Besluit van 24 juni 1998 tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 66a van de Algemene nabestaandenwet (Besluit ex artikel 66a ANW)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 20 april 1998, nr. SV/VP/98/1862a;
Gelet op artikel 66a, derde lid, van de Algemene nabestaandenwet;
De Raad van State gehoord (advies van 11 mei 1998, nr. W12.98.0154);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 juni 1998, nr. SV/VP/98/2215;
Hebben goedgevonden en verstaan:
a.
ANW:
Algemene nabestaandenwet ;
c.
echtgenoot: de echtgenoot die verzekerd is op grond van de
ANW ;
d.
verzekeraar: een financiële onderneming die ingevolge de
Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van verzekeraar mag uitoefenen;
e.
onverzekerbaar: onverzekerbaar als bedoeld in
artikel 2.
a.
die gelet op zijn gezondheidstoestand bij een verzekeraar niet kan worden verzekerd voor een uitkering bij zijn overlijden ten gunste van de persoon;
b.
op wiens leven gelet op zijn gezondheidstoestand door een persoon geen verzekering voor een uitkering bij overlijden van die echtgenoot kan worden afgesloten bij een verzekeraar;
c.
die gelet op zijn gezondheidstoestand bij een verzekeraar wel kan worden verzekerd voor een uitkering bij zijn overlijden ten gunste van de persoon doch voor een premie die per maand ten minste twee en een half maal hoger is dan de premie die bij dezelfde verzekeraar voor de echtgenoot van toepassing zou zijn indien zijn gezondheidstoestand niet in aanmerking zou zijn genomen; of
d.
op wiens leven gelet op zijn gezondheidstoestand door een persoon wel een verzekering voor een uitkering bij overlijden van die echtgenoot kan worden afgesloten bij een verzekeraar doch voor een premie die per maand ten minste twee en een half maal hoger is dan de premie die bij dezelfde verzekeraar voor de echtgenoot van toepassing zou zijn indien zijn gezondheidstoestand niet in aanmerking zou zijn genomen.
1.
De persoon wiens echtgenoot onverzekerbaar is of de echtgenoot die onverzekerbaar is, is bevoegd zich uiterlijk op 31 maart 1999 bij de Bank aan te melden.
2.
De aanmelding geschiedt via een door de Bank beschikbaar gesteld aanmeldingsformulier.
3.
Bij de aanmelding wordt een mededeling van een verzekeraar overgelegd waaruit blijkt dat de echtgenoot onverzekerbaar is.
1.
Nadat de Bank heeft vastgesteld dat de persoon en de echtgenoot aan de
artikelen 1,
2 en
3, eerste, tweede en derde lid voldoen, wordt de persoon na het overlijden van de echtgenoot aangemerkt als geboren voor 1 janauri 1950 mits de persoon of de echtgenoot vanaf 1 juli 1999 tot de eerste dag van de maand volgend op de dag van het overlijden van de persoon of van de echtgenoot, een maandelijks verschuldigde bijdrage aan de Bank heeft betaald.
2.
De hoogte van de bijdrage wordt jaarlijks met ingang van 1 januari gewijzigd met het percentage waarmee het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie over de maand oktober daaraan voorafgaand afwijkt van het prijsindexcijfer waarop de laatste vaststelling van de bijdrage is gebaseerd en wordt door of namens Onze Minister bekendgemaakt in de Staatscourant.
3.
Geen restitutie vindt plaats van betaalde bijdragen die betrekking hebben op de periode tot de eerste dag van de maand volgend op de dag van overlijden van de echtgenoot.
1.
Indien de bijdrage, bedoeld in
artikel 4, eerste lid, na een door de Bank vastgestelde termijn niet of niet geheel is betaald, wordt de persoon vanaf de dag dat de daarover verschuldigde bijdrage niet is betaald, niet langer aangemerkt als geboren voor 1 januari 1950.
2.
De Bank kan, in afwijking van het eerste lid, de termijn verlengen of opnieuw vaststellen, indien de toepassing ervan zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
1.
Nadat de Bank heeft vastgesteld dat de persoon en de echtgenoot aan de voorwaarden van dit besluit voldoen, ontvangt een verzekeraar die de echtgenoot aan een medisch onderzoek heeft onderworpen en heeft bepaald dat de echtgenoot onverzekerbaar is, van de Bank een vergoeding in de kosten verbonden aan dat onderzoek.
2.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de hoogte van de aan een verzekeraar te betalen vergoeding.
Artikel 8. Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag waarop het bij koninklijke boodschap van 23 februari 1998 ingediende voorstel van wet houdende Wijziging van de Algemene nabestaandenwet in verband met gebleken onbillijkheden (kamerstukken 25 900) tot wet is verheven en in werking treedt.
's-Gravenhage, 24 juni 1998
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Uitgegeven de dertigste juni 1998
De Minister van Justitie,