Besluit van 14 september 2012, houdende tijdelijke regels voor een experiment in het kader van innovatieve kinderopvang (Besluit experiment integraal dagarrangement)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 4 juli 2012, nr. KO/2012/10267, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
Gelet op de artikelen 1.7, zesde lid en 1.87, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 24 augustus 2012, nr. W12.12.0241/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10 september 2012, nr. KO/2012/12303, uitgebracht mede namens Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Hebben goedgevonden en verstaan:
c.
wet:
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen .
1.
Samenwerkingsverbanden die op hun verzoek door Onze Minister zijn aangewezen op grond van
artikel 5, tweede lid, kunnen met het oog op het realiseren van innovatieve kinderopvang gedurende de looptijd van het experiment integrale dagarrangementen aanbieden.
2.
Met dit experiment wordt beoogd inzicht te krijgen in de gevolgen van het invoeren van een integraal dagarrangement voor:
a.
de onderwijsprestaties en voor het welbevinden van leerlingen;
b.
de mogelijkheden tot het combineren van arbeid en zorg en voor de arbeidsparticipatie van ouders; en
c.
de tevredenheid van ouders, leerkrachten en de beroepskrachten van een kindercentrum.
3.
Met dit experiment wordt beoogd informatie te verzamelen over de gevolgen voor de kwaliteit van kinderopvang en over budgettaire en juridische mogelijkheden en belemmeringen bij het vormgeven van integrale dagarrangementen.
1.
Een samenwerkingsverband dat een integraal dagarrangement wil aanbieden als bedoeld in
artikel 1, onderdeel a, dient in de daarvoor bij ministeriële regeling vastgestelde periode bij Onze Minister een aanvraag in door middel van een door Onze Minister vastgesteld en door het bevoegd gezag van de basisschool als bedoeld in
artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs en de houder van het kindercentrum ondertekend aanvraagformulier.
2.
Bij het aanvraagformulier worden de volgende documenten gevoegd:
a.
een samenwerkingsvisie waaruit blijkt dat het samenwerkingsverband ten tijde van de indiening van de aanvraag van het verzoek al feitelijk heeft samengewerkt;
c.
een door het samenwerkingsverband opgesteld financieel plan waaruit blijkt dat de overheidsbijdrage in de vorm van kinderopvangtoeslagen niet toeneemt op het moment dat het samenwerkingsverband deel gaat nemen aan het experiment;
d.
een door het samenwerkingsverband opgesteld rooster dat erin voorziet dat ten minste twee dagen per week ten minste van 7.30 uur tot 18.30 uur sprake is van een integraal dagarrangement;
f.
een document waaruit blijkt dat de oudercommissie van het kindercentrum bij meerderheid van stemmen heeft ingestemd met deelname aan het experiment.
3.
Bij ministeriële regeling worden nadere eisen gesteld aan de inhoud van de bij de aanvraag over te leggen documenten, bedoeld in het tweede lid.
4.
Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat samenwerkingsverbanden van deelname aan dit experiment kunnen worden uitgesloten indien zij reeds deelnemen aan experimenten of subsidie ontvangen op grond van in die regeling genoemde andere regelingen.
2.
Indien een aanvraag voldoet aan alle voorwaarden genoemd in
artikel 4, beslist Onze Minister op grond van bij ministeriële regeling vastgelegde selectiecriteria, welke samenwerkingsverbanden mogen deelnemen aan onderhavig experiment.
3.
De voorwaarden waaronder een samenwerkingsverband een integraal dagarrangement mag aanbieden en daarbij eventueel mag afwijken van kwaliteitseisen als bedoeld in
artikel 4, tweede lid, onderdeelb, zullen worden gebaseerd op de documenten die bij de aanvraag zijn gevoegd.
4.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels gesteld worden met betrekking tot:
a.
de periode of periodes waarbinnen een aanvraag wordt gedaan en de termijn of termijnen waarbinnen over de aanvraag wordt beslist;
b.
het aantal samenwerkingsverbanden dat ten hoogste kan deelnemen aan het experiment; en
c.
de procedure die bij de selectie van de aanvragen wordt gevolgd.
1.
Het samenwerkingsverband meldt op verzoek en uit eigen beweging onverwijld aan Onze Minister indien:
a.
niet of niet langer voldaan wordt aan het bij de aanvraag ingediende kwaliteitsplan;
b.
het in de praktijk gehanteerde rooster niet of niet meer voldoet aan het bij de aanvraag ingediende rooster;
c.
het ingediende financiële plan bij aanvang van het experiment niet gerealiseerd kan worden.
2.
Indien sprake is van andere in het kader van het experiment mogelijk relevante ontwikkelingen dan die bedoeld in het eerste lid, informeert het samenwerkingsverband Onze Minister daarover ook onverwijld.
3.
Samenwerkingsverbanden die deelnemen aan dit experiment:
a.
nemen deel aan bijeenkomsten met andere deelnemers aan het experiment waarbij kennis en ervaring worden uitgewisseld;
b.
werken mee aan door of namens Onze Minister ingestelde onderzoeken die zijn gericht op het verschaffen van inlichtingen aan Onze Minister ten behoeve van de doelstellingen van het experiment, genoemd in
artikel 3.
Artikel 8. Beëindiging experiment
Indien een samenwerkingsverband de verplichtingen uit hoofde van dit besluit niet naleeft dan wel niet of niet langer voldoet aan de voorwaarden in de op dit besluit gebaseerde beschikking van Onze Minister, kan Onze Minister de deelname van het samenwerkingsverband aan dit experiment beëindigen.
Artikel 9. Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
’s-Gravenhage, 14 september 2012
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Uitgegeven de twintigste september 2012
De Minister van Veiligheid en Justitie,