Besluit van 21 januari 1991, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 81 van de Werkloosheidswet
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 28 november 1990, Directoraat-Generaal Sociale Zekerheid, nr. SZ/FEBO/90/2463;
Gelet op de artikelen 81 en 114 van de Werkloosheidswet ( Stb. 1987, 93);
De Sociaal-Economische Raad gehoord (advies van 12 november 1990);
De Raad van State gehoord (advies van 27 december 1990, nr. W12.90.0608);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 januari 1991, Directoraat-Generaal Sociale Zekerheid, nr. SZ/FEBO/90/2746;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
Van de premie, zoals die op grond van
artikel 124 van de Werkloosheidswet ( Stb. 1987, 93) bij ministeriële regeling van 3 december 1990 ( Stcrt. 1990, 251) voor alle takken van het bedrijf en beroep is vastgesteld op 1,6% van het loon dat krachtens artikel 14 van die wet voor premieberekening in aanmerking komt, is 1,0% verschuldigd door de werkgever en 0,6% door de werknemer.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1991. Indien het Staatsblad , waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 1990, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt het terug tot en met 1 januari 1991.
's-Gravenhage, 21 januari 1991
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Uitgegeven de negentiende februari 1991
De Minister van Justitie,