{**}
Rechtenmedia.nl - Juridische Online Uitgeverij  Rechtennieuws.nl | Jure.nl | Maxius.nl | Parlis.nl | Rechtenforum.nl | Vacatures | MijnWetten.nl | AdvocatenZoeken.nl | Rechtentotaal.nl
» Energiewijzer « advertorial
Bespaar geld en stap over!
Energiewijzer.nl, eerlijk over energie.

Juridische vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature

Powered by Jbmatch.nl

Inhoudsopgave
+ § 1. Algemeen
+ § 1a. Oppervlaktewater voor de bereiding van drinkwater
+ § 2. Zwemwater
+ § 3. Water voor zalmachtigen en water voor karperachtigen
+ § 4. Schelpdierwater
+ § 4a. Onderzoek ter uitvoering van de kaderrichtlijn water
+ § 5. Verdere bepalingen
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht
Jurisprudentie
Voorbeelden van het gebruik van deze artikel(en) in rechterlijke uitspraken

Besluit kwaliteitseisen en monitoring water

Bwb-id:
Officiele titel:
Citeertitel:
Ook bekend als:
Soort regeling:
Wetsfamilies:
Eerst verantwoordelijk ministerie:

Geldigheidsdatum:
Ingangsdatum:
Let op. Deze wet is vervallen op 17 maart 2010. U leest nu de tekst die gold op 16 maart 2010.
Besluit van 3 november 1983, houdende regelen inzake kwaliteitsdoelstellingen en metingen oppervlaktewateren
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 24 januari 1983, DGMH/BWS/W, nr. 176814;
Overwegende dat uitvoering moet worden gegeven aan de richtlijnen van de Raad van de Europese Gemeenschappen:
van 16 juni 1975, 75/440/EEG, betreffende de vereiste kwaliteit van het oppervlaktewater dat is bestemd voor de produktie van drinkwater in de Lid-staten;
van 8 december 1975, 76/160/EEG, betreffende de kwaliteit van zwemwater;
van 18 juli 1978, 78/659/EEG, betreffende de kwaliteit van zoet water dat bescherming of verbetering behoeft teneinde geschikt te zijn voor het leven van vissen;
van 9 oktober 1979, 79/869/EEG, inzake de meetmethoden en de frequentie van de bemonstering en de analyse van het oppervlaktewater dat is bestemd voor de produktie van drinkwater in de Lid-staten;
van 30 oktober 1979, 79/923/EEG, inzake de vereiste kwaliteit van schelpdierwater;
Gelet op de artikelen 13 en 15 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren ( Stb. 1981, 573);
Gezien het advies van de Raad van de Waterstaat van 14 mei 1982;
De Centrale raad voor de Milieuhygiëne gehoord;
De Raad van State gehoord (advies van 18 mei 1983, no. W08.83.0114/11.3.19.);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkhuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 30 september 1983, DGMH/BWS, nr. 2053202;
Hebben goedgevonden en verstaan:
1.
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Onze Ministers: Onze Minister tezamen met Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, ieder voor zover het onderdelen van het milieubeleid betreft, die tot zijn verantwoordelijkheid behoren;
stroomgebieddistrict: stroomgebieddistrict als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, van de Waterwet;
monitoringsprogramma: programma als bedoeld in artikel 5.3, vijfde lid, van de Wet milieubeheer;
stroomgebiedsbeheersplan: stroomgebiedsbeheersplan als bedoeld in artikel 13 van de kaderrichtlijn water.
2.
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt onder de begrippen oppervlaktewatertoestand en grondwatertoestand datgene verstaan wat daaronder wordt verstaan in de kaderrichtlijn water.
1.
De kwaliteitsdoelstelling oppervlaktewater voor de bereiding van drinkwater is het geheel van normen zoals aangegeven in de bij dit besluit behorende bijlage I .
2.
Aan de in het eerste lid bedoelde kwaliteitsdoelstelling is de datum van 1 januari 1985 verbonden.
3.
Voor de toepassing van deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt onder oppervlaktewater niet verstaan zout en brak water.
1.
Een oppervlaktewaterlichaam waaraan de in artikel 1a bedoelde kwaliteitsdoelstelling is verbonden, dient te worden onderzocht met een minimumfrequentie als aangegeven in bijlage I ten aanzien van de in die bijlage aangegeven parameters en op de wijze als aangegeven in de bij dit besluit behorende bijlage V .
2.
De gegevens die uit het in het eerste lid bedoelde onderzoek zijn verkregen, dienen zo spoedig mogelijk te worden gezonden aan de betrokken waterleidingbedrijven.
1.
De kwaliteitsdoelstelling zwemwater is het geheel van normen zoals aangegeven in de bij dit besluit behorende bijlage II .
2.
Aan de in het eerste lid bedoelde kwaliteitsdoelstelling is de datum van 1 januari 1986 verbonden.
3.
Voor de toepassing van deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt onder badseizoen verstaan de periode van 1 mei tot en met 30 september.
1.
Een oppervlaktewaterlichaam waaraan de in artikel 3 bedoelde kwaliteitsdoelstelling is verbonden, dient te worden onderzocht met een minimumfrequentie als aangegeven in bijlage II ten aanzien van de in die bijlage aangegeven parameters en op de wijze als aangegeven in bijlage V .
2.
De gegevens die uit het in het eerste lid bedoelde onderzoek zijn verkregen, dienen zo spoedig mogelijk te worden gezonden aan:
- ingeval het onderzoek betrekking heeft op het water van een badinrichting als bedoeld in artikel 1 van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden: de houder van de badinrichting;
- ingeval het onderzoek betrekking heeft op een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk: gedeputeerde staten van de provincie waarin dat water is gelegen.
3.
Eenmaal per badseizoen dient voorts onderzoek te worden verricht naar de omstandigheden in de omgeving van de plaats waar het zwemwater zich bevindt en die van invloed zijn of kunnen zijn op de kwaliteit van het zwemwater. Het in de eerste volzin bedoelde onderzoek dient in ieder geval het aantal, de aard en de omvang van de lozingen die van invloed zijn of kunnen zijn op de kwaliteit van het zwemwater te betreffen.
1.
De kwaliteitsdoelstelling water voor zalmachtigen onderscheidenlijk water voor karperachtigen is het geheel van daarop onderscheidenlijk betrekking hebbende normen zoals aangegeven in de bij dit besluit behorende bijlage III .
2.
Aan de in het eerste lid bedoelde kwaliteitsdoelstellingen is een termijn verbonden van vijf jaar, beginnende op het tijdstip waarop in een plan als bedoeld in de artikelen 4.1, 4.4 en 4.6 van de Waterwet voor de in het plan aangewezen oppervlaktewaterlichamen die kwaliteitsdoelstellingen zijn aangegeven.
3.
Voor de toepassing van deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt onder water als bedoeld in het eerste lid niet verstaan zout en brak water.
Artikel 6
Een oppervlaktewaterlichaam waaraan één van de in artikel 5 bedoelde kwaliteitsdoelstellingen is verbonden, dient te worden onderzocht met een minimumfrequentie als aangegeven in bijlage III ten aanzien van de in die bijlage aangegeven parameters en op de wijze als aangegeven in bijlage V .
1.
De kwaliteitsdoelstelling schelpdierwater is het geheel van normen zoals aangegeven in de bij dit besluit behorende bijlage IV .
2.
Aan de in het eerste lid bedoelde kwaliteitsdoelstelling is een termijn verbonden van zes jaar, beginnende op het tijdstip waarop in een plan als bedoeld in de artikelen 4.1, 4.4 en 4.6 van de Waterwet voor de in het plan aangewezen oppervlaktewaterlichamen de kwaliteitsdoelstelling is aangegeven.
3.
Voor de toepassing van deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt onder schelpdierwater verstaan zout en brak schelpdierwater.
1.
Een oppervlaktewaterlichaam waaraan de in artikel 7 bedoelde kwaliteitsdoelstelling is verbonden, dient te worden onderzocht met een minimumfrequentie als aangegeven in bijlage IV ten aanzien van de in die bijlage aangegeven parameters en op de wijze als aangegeven in bijlage V .
2.
De gegevens die uit het in het eerste lid bedoelde onderzoek zijn verkregen, dienen zo spoedig mogelijk te worden gezonden aan het Produktschap voor Vis en Visprodukten.
1.
Onze Ministers stellen met inachtneming van het daaromtrent bepaalde in de kaderrichtlijn water voor elk stroomgebieddistrict een monitoringsprogramma op.
2.
Het monitoringsprogramma wordt getoetst en bijgesteld in gevallen waarin dat vereist wordt door de kaderrichtlijn water.
3.
In afwijking van het eerste lid wordt een onderdeel van het monitoringsprogramma dat betrekking heeft op monitoring voor nader onderzoek, in gevallen als bedoeld in bijlage V, onder 1.3.3, bij de kaderrichtlijn water, met inachtneming van het daaromtrent bepaalde in de kaderrichtlijn water opgesteld door het bestuursorgaan dat krachtens artikel 8b, tweede lid, verantwoordelijk is voor het meten of berekenen van de toestand van het waterlichaam ten aanzien waarvan de monitoring zal plaatsvinden.
4.
Van een monitoringsprogramma of een bijstelling daarvan wordt openbaar kennis gegeven door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.
1.
Bij ministeriële regeling worden met het oog op de uitvoering van het monitoringsprogramma overeenkomstig het daaromtrent in de kaderrichtlijn water bepaalde regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop en de frequentie waarmee de toestand van een waterlichaam wordt gemeten en berekend.
2.
De bestuursorganen die bevoegd zijn een vergunning krachtens artikel 6.2 van de Waterwet te verlenen, zijn verantwoordelijk voor het meten en berekenen van de oppervlaktewatertoestand, ieder voor zover het de oppervlaktewaterlichamen of gedeelten daarvan betreft waarvoor hij bevoegd is.
3.
Gedeputeerde staten zijn verantwoordelijk voor het meten en berekenen van de grondwatertoestand, ieder voor zover het de grondwaterlichamen of gedeelten daarvan betreft die zijn gelegen in de provincie waarvan zij het bestuursorgaan zijn.
Artikel 8c
De in artikel 8b bedoelde bestuursorganen doen van de metingen en berekeningen, waarvoor zij verantwoordelijk zijn, verslag aan Onze Minister van Verkeer en Waterstaat ten behoeve van de opstelling of de bijstelling van een stroomgebiedsbeheersplan.
1.
Binnen drie maanden na afloop van elk kalenderjaar dienen de gegevens die zijn verkregen uit het in het kalenderjaar verrichte onderzoek als bedoeld in artikelen 2, 4, eerste lid, 6 en 8 te worden getoetst aan de desbetreffende kwaliteitsdoelstelling met inachtneming van de terzake gestelde voorschriften in de bijlagen I tot en met IV .
2.
Van de resultaten van de in het eerste lid bedoelde toetsing alsmede van de resultaten van het in artikel 4, derde lid, bedoelde onderzoek dient een overzicht te worden opgesteld, dat in afschrift aan Onze Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Verkeer en Waterstaat wordt gezonden.
Artikel 10
De verplichtingen, bedoeld in de artikelen 2, 4, 6, 8 en 9 rusten op het overheidsorgaan dat ingevolge de Waterwet bevoegd is tot het verlenen van vergunningen als bedoeld in artikel 6.2 van die wet.
1.
Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit kwaliteitseisen en monitoring water.
2.
Het treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.
’s-Gravenhage, 3 november 1983
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
Uitgegeven de tweeëntwintigste december 1983
De Minister van Justitie,