1.
Een financiële onderneming met zetel in het buitenland voert met betrekking tot haar activiteiten in de openbare lichamen een afzonderlijke boekhouding, waaruit de aard en omvang van die activiteiten blijkt.
2.
De afzonderlijke boekhouding, bedoeld in het eerste lid, staat onmiddellijk ter beschikking van de toezichtautoriteit, indien deze daarom verzoekt.
1.
Een beleggingsinstelling, bemiddelaar in effecten, elektronischgeldinstelling, kredietinstelling, vermogensbeheerder of verzekeraar dient een jaarrekening en jaarverslag in bij de vergunningverlenende toezichtautoriteit.
a.
voor beleggingsinstellingen: vier maanden na afloop van het boekjaar;
b.
voor de overige in het eerste lid genoemde financiële ondernemingen: zes maanden na afloop van het boekjaar.
4.
Een financiële onderneming als bedoeld in het eerste lid dient tezamen met de jaarrekening en het jaarverslag ook de volgende gegevens bij de vergunningverlenende toezichtautoriteit in:
b.
een afschrift van het rapport van de deskundige, bedoeld in het vijfde lid;
6.
De toezichtautoriteit kan nadere regels stellen met betrekking tot het eerste tot en met vierde lid.
1.
Een beheerder of bewaarder van een beleggingsinstelling dient binnen vier maanden na afloop van het boekjaar een jaarrekening en jaarverslag in bij de Autoriteit Financiële Markten.
Artikel 5:2, derde tot en met vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
2.
De Autoriteit Financiële Markten kan nadere regels stellen met betrekking tot het eerste lid.
1.
Uit de jaarrekening van een kredietinstelling met zetel in het buitenland die door middel van een bijkantoor actief is in de openbare lichamen, blijkt de omvang van de bij het bijkantoor aangehouden betaalrekeningen, spaartegoeden en deposito’s per ultimo van het afgesloten boekjaar.
2.
Uit de jaarrekening van een verzekeraar met zetel in het buitenland die door middel van een bijkantoor actief is in de openbare lichamen, blijkt de omvang van de door het bijkantoor ontvangen bruto premies over het afgesloten boekjaar.
a.
balans- en resultaatgegevens, alsmede aanvullende financiële gegevens ten behoeve van het ingevolge
artikel 1:5 van de wet door de Nederlandsche Bank uitgeoefende prudentieel toezicht;
b.
andere gegevens ten behoeve van het toezicht op de naleving van de regels met betrekking tot:
2.
De Nederlandsche Bank stelt nadere regels met betrekking tot de in het eerste lid genoemde staten. Deze regels hebben betrekking op:
a.
de modellen van de staten;
b.
de reikwijdte van toepassing van de staten en de mate van detaillering van de in te vullen gegevens, met dien verstande dat deze geen uitbreiding of nadere rubricering van de staten omvatten;
c.
de reikwijdte van de consolidatie overeenkomstig de regels met betrekking tot consolidatie die de kredietinstelling in haar jaarrekening toepast, voor zover uit de
wet niet anders voortvloeit;
d.
de waardering van de posten overeenkomstig de waarderingsmethoden die de kredietinstelling in haar jaarrekening toepast;
e.
de te hanteren valuta en rekeneenheid;
g.
de termijn waarbinnen de staten worden verstrekt, met dien verstande dat deze niet korter is dan noodzakelijk voor de uitoefening van het prudentieel toezicht;
h.
de frequentie waarmee de staten worden verstrekt, met dien verstande dat deze ten minste een maal per jaar is.
3.
De regels, bedoeld in het tweede lid, onderdelen b, f, g en h, zijn afgestemd op de aard en de omvang van de kredietinstelling, alsmede op de omvang van de solvabiliteit van de kredietinstelling.
4.
De Nederlandsche Bank kan in individuele gevallen besluiten dat een kredietinstelling periodiek moet melden of haar solvabiliteit of liquiditeit zich boven een door de Nederlandsche Bank vastgestelde signaleringswaarde bevindt. De frequentie van de melding is niet hoger dan eenmaal per maand en is afgestemd op de aard en de omvang van de kredietinstelling, alsmede op de omvang van de solvabiliteit van de kredietinstelling.
5.
De Nederlandsche Bank besluit welke staten openbaar worden gemaakt.
a.
een jaarrekening, alsmede aanvullende financiële gegevens ten behoeve van het door de Nederlandsche Bank ingevolge
artikel 1:5 van de wet uitgeoefende prudentieel toezicht;
b.
andere gegevens ten behoeve van het toezicht op de naleving van de regels met betrekking tot: