotografie".
Artikel 10
Ons besluit van 9 juni 1953, Stb. 309 (Besluit luchtfotografie) wordt ingetrokken.
Artikel 11
Dit besluit treedt in werking tegelijk met de
Luchtvaartwet (wet van 15 januari 1958, Stb. 47).
Soestdijk, 1 september 1959
De Staatssecretaris van Defensie,
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
Uitgegeven de tweeëntwintigste september 1959.
De Minister van Justitie,