Besluit van 8 december 2011, houdende vaststelling Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 september 2011, nr. KO/2011/16167, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën en in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
Gelet op artikel 1.5, derde lid, 1.45, vierde lid, 1.47a, tweede lid, 1.50, tweede lid, , 2.2, derde lid, 2.4a, tweede lid, en 2.6, tweede lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 oktober 2011, No. W12.11.0388/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 5 december 2011, nr, KO/2011/19253, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Financiën;
Hebben goedgevonden en verstaan:
1.
In dit besluit wordt verstaan onder:
–
aantal kindplaatsen: maximum aantal kinderen dat gelijktijdig in een peuterspeelzaal of in een kinderopvangvoorziening, die geen gastouderbureau is, kan worden opgevangen, waarbij in het geval van een voorziening voor gastouderopvang tot de kinderen behoort een kind jonger dan 10 jaar van de gastouder of zijn partner;
–
buitenschoolse opvang: kinderopvang, verzorgd door een kindercentrum voor kinderen in de leeftijd dat zij naar het basisonderwijs kunnen gaan, waarbij opvang wordt geboden voor of na de dagelijkse schooltijd, alsmede gedurende vrije dagen of middagen en in de schoolvakanties;
–
dagopvang: kinderopvang, verzorgd door een kindercentrum voor kinderen tot de leeftijd waarop zij het basisonderwijs volgen;
–
inschrijving in het register: het toekennen, op basis van een positieve beschikking, van de status geregistreerd in het register kinderopvang dan wel het register peuterspeelzaalwerk;
–
inschrijving in het register buitenlandse kinderopvang: het toekennen, op basis van een positieve beschikking, van de status geregistreerd in het register buitenlandse kinderopvang;
–
kinderopvangvoorziening: buitenschoolse opvang op een specifiek adres, dagopvang op een specifiek adres, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang;
–
KvK-nummer: een door de Kamer van Koophandel toegekend uniek nummer over een onderneming of maatschappelijke activiteit in het handelsregister;
–
KvK-vestigingsnummer: een door de Kamer van Koophandel toegekend uniek nummer aan een vestiging in het handelsregister;
–
Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
–
registers: het register kinderopvang en het register peuterspeelzaalwerk;
–
wet:
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen .
2.
Een geregistreerd kindercentrum, een geregistreerd gastouderbureau of een geregistreerde voorziening voor gastouderopvang als bedoeld in
artikel 1.5, eerste lid, van de wet heeft de status «geregistreerd» in het register kinderopvang.
1.
De registers en het register buitenlandse kinderopvang hebben de vorm van een elektronische databank.
2.
In de registers worden gegevens verwerkt over kinderopvangvoorzieningen en peuterspeelzalen en over de inschrijving in en de verwijdering uit de registers van die voorzieningen en peuterspeelzalen.
4.
In de registers worden gegevens verwerkt met het oog op de raadpleging door ouders om na te gaan of de kinderopvangvoorzieningen en de peuterspeelzalen redelijkerwijs zullen voldoen aan de kwaliteitseisen die de wet aan exploitatie stelt, om inzage te geven in het onderzoek naar deze kwaliteitseisen en in verband met de aanspraken van de ouders, bedoeld in
artikel 1.5 van de wet.
6.
In de registers worden gegevens verwerkt met het oog op het toezicht op de naleving en de handhaving van de naleving van de kwaliteitseisen, die de wet aan exploitatie van kinderopvangvoorzieningen of peuterspeelzalen stelt.
7.
In het register kinderopvang en het register buitenlandse kinderopvang worden gegevens verwerkt over inschrijving in en de verwijdering uit het register met het oog op besluiten over de kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst/Toeslagen.
2.
Het college is mede verantwoordelijke voor de verwerking van de gegevens die in de registers worden opgenomen.
1.
Ten behoeve van de verantwoordelijken, bedoeld in
artikel 3, wijst Onze Minister een bewerker in de zin van de
Wet bescherming persoonsgegevens aan.
2.
Bij de bewerker berust in ieder geval het beheer van de registers en het register buitenlandse kinderopvang, waarbij zorg gedragen wordt voor een goede beschikbaarheid, betrouwbaarheid, werking en beveiliging van de registers en het register buitenlandse kinderopvang.
3.
De bewerker richt de toegang tot en de inzagemogelijkheden van de registers en het register buitenlandse kinderopvang in overeenkomstig de regeling, bedoeld in het vijfde lid.
4.
Het college treft maatregelen die er toe strekken dat de inhoud van de registers juist, actueel en volledig is.
5.
Bij ministeriële regeling, wordt, in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de aanwijzing van de bewerker nader geregeld, wordt een systeembeschrijving vastgesteld en worden nadere regels gesteld voor de taak van de bewerker. De systeembeschrijving geeft de inrichting, werking en autorisatie van de registers en het register buitenlandse kinderopvang aan.
1.
Bij de aanvraag, bedoeld in
artikel 1.45, eerste lid, van de wet, verstrekt degene die voornemens is een kinderopvangvoorziening niet zijnde een voorziening voor gastouderopvang te gaan exploiteren aan het college in ieder geval:
a.
het KvK-nummer van de onderneming of activiteit en, indien degene die voornemens is een kindercentrum of een gastouderbureau te exploiteren een natuurlijk persoon is, zijn burgerservicenummer;
b.
de naam en het correspondentieadres van degene die voornemens is het kindercentrum of het gastouderbureau te exploiteren en de naam, het bezoekadres en het telefoonnummer van het kindercentrum of het gastouderbureau;
c.
het aantal kindplaatsen waarvoor de aanvraag wordt gedaan, voor zover de aanvraag een kindercentrum betreft;
d.
het soort kinderopvang dat wordt geboden: dagopvang dan wel buitenschoolse opvang, voor zover de aanvraag een kindercentrum betreft;
e.
het gegeven of gesubsidieerde voorschoolse educatie wordt aangeboden, voor zover de aanvraag een kindercentrum betreft;
f.
een document waaruit blijkt dat degene die de aanvraag indient voor zover het om een kindercentrum of een gastouderbureau gaat, is aangesloten bij de geschillencommissie.
a.
de naam en het unieke registratienummer van het gastouderbureau;
b.
het burgerservicenummer, de naam, het telefoonnummer en het woonadres van de gastouder;
c.
het aantal kindplaatsen van de voorziening voor gastouderopvang;
d.
adresgegevens van de voorziening voor gastouderopvang.
3.
Ten behoeve van het afgeven van de beschikking en het onderzoek door de toezichthouder, bedoeld in
artikel 1.62, eerste lid, van de wet, verstrekt de aanvrager aan het college in ieder geval:
a.
voor zover het om een voorziening voor gastouderopvang gaat, die op het woonadres van de gastouder is gevestigd, het aantal huisgenoten van de gastouder van 18 jaar en ouder;
c.
een kopie van een document als bedoeld in
artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht van degene die de aanvraag indient voor zover het om een kindercentrum of een gastouderbureau gaat en van de gastouder, voor zover het om een voorziening voor gastouderopvang gaat;
1.
In het register kinderopvang neemt het college onder het unieke registratienummer de volgende gegevens op:
b.
per gastouderbureau: de geregistreerde voorzieningen voor gastouderopvang die gebruikmaken van de diensten van dat bureau, met het aan hen toegekende unieke registratienummer;
g.
de datum van de wijziging van gegevens, bedoeld in
artikel 7, vijfde lid;
h.
in geval van verwijdering uit het register kinderopvang: vermelding van deze verwijdering, alsmede de datum van deze verwijdering;
f.
een verwijzing naar de vindplaatsen van elektronische documenten van de in
artikel 1.63 van de wet bedoelde inspectierapporten;
g.
indien gesubsidieerde voorschoolse educatie wordt aangeboden: een aanduiding dat deze wordt aangeboden;
h.
de status van de inschrijving;
i.
de aansluiting van een houder bij de geschillencommissie, de begindatum van de aansluiting en indien van toepassing de einddatum van de aansluiting;
2.
Naast de gegevens, bedoeld in het eerste lid, neemt het college andere gegevens die bij ministeriële regeling kunnen worden aangewezen op onder het unieke registratienummer in het register kinderopvang.
2.
Onder een wijziging van gegevens waarvan de houder onverwijld mededeling doet als bedoeld in
artikel 1.47, eerste lid, van de wet wordt in ieder geval verstaan: een wijziging van gegevens als bedoeld in
artikel 5, eerste en tweede lid, de toekenning van een KvK-vestigingsnummer aan het kindercentrum of het gastouderbureau, de aansluiting of de beëindiging van de aansluiting van een voorziening voor gastouderopvang bij een gastouderbureau en de beëindiging van de exploitatie van de kinderopvangvoorziening.
3.
Indien de houder van een kindercentrum of van een gastouderbureau wijzigt, verzoeken de bestaande en de toekomstige houder voorafgaand aan de datum van deze wijziging gezamenlijk aan het college, de houdergegevens van dat kindercentrum of gastouderbureau in het register kinderopvang aan te passen met ingang van die datum. Het college behandelt dit gezamenlijke verzoek tot aanpassing van de bestaande en toekomstige houder als een aanvraag tot exploitatie van de kinderopvangvoorziening door de toekomstige houder als bedoeld in
artikel 5, waarbij het college bepaalt waarop het onderzoek, bedoeld in
artikel 1.62 van de wet, betrekking heeft. Vanaf de datum van deze aanvraag tot de datum van de beschikking op deze aanvraag en na een positieve beschikking blijft de kinderopvangvoorziening met de status geregistreerd en met ongewijzigd uniek registratienummer in het register ingeschreven staan. Na een negatieve beschikking wordt de kinderopvangvoorziening uit het register kinderopvang verwijderd met onmiddellijke ingang indien de nieuwe houder de voorziening al exploiteert of met ingang van de datum van wijziging van de houder in het handelsregister, indien die wijziging nog niet heeft plaatsgevonden.
4.
Indien de houder van een geregistreerde kinderopvangvoorziening een kinderopvangvoorziening in exploitatie wil nemen op een ander adres of op het adres waar hij al een kinderopvangvoorziening exploiteert, dient hij hiertoe een aanvraag als bedoeld in
artikel 1.45, eerste en tweede lid, van de wet in. Het college bepaalt in dat geval waarop het onderzoek, bedoeld in
artikel 1.62 van de wet betrekking heeft. In afwijking van de eerste zin wordt geen nieuwe aanvraag tot exploitatie ingediend indien het adres van een gastouderbureau wijzigt.
a.
is gebleken dat de houder niet langer de kinderopvangvoorziening exploiteert en er geen verzoek tot wijziging als bedoeld in
artikel 7, derde lid, is ingediend;
2.
Het college verwijdert de aanduiding aanbod voorschoolse educatie, indien aan de kinderopvangvoorziening daarvoor geen subsidie meer wordt verstrekt.
3.
De bewerker stelt de gastouders die volgens het register gebruik maken van de diensten van een gastouderbureau in kennis van de verwijdering van dat gastouderbureau.
4.
Het college maakt de verwijdering van een kinderopvangvoorziening, niet zijnde een voorziening voor gastouderopvang, uit het register kinderopvang bekend in een lokaal verspreid dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad dan wel op een gemeentelijke website.
5.
De verwijdering uit het register kinderopvang, bedoeld in het eerste en tweede lid, en de bekendmaking, bedoeld in het derde en vierde lid, vinden onverwijld plaats.
6.
Het college kan een kinderopvangvoorziening uit het register kinderopvang verwijderen indien drie maanden na de inschrijving de opvang- of bemiddelingsactiviteiten van de kinderopvangvoorziening niet daadwerkelijk zijn begonnen.
7.
Bij verwijdering van een kinderopvangvoorziening uit het register kinderopvang blijft deze voorziening onder het unieke registratienummer in het register zichtbaar met de status «niet meer geregistreerd» en met de datum van ingang van die status, die op of na de datum ligt waarop de verwijdering door het college in het register is verwerkt.
8.
De termijn, bedoeld in
artikel 1.47b, vierde lid, van de wet, bedraagt vier maanden te rekenen vanaf de datum waarop de inschrijving van het gastouderbureau uit het register kinderopvang is verwijderd.
1.
De gegevens, genoemd in
artikel 6, die in het register kinderopvang zijn opgenomen kunnen door een ieder worden geraadpleegd, met uitzondering van burgerservicenummers, het telefoonnummer en het woonadres van gastouders, voor zover op dat adres geen voorziening voor gastouderopvang gevestigd is, en het woonadres van de houder van een kindercentrum of van een gastouderbureau, wanneer die houder een natuurlijke persoon is en voor zover het kindercentrum of het gastouderbureau niet op dat adres gevestigd is.
2.
Na verwijdering van een kinderopvangvoorziening kunnen door een ieder gedurende een periode van zeven jaren na de datum van de verwijdering, bedoeld in
artikel 8, zevende lid, uitsluitend worden geraadpleegd: de naam en het adres van de vestiging en het unieke registratienummer van de kinderopvangvoorziening, de status «niet meer geregistreerd» en de datum van ingang van deze status alsmede de daaraan voorafgaande datum van inschrijving.
3.
De gegevens die verwerkt worden in het register kinderopvang worden verstrekt aan de Belastingdienst/Toeslagen, voor zover de kennisneming daarvan noodzakelijk is voor de uitvoering van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en aan de rijksbelastingdienst voor de heffing of invordering van enige rijksbelasting.
4.
De gegevens van de houder die worden verwerkt in het register kinderopvang, worden verstrekt aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen om te kunnen bepalen welke personen werkzaam zijn in de kinderopvang.
1.
Bij de aanvraag, bedoeld in
artikel 1.48, derde lid, van de wet, verstrekt een ouder als bedoeld in artikel 1.48, derde lid, van de wet in ieder geval de volgende gegevens aan Onze Minister:
a.
zijn naam- en adresgegevens, zijn land van vestiging en zijn telefoonnummer;
f.
voor zover het gaat om gelijkstelling met een geregistreerde voorziening voor gastouderopvang en sprake is van tussenkomst van een organisatie als bedoeld in
artikel 1.48, eerste lid, van de wet of een geregistreerd gastouderbureau, de naam- en adresgegevens, het land van vestiging en het telefoonnummer van die organisatie;
g.
het soort kinderopvang dat wordt geboden;
i.
voor zover het gaat om gelijkstelling met een geregistreerde voorziening voor gastouderopvang en sprake is van tussenkomst van een organisatie als bedoeld in
artikel 1.48, eerste lid, van de wet of een geregistreerd gastouderbureau, een of meer bewijsstukken waaruit blijkt dat sprake is van die tussenkomst.
2.
De aanvraag, bedoeld in
artikel 1.48, derde lid, van de wet wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat ter zake door Onze Minister is vastgesteld.
3.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van het eerste lid.
1.
In het register buitenlandse kinderopvang neemt Onze Minister onder het unieke registratienummer de volgende gegevens op:
e.
de status van de inschrijving.
2.
Naast de gegevens, bedoeld in het eerste lid, neemt Onze Minister andere bij ministeriële regeling aangewezen gegevens op onder het unieke registratienummer in het register buitenlandse kinderopvang.
1.
Onder een wijziging van gegevens waarvan de ouder onverwijld mededeling doet als bedoeld in artikel 1.48, zevende lid, van de wet wordt verstaan: een wijziging van gegevens als bedoeld in
artikel 10b, eerste lid, onderdeel a.
b.
de houder van een voorziening niet meewerkt aan een verzoek om nadere informatie of de verstrekking van zakelijke gegevens of bescheiden als bedoeld in
artikel 1.48, vierde lid, van de wet;
c.
er geen kinderopvangtoeslag wordt uitbetaald voor het gebruik van deze voorziening;
2.
Onze Minister maakt de verwijdering van inschrijvingen uit het register buitenlandse kinderopvang als bedoeld in
artikel 1.48a, tweede lid, van de wet bekend op een website van de rijksoverheid.
4.
Bij verwijdering van een voorziening als bedoeld in
artikel 1.48, eerste of tweede lid, van de wet, blijft deze onder het unieke registratienummer zichtbaar met de status «niet meer geregistreerd» en met de datum van ingang van deze status, die ligt op of na de datum waarop de verwijdering door Onze Minister in het register buitenlandse kinderopvang is verwerkt.
1.
De ingangsdatum van de inschrijving in het register buitenlandse kinderopvang, bedoeld in
artikel 1.48, zesde lid, van de wet, wordt bepaald op de datum dat Onze Minister de aanvraag tot inschrijving daarin heeft ontvangen.
2.
De einddatum van de inschrijving in het register buitenlandse kinderopvang, bedoeld in
artikel 1.48, zesde lid, van de wet, wordt bepaald op vier jaar na de ingangsdatum van de inschrijving daarin, bedoeld in datzelfde artikel.
3.
Indien met een bewijsstuk als bedoeld in artikel
10a, eerste lid, onderdeel h, slechts aannemelijk wordt gemaakt dat de voorziening, bedoeld in
artikel 1.48, eerste of tweede lid, van de wet, voor een kortere periode dan vier jaar voldoet aan artikel 1.48, vijfde lid, onderdeel a, van de wet, wordt de einddatum, in afwijking van het tweede lid, bepaald op de laatste dag van die periode.
4.
Indien sprake is van verwijdering als bedoeld in
artikel 10d, wordt, in afwijking van het tweede lid, de datum waarop deze verwijdering ingaat als einddatum bepaald.
1.
De gegevens, genoemd in
artikel 10b, die in het register buitenlandse kinderopvang zijn opgenomen kunnen door een ieder worden geraadpleegd.
2.
Na verwijdering van een voorziening als bedoeld in
artikel 1.48, eerste of tweede lid, van de wet uit het register buitenlandse kinderopvang kunnen door een ieder gedurende een periode van zeven jaren na de datum van de verwijdering, bedoeld in
artikel 10d, vierde lid, uitsluitend worden geraadpleegd: de naam- en adresgegevens en het land van vestiging van de voorziening, het unieke registratienummer, de ingangsdatum van de inschrijving als bedoeld in artikel 1.48, zesde lid, van de wet, de status «niet meer geregistreerd» en de datum van ingang van deze status.
3.
De gegevens die verwerkt worden in het register buitenlandse kinderopvang worden verstrekt aan de Belastingdienst/Toeslagen, voor zover de kennisneming daarvan noodzakelijk is voor de uitvoering van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en aan de rijksbelastingdienst voor de heffing of invordering van enige rijksbelasting.
1.
Bij de aanvraag, bedoeld in
artikel 2.2 van de wet verstrekt degene, die voornemens is een peuterspeelzaal te gaan exploiteren aan het college in ieder geval:
a.
het KvK-nummer van de onderneming of activiteit en, indien degene die voornemens is een peuterspeelzaal te exploiteren een natuurlijk persoon is, zijn burgerservicenummer;
b.
de naam en het correspondentieadres van degene die voornemens is de peuterspeelzaal te exploiteren en de naam, het bezoekadres en het telefoonnummer van de peuterspeelzaal;
c.
het aantal kindplaatsen;
d.
het gegeven of gesubsidieerde voorschoolse educatie wordt aangeboden;
e.
een document waaruit blijkt dat degene die de aanvraag indient, is aangesloten bij de geschillencommissie.
1.
In het register peuterspeelzaalwerk neemt het college ten aanzien van elke peuterspeelzaal de volgende gegevens op:
a.
de gegevens, bedoeld in
artikel 11, eerste lid, en, zodra dat door de houder is aangeleverd, het KvK-vestigingsnummer;
e.
een verwijzing naar de vindplaatsen van elektronische documenten van de in
artikel 2.21 van de wet bedoelde inspectierapporten;
f.
de status van de inschrijving;
g.
de aansluiting van een houder bij de geschillencommissie, de begindatum van de aansluiting en indien van toepassing de einddatum van de aansluiting;
2.
Naast de gegevens, bedoeld in het eerste lid, neemt het college andere gegevens die bij ministeriële regeling kunnen worden aangewezen op in het register peuterspeelzaalwerk.
2.
Onder een wijziging van gegevens waarvan de houder onverwijld mededeling doet als bedoeld in
artikel 2.4, eerste lid, van de wet wordt in ieder geval verstaan: een wijziging van gegevens als bedoeld in
artikel 11, eerste lid, de toekenning van een KvK-vestigingsnummer aan de peuterspeelzaal en de beëindiging van de exploitatie van de peuterspeelzaal.
3.
Indien de houder van een peuterspeelzaal wijzigt, verzoeken de bestaande en de toekomstige houder voorafgaand aan de datum van deze wijziging gezamenlijk aan het college, de houdergegevens van de peuterspeelzaal in het register peuterspeelzaalwerk aan te passen met ingang van die datum. Het college behandelt dit gezamenlijke verzoek tot aanpassing van de bestaande en toekomstige houder als een aanvraag tot exploitatie van de peuterspeelzaal door de toekomstige houder als bedoeld in
artikel 11, waarbij het college bepaalt waarop het onderzoek, bedoeld in
artikel 2.20 van de wet, betrekking heeft. Vanaf de datum van deze aanvraag tot de datum van de beschikking op deze aanvraag en na een positieve beschikking blijft de peuterspeelzaal met de status geregistreerd in het register peuterspeelzaalwerk ingeschreven staan. Na een negatieve beschikking wordt deze peuterspeelzaal uit het register verwijderd met onmiddellijke ingang indien de nieuwe houder de peuterspeelzaal al exploiteert of met ingang van de datum van de wijziging van de houder in het handelsregister, indien die wijziging nog niet heeft plaatsgevonden.
4.
Indien de houder van een geregistreerde peuterspeelzaal op een nieuw adres een peuterspeelzaal in exploitatie wil nemen, dient hij hiertoe een aanvraag in als bedoeld in
artikel 2.2, eerste lid, van de wet. Het college bepaalt in dit geval waarop het onderzoek, bedoeld in
artikel 2.20 van de wet, betrekking heeft.
a.
is gebleken dat de houder niet langer de peuterspeelzaal exploiteert en er geen verzoek tot wijziging als bedoeld in
artikel 13, derde lid, is ingediend;
2.
Het college verwijdert de aanduiding aanbod voorschoolse educatie, indien aan de houder van de peuterspeelzaal daarvoor geen subsidie meer wordt verstrekt.
3.
Het college maakt de verwijdering van een peuterspeelzaal uit het register peuterspeelzaalwerk bekend in een lokaal verspreid dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad dan wel op een gemeentelijke website.
4.
De verwijdering uit het register peuterspeelzaalwerk, bedoeld in het eerste en tweede lid, en de bekendmaking, bedoeld in het derde lid, vinden onverwijld plaats.
5.
Het college kan een peuterspeelzaal uit het register peuterspeelzaalwerk verwijderen indien drie maanden na de inschrijving in het register de verzorging, opvoeding en het bijdragen tot de ontwikkeling van kinderen in de peuterspeelzaal niet daadwerkelijk is begonnen.
6.
Bij verwijdering van een peuterspeelzaal uit het register peuterspeelzaalwerk blijft deze voorziening in het register zichtbaar met de status «niet meer geregistreerd» en met de datum van ingang van die status, die op of na de datum ligt waarop de verwijdering door het college in het register is verwerkt.
1.
De gegevens, genoemd in
artikel 12, die in het register peuterspeelzaalwerk zijn opgenomen, kunnen door een ieder worden geraadpleegd, met uitzondering van het burgerservicenummer en woonadres van de houder van een peuterspeelzaal, wanneer die houder een natuurlijke persoon is en voor zover de peuterspeelzaal niet op dat adres gevestigd is.
2.
Na verwijdering van een peuterspeelzaal kunnen door een ieder gedurende een periode van zeven jaren na de datum van deze verwijdering uitsluitend worden geraadpleegd: de naam en het adres van de peuterspeelzaal, de status «niet meer geregistreerd», de datum van ingang van deze status en de daaraan voorafgaande datum van inschrijving.
3.
De gegevens van de houder die verwerkt worden in het register peuterspeelzaalwerk, worden verstrekt aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen om te kunnen bepalen welke personen werkzaam zijn bij een peuterspeelzaal.
Artikel 18. Overgangsbepaling
Een kinderopvangvoorziening die met de status «geregistreerd» is opgenomen in het register kinderopvang met toepassing van het
Besluit registratie kinderopvang wordt na de datum van inwerkingtreding van dit besluit aangemerkt als «geregistreerd» in het register kinderopvang met toepassing van dit besluit.
Artikel 20. Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk.
’s-Gravenhage, 8 december 2011
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Staatssecretaris van Financiën,
Uitgegeven de eenentwintigste december 2011
De Minister van Veiligheid en Justitie,