Besluit van 11 maart 1988, houdende regels voor LPG-tankstations
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 21 november 1986, Centrale Directie Juridische Zaken, afdeling Wetgeving nr. MJZ21n6004, gedaan in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelet op de artikelen 2a en 30e van de Hinderwet (Stb. 1981, 410);
De Raad van State gehoord (advies van 16 september 1987, no. W08.86 0619.);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 29 februari 1988, Centrale directie Juridische Zaken, afdeling Wetgeving, nr. MJZ 2928044, uitgebracht in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Hebben goedgevonden en verstaan:
1.
In dit besluit en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:
a.
LPG: een produkt, hoofdzakelijk bestaande uit propaan en propeen, met geringe hoeveelheden ethaan, butanen en butenen (handelspropaan), dan wel hoofdzakelijk bestaande uit butaan, buteen en isobutaan (handelsbutaan) alsmede mengsels van de genoemde produkten, voor zover de dampspanning bij 343 K (70°C) ten hoogste 3100 kPa (31 bar) bedraagt;
1°.
de doorzet van LPG meer bedraagt dan 50 m
3 per jaar;
2°.
de bewaring van LPG niet meer bedraagt dan 80 m
3 ;
1°.
sporthallen en zwembaden;
2°.
winkels, voor zover zij niet onder categorie II vallen;
3°.
hotels, restaurants en kantoorgebouwen, voor zover zij niet onder categorie II vallen;
4°.
bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder categorie II vallen, alsmede incidentele dienst- of bedrijfswoningen die op industrieterreinen voorkomen, met een gemiddelde dichtheid aan dienst- of bedrijfswoningen van ten hoogste één per hectare;
5°.
speeltuinen, sportvelden, openluchtzwembaden en andere recreatieterreinen, voor zover deze recreatieterreinen niet onder categorie II vallen;
e.
objecten categorie II:
1°.
bejaardenoorden, verpleeginrichtingen, ziekenhuizen en sanatoria, zwakzinnigeninrichtingen en psychiatrische ziekenhuizen, gezinsvervangende tehuizen;
3°.
complexen, waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk vloeroppervlak meer dan 1000 m² bedraagt, en winkels met een totaal vloeroppervlak van meer dan 2000 m² per object;
4°.
hotels, restaurants en kantoorgebouwen, bestemd voor meer dan 50 personen per object;
5°.
telefooncentrales, gebouwen met vluchtleidingsapparatuur, elektriciteitscentrales, hoofdschakelstations van de hoofdspoorweginfrastructuur, bedoeld in de
Spoorwegwet , en andere kwetsbare objecten met een hoge infrastructurele waarde;
6°.
installaties en bovengrondse opslagtanks voor brandbare, explosieve of giftige stoffen alsmede plaatsen ten behoeve van de bewaring van gasflessen waarvan de gezamenlijke inhoud meer dan 2500 liter (waterinhoud) bedraagt;
7°.
campings, bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen, volkstuincomplexen, waarop meer dan 25 tuinhuisjes, mede bestemd voor het verblijf van personen, aanwezig zijn en andere recreatieterreinen, bestemd voor het verblijf gedurende meerdere aaneengesloten dagen van het jaar van meer dan 50 personen;
f.
woning: de verblijfsruimten van een gebouw of deel van een gebouw dat voor bewoning gebruikt wordt of daartoe is bestemd;
g.
circulaire: circulaire "Sanering bestaande LPG-stations", uitgegeven door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, april 1985.
2.
Dit besluit is niet van toepassing op een LPG-tankstation:
a.
waarbij de afstand van het reservoir, gerekend vanaf de aansluitpunten van de leidingen alsmede het bovengrondse deel van de leidingen en de pomp bij het reservoir, of het vulpunt tot een woning van derden of een object categorie II, minder bedraagt dan 15 m;
b.
waarbij de afstand van het vulpunt tot een woning van derden of een object categorie II meer dan 15 m en minder dan 20 m bedraagt en waarbij door het treffen van een voorziening als bedoeld in voorschrift 4.6.5 van de bij dit besluit behorende
bijlage I niet voldaan kan worden aan het in dat voorschrift, onder c, genoemde afstandscriterium;
c.
waarbij de afstand van het reservoir, gerekend vanaf de aansluitpunten van de leidingen alsmede het bovengrondse deel van de leidingen en de pomp bij het reservoir, of het vulpunt tot een woning van derden of een object categorie II meer dan 15 m en minder dan 20 m bedraagt en waarbij niet voldaan kan worden aan de afstanden tot objecten binnen de inrichting, die volgens de voorschriften onder 4 van de bij dit besluit behorende
bijlage I aangehouden dienen te worden;
d.
dat zodanig is ingericht dat het vulpunt van het reservoir niet bereikbaar is voor een tankwagen, waarvan de inhoud ten minste 20 m
3 bedraagt.
Artikel 2
Degene die een LPG-tankstation drijft, dient, behalve aan de voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden, te voldoen aan de voorschriften die zijn opgenomen in de bij dit besluit behorende
bijlage I , alsmede aan de krachtens deze voorschriften door het bevoegd gezag gestelde nadere eisen. De voorschriften, opgenomen in
bijlage I , zijn niet van toepassing op drukapparatuur, samenstellen en druksystemen waarop het
Warenwetbesluit drukapparatuur van toepassing is, voorzover de voorschriften betrekking hebben op het ontwerp, de vervaardiging, de overeenstemmingsbeoordeling, de keuring voor ingebruikneming en de herkeuring bedoeld in dat besluit.
1.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
2.
Met betrekking tot een LPG-tankstation, opgericht vóór 1 januari 1985, wordt
artikel 2 van toepassing, afhankelijk van de datum van de laatste keuring van de LPG-installatie door de Dienst voor het Stoomwezen, overeenkomstig de onderstaande tabel.
3.
In een geval als bedoeld in het tweede lid, geeft degene die een LPG-tankstation drijft, ten minste vier weken voor het in dat lid bedoelde tijdstip het bevoegd gezag, het districtshoofd en het districtshoofd van de Dienst voor het Stoomwezen ervan kennis dat hij het LPG-tankstation in werking heeft.
4.
Bij een kennisgeving als bedoeld in het derde lid worden de gegevens verstrekt, die in de bij dit besluit behorende
bijlage II zijn aangegeven. De kennisgeving wordt gedaan op een formulier waarvan het model wordt vastgesteld door Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Onze Minister kan daarbij nadere regels stellen met betrekking tot de in
bijlage II bedoelde gegevens.
5.
Een kennisgeving is niet vereist, indien voor het LPG-tankstation een kennisgeving als bedoeld in artikel 1a van het Hinderbesluit (Stb. 1980, 445) is gedaan, met gebruikmaking van het meldingsformulier vermeld in bijlage 2 van de circulaire.
Artikel 4
Dit besluit kan worden aangehaald als Besluit LPG-tankstations milieubeheer.
’s-Gravenhage, 11 maart 1988
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Uitgegeven de vijfentwintigste maart 1988
De Minister van Justitie,