Besluit van 6 oktober 1997, houdende regels inzake de indicatie voor de sociale werkvoorziening (Besluit indicatie sociale werkvoorziening)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 juli 1997, directie Arbeidsmarkt, nr. AM/RAW/97/1421;
Gelet op de artikelen 1, derde lid, 6, tweede lid, onderdeel a , 6, vierde lid, 11, vijfde lid, 12, derde lid, en 15, derde lid, van de Wet sociale werkvoorziening;
De Raad van State gehoord (advies van 12 augustus 1997, no. W12.97.0415);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1 oktober 1997, directie Arbeidsmarkt, nr. AM/RAW/97/1946;
Hebben goed gevonden en verstaan:
a.
de wet: de
Wet sociale werkvoorziening ;
b.
indicatie: de beschikking, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de wet;
c.
betrokkene: de persoon die voor indicatie is aangemeld dan wel die zich daartoe heeft aangemeld;
d.
sociale werkvoorziening: de arbeidsomgeving waar gewerkt wordt in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet;
e.
begeleid werken: de arbeid, bedoeld in hoofdstuk 3 van de wet;
f.
beperkingen van lichamelijke aard: alle beperkingen ten gevolge van stoornissen die niet van verstandelijke of psychische aard zijn, zoals gekwalificeerd in de internationale statistische classificatie van ziekten en aanverwante gezondheidsproblemen (ICD-10) en de internationale classificatie van stoornissen, beperkingen en handicaps (ICIDH) van de Wereld Gezondheidsorganisatie;
g.
beperkingen van verstandelijke aard: beperkingen ten gevolge van stoornissen die in de ICIDH zijn gekwalificeerd onder 12 en 13;
h.
beperkingen van psychische aard: beperkingen ten gevolge van stoornissen die in de ICIDH zijn gekwalificeerd onder 15 tot en met 19 en 23 tot en met 29;
i.
voorzieningen of maatregelen: voorzieningen of maatregelen met behulp waarvan door betrokkene arbeid kan worden verricht, die betrekking hebben op:
1°.
technische aanpassingen in de werkplek en werkomgeving;
2°.
organisatorische aanpassingen in het werk;
3°.
speciale begeleiding bij het werk;
4°.
aanpassing van de werktijd;
5°.
aanpassing van het werktempo.
1.
Een aanvraag tot indicatie wordt ingediend door of namens de betrokkene bij het gemeentebestuur waar betrokkene woonachtig is. Ondertekent de betrokkene de aanvraag tot indicatie niet zelf, dan wordt de reden daarvan vermeld.
2.
In de aanvraag wordt aangegeven of de betrokkene toestemming geeft tot het zo nodig raadplegen van behandelend artsen of psychologen en het gebruik maken van bij dezen aanwezige medische of psychologische gegevens.
3.
Bij de aanvraag wordt een bewijs van inschrijving in de gemeente alsmede een bewijs van inschrijving als werkzoekende bij de Centrale organisatie werk en inkomen overlegd.
4.
In afwijking van het eerste lid kan een aanvraag tot indicatie worden ingediend bij een ander gemeentebestuur, indien dat gemeentebestuur en het gemeentebestuur waar betrokkene woonachtig is daarmee instemmen.
5.
De aanvraag tot indicatie wordt door het gemeentebestuur binnen vier weken doorgeleid naar de commissie, bedoeld in artikel 12 van de wet.
1.
Ten behoeve van de advisering over de aanvraag tot indicatie verricht de commissie, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de wet, met inachtneming van
bijlagen I ,
II ,
III en
IV behorend bij dit besluit, onderzoek naar:
a.
de beperkingen van betrokkene van lichamelijke, verstandelijke en psychische aard;
b.
de mogelijkheid, dat betrokkene in staat is passende arbeid te verrichten onder normale omstandigheden, zonder dat er sprake is van voorzieningen of maatregelen;
c.
de voorzieningen of maatregelen die voor betrokkene noodzakelijk zijn en de vraag of deze binnen redelijke grenzen in een normale arbeidsomgeving kunnen worden gerealiseerd;
d.
de mogelijkheid, dat betrokkene met de voorzieningen of maatregelen in staat is regelmatig arbeid in de sociale werkvoorziening te verrichten;
e.
de indeling in een arbeidshandicapcategorie als bedoeld in
artikel 6;
f.
de wenselijkheid en mogelijkheid, dat betrokkene in aanmerking komt voor begeleid werken;
g.
de wenselijkheid en mogelijkheid, dat betrokkene in aanmerking komt voor een scholingstraject.
2.
De commissie verricht haar onderzoek met inachtneming van het in
artikel 10 genoemde besluit.
3.
Bij de vastlegging van het onderzoek wordt gebruik gemaakt van het bij ministeriële regeling vastgestelde intakeprofiel.
4.
Van het onderzoek wordt ten behoeve van het gemeentebestuur schriftelijk rapport opgemaakt. In het rapport wordt verslag gedaan van de wijze waarop het onderzoek is verricht en van de bevindingen.
1.
De commissie adviseert het gemeentebestuur over de aanvraag tot indicatie. Het advies bevat naast persoonsgegevens van betrokkene in ieder geval het schriftelijk rapport van het onderzoek.
2.
De commissie adviseert het gemeentebestuur binnen zes weken nadat zij de aanvraag tot indicatie van het gemeentebestuur heeft ontvangen, tenzij de commissie nader onderzoek wil verrichten. In dat geval adviseert de commissie binnen zes weken na ontvangst van de bevindingen van het nader onderzoek, doch in ieder geval binnen 16 weken nadat zij de aanvraag tot indicatie van het gemeentebestuur heeft ontvangen.
3.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de commissie haar standpunt bepaalt.
1.
Het gemeentebestuur stelt de indicatie vast binnen vier weken na ontvangst van het advies van de commissie.
2.
Het gemeentebestuur kan uitsluitend aan een gemeenteambtenaar mandaat verlenen tot het nemen van een besluit als bedoeld in het eerste lid.
b.
de vermelding of betrokkene tot de doelgroep behoort;
c.
de eventuele voorzieningen of maatregelen die in eerste aanleg noodzakelijk worden bevonden;
d.
de arbeidshandicapcategorie waarin betrokkene, conform
artikel 6, is ingedeeld;
e.
de vermelding of betrokkene in staat wordt geacht tot begeleid werken;
f.
de vermelding of betrokkene in staat wordt geacht deel te nemen aan een scholingstraject en van het daarbij voorgestelde scholings- en trainingsniveau;
h.
de geldigheidsduur van de indicatie.
4.
De indicatie wordt zo spoedig mogelijk na vaststelling toegezonden aan de aanvrager en de in artikel 2, derde lid, van de wet bedoelde rechtspersoon.
5.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de geldigheidsduur van de indicatie.
1.
Bij de indicatie deelt het gemeentebestuur de betrokkene in een arbeidshandicapcategorie in, op grond van de noodzakelijke voorzieningen of maatregelen en van het prestatieniveau volgens de beslistabel van
bijlage II behorend bij dit besluit.
2.
Bij de noodzakelijke voorzieningen of maatregelen wordt onderscheid gemaakt tussen verstrekkende voorzieningen en maatregelen en niet verstrekkende voorzieningen en maatregelen.
3.
Niet verstrekkende voorzieningen en maatregelen zijn:
a.
algemene voorzieningen voor gehandicapten betreffende toegankelijkheid, gebruik en veiligheid;
b.
eenmalige individuele aanpassingen in de werkplek en werkomgeving, voorzover de eenmalige kosten ervan niet de helft van het maximale subsidiebedrag per arbeidsplaats van 36 uur te boven gaan;
c.
individuele voorzieningen met structurele kosten, voorzover die kosten ervan niet een achtste van het maximale subsidiebedrag per arbeidsplaats van 36 uur te boven gaan;
d.
organisatorische aanpassingen aan functies die, na aanpassing, gewaardeerd worden op of boven een bij ministeriële regeling vastgesteld functieniveau.
4.
Verstrekkende voorzieningen of maatregelen zijn:
a.
combinaties van twee of meer van de niet verstrekkende voorzieningen en maatregelen;
b.
eenmalige individuele aanpassingen in de werkplek en de werkomgeving, voorzover deze de helft van het maximale subsidiebedrag te boven gaan;
c.
individuele voorzieningen met structurele kosten, voorzover die kosten een achtste van het maximale subsidiebedrag per arbeidsplaats van 36 uur te boven gaan;
d.
organisatorische aanpassingen die inherent zijn aan alle functies die gewaardeerd worden beneden het niveau vastgesteld op basis van het derde lid, onder d ;
e.
speciale werkbegeleiding, waarbij speciale kennis en vaardigheden van de leidinggevende vereist zijn, of waarbij de noodzakelijke intensiteit van begeleiding meer dan 50% hoger is dan bij een soortgelijke functie onder normale werkomstandigheden het geval zou zijn.
5.
Betrokkene wordt bij het vaststellen van zijn prestatieniveau ingedeeld in één van de volgende categorieën:
a.
een prestatie van 50% of meer van een normale prestatie;
b.
een prestatie van minder dan 50% doch meer dan 10% van een normale prestatie;
c.
een prestatie van minder dan 10% van de normale prestatie.
1.
Het gemeentebestuur beheert een wachtlijst.
2.
Plaatsing op de wachtlijst geschiedt op volgorde van de datum van aanvraag tot indicatie.
3.
Bij de plaatsing op de wachtlijst worden ten minste de volgende gegevens van betrokkene vermeld:
a.
naam, adres, postcode en woonplaats;
e.
de datum van aanvraag en beschikking tot indicatie;
f.
de indeling in arbeidshandicapcategorie, onderscheiden naar indicaties voor de sociale werkvoorziening, begeleid werken en scholing, en
4.
Betrokkene wordt van de wachtlijst gehaald met ingang van dag waarop hij:
a.
daartoe een schriftelijk verzoek indient bij het gemeentebestuur;
b.
een dienstbetrekking of arbeidsovereenkomst als bedoeld in de hoofdstukken 2 en 3 van de wet aanvaardt;
c.
andere arbeid dan bedoeld onder b aanvaardt, tenzij:
1°.
deze arbeid ook bijkomend zou worden verricht, indien betrokkene een dienstbetrekking of arbeidsovereenkomst als bedoeld in de hoofdstukken 2 en 3 van de wet, zou zijn aangegaan, of
d.
wordt geïndiceerd voor dagopvang;
e.
na een herindicatie, bedoeld in
artikel 8, niet langer tot de doelgroep behoort;
f.
zich blijvend in een andere gemeente vestigt;
g.
de leeftijd van 65 jaar bereikt;
5.
Indien betrokkene die is geïndiceerd zich blijvend in een andere gemeente vestigt, worden zijn gegevens door de gemeente waar hij gevestigd was overgedragen aan de gemeente waar hij zich gevestigd heeft. De gemeente waar betrokkene zich gevestigd heeft plaatst betrokkene op de wachtlijst overeenkomstig het tweede lid.
6.
Een persoon die vanaf de wachtlijst arbeid gaat verrichten buiten het kader van de wet en vervolgens binnen drie jaar onvrijwillig werkloos wordt, wordt op zijn verzoek en indien hij tot de doelgroep behoort, door de gemeente op de oorspronkelijke datum van aanvraag tot indicatie op de wachtlijst geplaatst.
7.
Een persoon die begeleid werkt en vervolgens onvrijwillig werkloos wordt, wordt op zijn verzoek en indien hij tot de doelgroep behoort, door de gemeente op de oorspronkelijke datum van aanvraag tot indicatie op de wachtlijst geplaatst en bij voorrang een arbeidsovereenkomst aangeboden.
8.
Een persoon die in aansluiting op een dienstbetrekking of arbeidsovereenkomst als bedoeld in de wet arbeid gaat verrichten buiten het kader van de wet en vervolgens binnen drie jaar onvrijwillig werkloos wordt, wordt op zijn verzoek en indien hij tot de doelgroep behoort, door de gemeente op de oorspronkelijke datum van aanvraag tot indicatie op de wachtlijst geplaatst en bij voorrang een dienstbetrekking of een arbeidsovereenkomst aangeboden.
9.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot personen die na een herindicatie niet langer tot de doelgroep behoren.
1.
Telkens uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur van een indicatie wordt door het gemeentebestuur een advies ten behoeve van een herindicatie aangevraagd bij de commissie.
2.
Onverminderd het eerste lid, kan een aanvraag tot herindicatie op gemotiveerd verzoek van of namens betrokkene op een eerder tijdstip dan bedoeld in het eerste lid, bij het gemeentebestuur plaatsvinden.
Artikel 2, vijfde lid, is daarbij van overeenkomstige toepassing.
4.
De commissie betrekt, met inachtneming van het besluit bedoeld in
artikel 10, bij haar advies over de herindicatie de wijze van functioneren van betrokkene in de sociale werkvoorziening.
5.
Door of namens een werknemer die de dag voorafgaande aan de datum waarop de wet in werking treedt een dienstbetrekking is aangegaan met een gemeente op basis van de Wet Sociale Werkvoorziening, zoals deze luidde tot de datum van inwerkingtreding van de wet, kan bij het gemeentebestuur een aanvraag tot herindicatie worden ingediend indien die werknemer in aanmerking wenst te komen voor een arbeidsovereenkomst als bedoeld in hoofdstuk 3 van de wet. Bij deze herindicatie wordt uitsluitend beoordeeld of betrokkene tot dergelijke arbeid in staat wordt geacht.
6.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de uitvoering van dit artikel.
2.
Bij de uitoefening van haar taak op grond van het eerste lid wordt aan de commissie een jurist toegevoegd.
1.
Het gemeentebestuur legt de taak en werkwijze van de commissie alsmede haar eigen taak en werkwijze bij de indicatie, herindicatie en voorgenomen opzegging van de dienstbetrekking vast in een besluit.
2.
Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot het eerste lid.
1.
Personen die op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van de wet op de wachtlijst staan, bedoeld in artikel 1, onder b , van het Besluit informatie sociale werkvoorziening, zoals dit besluit luidde tot die datum, worden binnen twee jaar na inwerkingtreding van de wet, doch in ieder geval vóórdat zij een dienstbetrekking of arbeidsovereenkomst als bedoeld in de wet aanvaarden, door het gemeentebestuur waar zij woonachtig zijn geïndiceerd.
2.
Personen, bedoeld in het eerste lid, die tot de doelgroep behoren, worden door het gemeentebestuur waar zij woonachtig zijn op de wachtlijst geplaatst op volgorde van de datum waarop zij waren toegelaten tot de personenkring van de Wet Sociale Werkvoorziening, zoals die wet luidde tot de datum van inwerkingtreding van de wet.
1.
In afwijking van
artikel 7, zesde lid, wordt een persoon die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet op de wachtlijst staat, bedoeld in artikel 1, onder b , van het Besluit informatie sociale werkvoorziening, zoals dit besluit luidde tot die datum, op zijn verzoek, door het gemeentebestuur wederom op de wachtlijst geplaatst op de volgorde van de datum waarop hij tot de personenkring van de Wet Sociale Werkvoorziening was toegelaten indien hij vanaf de wachtlijst arbeid gaat verrichten buiten het kader van de wet en vervolgens binnen drie jaar onvrijwillig werkloos wordt.
2.
In afwijking van
artikel 7, zevende lid, wordt een persoon die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet werkzaam was met toepassing van de artikelen 11 en 12 van de Regeling samenloop arbeidsongeschikheidsuitkering met inkomsten uit arbeid en de Regeling vergoeding persoonlijke ondersteuning gehandicapte werknemers, zoals deze regelingen luidde tot die datum en die na die datum deze arbeidsovereenkomst heeft voortgezet, op zijn verzoek, door het gemeentebestuur op de wachtlijst geplaatst op de volgorde van de datum waarop hij tot genoemde regelingen was toegelaten en krijgt hij bij voorrang een arbeidsovereenkomst aangeboden, indien hij onvrijwillig werkloos wordt.
3.
In afwijking van
artikel 7, achtste lid, wordt een persoon die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet een dienstbetrekking heeft krachtens de Wet Sociale Werkvoorziening zoals die luidde tot die datum en die na die datum deze dienstbetrekking heeft voortgezet, op zijn verzoek, door het gemeentebestuur wederom op de wachtlijst geplaatst op de volgorde van de datum waarop hij tot de personenkring van de Wet Sociale Werkvoorziening was toegelaten en krijgt hij bij voorrang een dienstbetrekking aangeboden, indien hij in aansluiting op zijn dienstbetrekking arbeid gaat verrichten buiten het kader van de wet en vervolgens binnen drie jaar onvrijwillig werkloos wordt. Daarbij wordt zijn nieuwe dienstbetrekking aangemerkt als een voortzetting van zijn eerdere dienstbetrekking in de zin van de wet.
's-Gravenhage, 6 oktober 1997
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Uitgegeven zestiende oktober 1997
De Minister van Justitie,