Besluit van 13 december 2001, houdende nadere regels omtrent de coördinatie en dienstverlening door het Inlichtingenbureau ten behoeve van de gemeenten bij de gegevensverstrekking op grond van zowel de Wet SUWI als de Abw, de IOAW en de IOAZ, alsmede omtrent de financiering van het Inlichtingenbureau (Besluit Inlichtingenbureau gemeenten)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 oktober 2001, Directie Bijstandszaken, nr. BZ/BU/2001/62005;
Gelet op artikel 63, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, artikel 122, tweede, zevende en achtste lid, van de Algemene bijstandswet, artikel 45, tweede, zevende en achtste lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, en artikel 45, tweede, zevende en achtste lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
De Raad van State gehoord (advies van 28 november 2001, nr. W12.01.0542/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 11 december 2001, Directie Bijstandszaken, nr. BZ/BU/2001/85149;
Hebben goedgevonden en verstaan:
a.
Wet SUWI:
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen ;
b.
de CWI: de Centrale organisatie werk en inkomen;
c.
het UWV: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
d.
WWB:
Wet werk en bijstand ;
e.
IOAW:
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers ;
f.
IOAZ:
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen ;
g.
WWIK:
Wet werk en inkomen kunstenaars .
1.
Het Inlichtingenbureau heeft tot taak:
a.
het ten behoeve van de gemeenten verrichten van de bij of krachtens de
artikelen 64,
66,
67 en
68 van de Wet SUWI aan hem opgedragen werkzaamheden met betrekking tot het Gegevensregister Suwi, het Stelselontwerp Suwinet, de beheertaken ten behoeve van Suwinet en het jaarlijks verslag over het gebruik van Suwinet;
b.
het namens burgemeester en wethouders vragen van opgaven en inlichtingen aan instanties, en het ontvangen van door deze instanties verstrekte opgaven en inlichtingen, bedoeld in
artikel 3;
d.
het doorsturen van onjuistheden als bedoeld in
artikel 7, tweede lid, aan de instantie die de betreffende opgaven en inlichtingen heeft verstrekt;
e.
het ondersteunen van burgemeester en wethouders, bij de elektronische gegevensuitwisseling, bedoeld in
artikel 4, eerste lid;
f.
het beheren van de elektronische voorzieningen die benodigd zijn voor het uitvoeren van de taken, bedoeld in de onderdelen a tot en met d;
i.
het toetsen van plannen van Onze Minister met betrekking tot gegevensuitwisseling tussen gemeenten en derden op grond van de
WWB , de
IOAW , de
IOAZ , de
WWIK en de
Wet SUWI .
1.
De opgaven en inlichtingen, bedoeld in
artikel 64, eerste lid, van de WWB,
artikel 45, eerste lid, van de IOAW,
artikel 45, eerste lid, van de IOAZ en
artikel 40, eerste lid, van de WWIK, die door burgemeester en wethouders en door de in voornoemde bepalingen genoemde instanties door tussenkomst van het Inlichtingenbureau gevraagd onderscheidenlijk verstrekt worden, betreffen in het geval van:
a.
burgemeester en wethouders van andere gemeenten: gegevens betreffende de verstrekte bijstand of uitkering op grond van de
WWB , de
IOAW , de
IOAZ of de
WWIK ;
b.
het UWV: gegevens betreffende de inkomsten uit arbeid of uitkering op grond van verzekeringen en wetten die door het UWV worden uitgevoerd;
d.
de Informatie Beheer Groep: gegevens betreffende de verstrekte studiefinanciering en tegemoetkoming op grond van de
Wet studiefinanciering 2000 en de
Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten , en inschrijvingen bij instellingen voor onderwijs als bedoelde in voornoemde wetten;
2.
Bij ministeriële regeling kan worden bepaald in welke gevallen tijdelijk, gedurende een periode van maximaal twee jaar, ook aan en door andere instanties, genoemd in
artikel 64, eerste lid, van de WWB,
artikel 45, eerste lid, van de IOAW,
artikel 45, eerste lid, van de IOAZ of
artikel 40, eerste lid, van de WWIK, dan de in het eerste lid genoemde, opgaven en inlichtingen door tussenkomst van het Inlichtingenbureau worden gevraagd onderscheidenlijk verstrekt.
Artikel 3a. Gegevensverstrekking door burgemeester en wethouders
De verstrekking van gegevens, bedoeld in
artikel 43, eerste lid, van de WWIK, door burgemeester en wethouders aan de adviserende instelling die in het kader van de uitvoering van de
WWB burgemeester en wethouders van advies dient, vindt plaats door tussenkomst van het Inlichtingenbureau voor zover het betreft gegevens over verstrekte uitkeringen op grond van de
WWIK ten behoeve van de uitvoering van aan deze instantie in het kader van de
WWIK opgedragen taken.
2.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent:
a.
de wijze en het tijdstip waarop de elektronische gegevensuitwisseling tussen burgemeester en wethouders en het Inlichtingenbureau plaatsvindt;
1.
Bij ministeriële regeling kunnen, na een daartoe door het Inlichtingenbureau gedaan voorstel, regels worden gesteld omtrent de mededeling door het UWV of de CWI aan het Inlichtingenbureau van wijzigingen in de eerder aan de desbetreffende instantie op grond van
artikel 3 gevraagde opgaven en inlichtingen.
2.
Tussen het Inlichtingenbureau en een instantie als bedoeld in
artikel 3, niet zijnde het UWV of de CWI, kan een regeling worden getroffen met betrekking tot de mededeling van wijzigingen in de eerder aan deze instantie op grond van voornoemde bepaling gevraagde opgaven en inlichtingen.
3.
Een regeling als bedoeld in het tweede lid regelt in elk geval:
a.
op welke gegevens de regeling betrekking heeft;
b.
op welk moment en op welke wijze de mededeling van wijzigingen wordt beëindigd.
4.
Een regeling als bedoeld in het tweede lid wordt, na goedkeuring door Onze Minister, door het Inlichtingenbureau gepubliceerd in de Staatscourant.
1.
Het UWV slaat, ten behoeve van aan burgemeester en wethouders te verstrekken opgaven en inlichtingen, de door het Inlichtingenbureau aan hem verstrekte gegevens van bij hem op dat moment nog onbekende personen op.
2.
De gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden door het UWV zodanig opgeslagen dat deze niet toegankelijk zijn tot het moment waarop er bij hem gegevens als bedoeld in
artikel 3, eerste lid, onderdeel b, over de betreffende persoon bekend zijn.
3.
De in het eerste lid bedoelde gegevens worden niet langer opgeslagen dan tot drie maanden nadat burgemeester en wethouders aan het Inlichtingenbureau hebben gemeld dat de betreffende persoon geen bijstand of uitkering op grond van de
WWB , de
IOAW , de
IOAZ of de
WWIK meer ontvangt.
1.
Het Inlichtingenbureau draagt zorg voor de zorgvuldige verwerking van:
b.
naam, adres, woonplaats en sociaal-fiscaalnummer van de personen over wie burgemeester en wethouders de opgaven en inlichtingen, bedoeld in
artikel 3, vragen, alsmede een vermelding van de gemeente die eerstgenoemde gegevens verstrekt;
c.
de gegevens over de wettelijke grondslag van de door burgemeester en wethouders aan de betreffende persoon verleende bijstand of uitkering op grond van de
WWB , de
IOAW , de
IOAZ of de
WWIK , en de periode gedurende welke de bijstand of de uitkering is ontvangen;
d.
de door de instanties, bedoeld in
artikel 3, verstrekte opgaven en inlichtingen;
e.
de opgaven en inlichtingen, bedoeld in onderdeel d, die betrekking hebben op dezelfde periode, of een deel daarvan, als de gegevens, bedoeld in onderdeel c;
f.
de tijdstippen waarop de gevraagde en verstrekte opgaven en inlichtingen ontvangen zijn van en ter beschikking gesteld zijn aan een instantie als bedoeld in
artikel 3 onderscheidenlijk burgemeester en wethouders;
h.
de meldingen van burgemeester en wethouders, bedoeld in het tweede lid, eerste volzin, alsmede de tijdstippen waarop deze meldingen ontvangen onderscheidenlijk, op grond van
artikel 2, eerste lid, onderdeel d, doorgestuurd zijn.
2.
Indien aan burgemeester en wethouders blijkt dat de door het Inlichtingenbureau, op grond van
artikel 2, eerste lid, onderdeel c, aan hen ter beschikking gestelde opgaven en inlichtingen onjuist zijn, melden zij dit zo spoedig mogelijk aan het Inlichtingenbureau. Het Inlichtingenbureau maakt afspraken met de instanties, bedoeld in
artikel 4, over de wijze en het tijdstip waarop door burgemeester en wethouders gemelde onjuistheden worden doorgestuurd aan de instantie die de betreffende opgaven en inlichtingen heeft verstrekt.
3.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent dit artikel.
Artikel 8. Voorlichting
Het Inlichtingenbureau draagt zorg voor een doeltreffende voorlichting over zijn taken en werkwijze door ten minste het ter beschikking stellen van informatiemateriaal aan burgemeester en wethouders ten behoeve van personen over wie, op grond van
artikel 3, door hen opgaven en inlichtingen worden gevraagd.
1.
De kosten van het Inlichtingenbureau voor de uitvoering van de taken, bedoeld in
artikel 2, eerste lid, komen ten laste van de daartoe door Onze Minister toegekende rijksbijdrage.
2.
Het Inlichtingenbureau stelt hiertoe elk jaar een begroting en een jaarplan voor het komende kalenderjaar vast en biedt deze vóór een door Onze Minister vast te stellen datum aan hem aan.
3.
Onze Minister stelt jaarlijks vóór 1 december het budget voor de uitvoeringskosten van de het Inlichtingenbureau voor het eerstvolgende kalenderjaar vast. Hij kan besluiten dit budget te wijzigen. Het Inlichtingenbureau gaat met betrekking tot de uitvoering van zijn wettelijke taken geen verplichtingen aan en doet geen uitgaven die leiden tot overschrijden van het vastgestelde budget. Wanneer het budget niet is vastgesteld vóór 1 januari van het kalenderjaar waarop de begroting betrekking heeft, is het Inlichtingenbureau bevoegd, teneinde zijn activiteiten gaande te houden, te beschikken over ten hoogste een derde gedeelte van het budget dat laatstelijk voor een geheel jaar is vastgesteld. Onze Minister kan besluiten dat het Inlichtingenbureau in een geval als bedoeld in de vorige zin, kan beschikken over meer dan een derde gedeelte van het budget dat laatstelijk voor een geheel jaar is vastgesteld.
4.
Het Inlichtingenbureau stelt jaarlijks een jaarverslag en een jaarrekening op en biedt deze vóór 15 maart van het kalenderjaar volgend op het jaar waarop deze betrekking hebben aan Onze Minister aan. Het Inlichtingenbureau beschrijft in zijn jaarverslag de taakuitoefening, het gevoerde beleid en de doelmatigheid van de uitvoering van de taken bedoeld in
artikel 2, eerste lid, in het afgelopen jaar en legt in zijn jaarrekening rekening en verantwoording af over het financieel beheer, alsmede over de rechtmatigheid van genoemde taken in het verstreken boekjaar. De jaarrekening gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een door het Inlichtingenbureau aangewezen accountant als bedoeld in
artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Deze verklaring heeft mede betrekking op de rechtmatige besteding van de middelen door het Inlichtingenbureau. De accountant voegt bij de verklaring tevens een verslag van zijn bevindingen over de vraag of het beheer en de organisatie van het Inlichtingenbureau voldoen aan de eisen van doelmatigheid.
5.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de inhoud en de indiening van de begroting en ontwerpen daarvan, de kwartaalverslagen, het jaarplan, het jaarverslag, de jaarrekening, de verklaring, bedoeld in het vierde lid, en het aan die verklaring ten grondslag liggende onderzoek.
Artikel 12. Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking treedt.
's-Gravenhage, 13 december 2001
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Uitgegeven de achtentwintigste december 2001
De Minister van Justitie,