Besluit van 6 augustus 2009, houdende vaststelling van het Besluit identiteitsvaststelling verdachten en veroordeelden
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 17 april 2009, directie Wetgeving, nr. 5596690/09/6;
Gelet op de artikelen 27b, tweede, vierde en vijfde lid, en 55c, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, artikel 28, zesde lid, van de Penitentiaire beginselenwet, artikel 22, vijfde lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, artikel 33, zesde lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, en artikel 17, eerste en zesde lid, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer;
De Raad van State gehoord (advies van 3 juni 2009, nr. W03.09.0137/II);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 3 augustus 2009, directie Wetgeving, nr. 5606689/09/6;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
In dit besluit wordt verstaan onder:
a.
de wet: het
Wetboek van Strafvordering ;
d.
onbekende verdachte: de verdachte, bedoeld in
artikel 27, eerste lid, van de wet van wie in het kader van het strafbare feit celmateriaal in beslag genomen is of veilig gesteld is.
Artikel 2
In de strafrechtsketendatabank worden de volgende gegevens die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de identiteit van een verdachte of veroordeelde, verwerkt:
a.
zijn naam, voornamen, geboorteplaats, -land en -datum, het adres waarop hij in de basisregistratie personen is ingeschreven en het adres van zijn feitelijke verblijfplaats,
b.
de eventuele alias of aliassen waaronder hij in het verleden in de strafrechtsketen bekend heeft gestaan,
c.
zijn strafrechtsketennummer of, bij het ontbreken van dit nummer, zijn VIP-nummer,
d.
zijn burgerservicenummer,
e.
het parketnummer van de strafzaak,
f.
zijn vreemdelingennummer, indien hij een vreemdeling is,
g.
de foto’s die van hem overeenkomstig de wet zijn genomen,
h.
het nummer waaronder de vingerafdrukken die van hem overeenkomstig de wet zijn genomen, zijn verwerkt,
j.
een kopie van het door hem ter inzage aangeboden identiteitsbewijs en de gegevens die op dat bewijs zijn vermeld, en
k.
verwijzingen naar andere bestanden waarin gegevens over hem ten behoeve van de toepassing van het strafrecht zijn verwerkt.
Artikel 3
Het strafrechtsketennummer mag voor het uitwisselen van persoonsgegevens van verdachten en veroordeelden ten behoeve van de uitvoering van de
Vreemdelingenwet 2000 worden gebruikt in geval van:
a.
beoordeling van het al dan niet toegang verlenen tot Nederland;
b.
beoordeling of aanspraak bestaat op een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in de
artikelen 14 en
28 van de Vreemdelingenwet 2000, verlenging van de geldigheidsduur daarvan dan wel wijziging van de beperking waaronder deze is verleend;
d.
staandehouding en ophouding indien sprake is van een redelijk vermoeden van illegaal verblijf;
e.
vrijheidsbeperking, vrijheidsontneming en bewaring;
f.
uitzetting uit Nederland, en
g.
beoordeling tot ongewenstverklaring of een aanvraag om de opheffing daarvan.
1.
De ambtenaren die bij de Justitiële Informatiedienst werkzaam zijn, hebben rechtstreekse toegang tot de strafrechtsketendatabank, voor zover zij die toegang nodig hebben voor een goede vervulling van hun taak.
2.
De functionarissen en organen die met de toepassing van het strafrecht zijn belast, en de functionarissen die met de uitvoering van de
Vreemdelingenwet 2000 zijn belast, kunnen de gegevens uit de strafrechtsketendatabank rechtstreeks langs geautomatiseerde weg raadplegen, voor zover zij die gegevens nodig hebben voor een goede vervulling van hun taak en de Justitiële Informatiedienst hen daartoe gemachtigd heeft.
3.
Bij iedere verwerking wordt aantekening gehouden van de datum van de verwerking en de identiteit van de functionaris.
1.
Zodra zich een omstandigheid voordoet die meebrengt dat degene wiens gegevens in de strafrechtsketendatabank zijn verwerkt, niet langer als een verdachte van een strafbaar feit kan worden aangemerkt, worden zijn gegevens, bedoeld in
artikel 2, onder g tot en met j, vernietigd. De gegevens, bedoeld in
artikel 2, onder a tot en met f en k, worden overeenkomstig de termijnen, genoemd in de
artikelen 6, eerste en vierde lid, en
7, eerste lid, vernietigd.
3.
Van een omstandigheid als bedoeld in het eerste lid is in ieder geval sprake bij een beslissing tot niet-vervolging, een kennisgeving van niet verdere vervolging, een onherroepelijke buitenvervolgingstelling, een rechterlijke verklaring dat de zaak geëindigd is, een onherroepelijke vrijspraak of een onherroepelijk ontslag van alle rechtsvervolging waarbij niet een maatregel als bedoeld in
artikel 37,
37a juncto
37b of
38,
38m of
77s van het Wetboek van Strafrecht is opgelegd.
4.
In afwijking van het eerste en tweede lid wordt van het vernietigen van de in deze leden bedoelde gegevens afgezien indien degene wiens gegevens het betreft, in een andere zaak als verdachte van een strafbaar feit is aangemerkt of in een andere zaak is veroordeeld.
5.
In afwijking van het eerste en tweede lid wordt van het vernietigen van de in deze leden bedoelde gegevens afgezien indien degene wiens gegevens het betreft, een gewezen verdachte is die niet eerder voor hetzelfde feit in een herzieningsprocedure als bedoeld in
Titel VIII van het Derde Boek van de wet is vrijgesproken of ontslagen van alle rechtsvervolging. De gegevens kunnen in dat geval uitsluitend worden geraadpleegd:
1.
De gegevens, bedoeld in
artikel 2, van verdachten en veroordeelden wegens misdrijven worden vernietigd:
a.
twintig jaar nadat een einduitspraak als bedoeld in de
artikelen 351 en
352, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is gedaan in verband met een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van minder dan zes jaar is gesteld, en in het kader van het misdrijf de gegevens zijn verwerkt of nadat een strafbeschikking wegens het misdrijf volledig ten uitvoer is gelegd, dan wel twaalf jaar na het overlijden van betrokkene,
b.
dertig jaar nadat een einduitspraak als bedoeld in de
artikelen 351 en
352, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is gedaan in verband met een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaar of meer is gesteld, en in het kader van het misdrijf de gegevens zijn verwerkt of nadat een strafbeschikking wegens het misdrijf volledig ten uitvoer is gelegd, dan wel twintig jaar na het overlijden van betrokkene, of
c.
na het vervallen van het recht tot strafvordering door verjaring.
2.
De termijn van twintig en dertig jaar, genoemd in het eerste lid, wordt verlengd indien tegen de betrokkene een einduitspraak als bedoeld in de
artikelen 351 en
352, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering in verband met een ander misdrijf is gedaan of een strafbeschikking in verband met een ander misdrijf is uitgevaardigd. In dat geval worden de gegevens vernietigd twintig dan wel dertig jaar nadat de einduitspraak in verband met dat andere misdrijf is gedaan of de strafbeschikking in verband met dat andere misdrijf volledig ten uitvoer is gelegd, al naar gelang op het misdrijf naar de wettelijke omschrijving minder dan zes jaar dan wel zes jaar of meer gevangenisstraf is gesteld. De eerste twee volzinnen zijn niet van toepassing in het geval op dat andere misdrijf naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van minder dan zes jaar is gesteld, terwijl op het eerdere misdrijf naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaar of meer was gesteld en van de termijn van dertig jaar nog niet meer dan tien jaar is verstreken.
3.
De termijn van dertig jaar, genoemd in het eerste lid, wordt met twintig jaar verlengd indien de duur van de gevangenisstraf of vrijheidsbenemende maatregel langer is dan twintig jaar. Indien de gevangenisstraf levenslang is of de vrijheidsbenemende maatregel de duur van veertig jaar overstijgt, worden de gegevens na tachtig jaar vernietigd.
1.
De gegevens, bedoeld in
artikel 2, van verdachten en veroordeelden wegens overtredingen worden vernietigd:
b.
tien jaar nadat een einduitspraak als bedoeld in de
artikelen 351 en
352, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is gedaan in verband met een overtreding en in het kader van de overtreding de gegevens zijn verwerkt of een strafbeschikking wegens een overtreding volledig ten uitvoer is gelegd, en daarbij een vrijheidsstraf, vervangende hechtenis daaronder niet begrepen, of een taakstraf is opgelegd, dan wel aan een rechtspersoon een geldboete van de derde categorie of hoger is opgelegd,
c.
twee jaar na het overlijden van betrokkene, of
d.
na het vervallen van het recht tot strafvordering door verjaring.
1.
De gegevens, bedoeld in
artikel 2, van gewezen verdachten worden vernietigd:
a.
twaalf jaar nadat een einduitspraak als bedoeld in
artikel 1, onder c, is gedaan in verband met een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van minder dan zes jaar is gesteld, en in het kader van het misdrijf de gegevens zijn verwerkt,
b.
twintig jaar nadat een einduitspraak als bedoeld in
artikel 1, onder c, is gedaan in verband met een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaar of meer is gesteld, en in het kader van het misdrijf de gegevens zijn verwerkt,
e.
terstond na het overlijden van betrokkene.
2.
De in het eerste lid, onder a, b en c, genoemde termijnen belopen zes, tien, respectievelijk twintig jaar indien de gewezen verdachte ten tijde van het begaan van het feit waarop de rechterlijke uitspraak betrekking heeft de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt.
1.
De Justitiële Informatiedienst houdt aantekening van iedere vernietiging ingevolge de
artikelen 6,
7 en
7a.
2.
Een strafrechtsketennummer dat is vernietigd, wordt niet opnieuw aan een verdachte toegekend.
1.
De databank waarin de vingerafdrukken die overeenkomstig de wet zijn afgenomen, worden verwerkt, bevat slechts de vingerafdrukken van:
d.
overleden slachtoffers van misdrijven,
2.
De vingerafdrukken die in de databank zijn vastgelegd, kunnen onderling vergeleken worden.
3.
In afwijking van het tweede lid worden de in de databank vastgelegde vingerafdrukken van gewezen verdachten of de vingerafdrukken van onbekende verdachten die in de strafzaak waarin de gewezen verdachte is vrijgesproken of ontslagen van alle rechtsvervolging met die vingerafdrukken overeenkwamen, uitsluitend onderling of met andere met die strafzaak in verband staande vingerafdrukken van onbekende verdachten vergeleken, indien
b.
de rechter-commissaris, op vordering van de officier van justitie, opdracht tot de vergelijking heeft gegeven.
4.
In geval van toepassing van het derde lid geeft de rechter-commissaris die de opdracht tot de vergelijking heeft gegeven de gewezen verdachte, zodra het belang van het onderzoek dat toelaat, schriftelijk kennis van de uitslag van het onderzoek.
2.
Op het verwerken van de vingerafdrukken, bedoeld in
artikel 2, onder h, van een verdachte of veroordeelde, zijn de
artikelen 6 en
7 van overeenkomstige toepassing.
4.
De vingerafdrukken van een overleden slachtoffer van een misdrijf worden vernietigd:
a.
twaalf jaar na verwerking bij een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van minder dan zes jaar is gesteld,
b.
twintig jaar na verwerking bij een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaar of meer is gesteld, dan wel
5.
De vingerafdrukken van een onbekende verdachte worden overeenkomstig de termijnen, genoemd in het vierde lid, vernietigd.
6.
Met de vingerafdrukken, bedoeld in het eerste tot en met vijfde lid, worden tevens de daarbij behorende identificerende persoonsgegevens vernietigd.
8.
De Justitiële Informatiedienst verstrekt de informatie, bedoeld in
artikel 8, aan een landelijke eenheid als bedoeld in
artikel 25, eerste lid, onderdeel b, van de Politiewet 2012, voor zover die informatie nodig is om te kunnen voldoen aan het eerste tot en met derde lid juncto
artikel 7a, eerste lid, onder a tot en met c en e, en tweede lid. Het openbaar ministerie verstrekt de informatie die nodig is om te kunnen voldoen aan het derde lid juncto artikel 7a, eerste lid, onder d, en het vierde en vijfde lid.
4.
De ambtenaren of medewerkers die bij de Dienst Justitiële Inrichtingen werkzaam zijn, hebben rechtstreekse toegang tot de vingerafdrukken, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, voor zover zij die toegang nodig hebben voor een goede vervulling van hun taak.
3.
De organen die met de toepassing van het strafrecht zijn belast en die zijn aangesloten op de berichtenvoorziening, bedoeld in het eerste lid, zorgen ervoor dat de verbinding van hun geautomatiseerde systeem met de berichtenvoorziening en de uitwisseling van gegevens tussen hun geautomatiseerde systeem en de berichtenvoorziening functioneren overeenkomstig hetgeen daarover in de systeembeschrijving, bedoeld in het eerste lid, is vastgelegd.
Artikel 12
[Wijzigt het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken.]
Artikel 13
[Wijzigt het Besluit kennisgeving gerechtelijke mededelingen.]
1.
De vingerafdrukken, de DNA-profielen en de persoonsgegevens in de Verwijsindex Personen die voor de inwerkingtreding van dit besluit zijn verwerkt, worden vernietigd overeenkomstig de termijnen die voor de inwerkingtreding van dit besluit golden.
2.
Indien tegen een verdachte na de inwerkingtreding van dit besluit een einduitspraak als bedoeld in de
artikelen 351 en
352, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering in verband met een ander misdrijf is gedaan of een strafbeschikking in verband met een ander misdrijf is uitgevaardigd dan het misdrijf in het kader waarvan de vingerafdrukken voor de inwerkingtreding van dit besluit zijn verwerkt, is
artikel 6, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 17
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit identiteitsvaststelling verdachten en veroordeelden.
’s-Gravenhage, 6 augustus 2009
De Minister van Justitie ,
Uitgegeven de zesentwintigste augustus 2009
De Minister van Justitie ,