Besluit van 27 januari 1926, houdende voorschriften ter uitvoering van artikel 6 der Faillissementswet, zooals dit artikel luidt na de laatstelijk daarin aangebrachte wijziging
Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onzen Minister van Justitie van den 18 December 1925, 1e Afd. C n°. 919;
Overwegende, dat artikel 6 der Faillissementswet, zooals dit artikel luidt na de laatstelijk daarin gebrachte wijziging, voorschrijft, dat een algemeene maatregel van bestuur bepaalt de wijze van oproeping van een schuldenaar, wiens faillissement is aangevraagd;
Den Raad van State gehoord (advies van 5 Januari 1926, n°. 22);
Gelet op het nader rapport van Onzen voornoemden Minister van den 25 Januari 1926, 1e afdeeling C, n°. 926;
Hebben goedgevonden en verstaan:
1.
De in
artikel 6 der Faillissementswet bedoelde oproeping door den griffier geschiedt door middel van de post, van de telegraaf, van een bode van het rechtscollege of van een ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, of een andere ambtenaar, voor zover die ambtenaar behoort tot een categorie die daartoe door Onze Minister van Veiligheid en Justitie is aangewezen.
2.
Indien de griffier de oproeping per post verzendt, geschiedt de verzending onder gesloten omslag aan het adres van den schuldenaar op den voet van aangeteekend stuk met expressebestelling, waarvoor een bericht van ontvangst wordt verlangd. De griffier wordt op den omslag van de zending als afzender vermeld.
3.
Indien de griffier de oproeping doet door middel van de telegraaf, voorziet hij het telegram van de aanwijzing kennisgeving ontvang of P.C.
4.
Indien de griffier de oproeping verzendt door middel van een bode van het rechtscollege of door een ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, of een andere ambtenaar, voor zover die ambtenaar behoort tot een categorie die daartoe door Onze Minister van Veiligheid en Justitie is aangewezen, doet hij de oproeping in een gesloten omslag, waarop hij als afzender wordt genoemd; het omslag vermeldt het adres van den schuldenaar. De bezorging geschiedt tegen een door of namens den geadresseerde te onderteekenen ontvangbewijs, waarop dag en uur van de ontvangst moeten worden vermeld. Wordt de brief niet aangenomen, dan laat de bode of ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, of een andere ambtenaar, voor zover die ambtenaar behoort tot een categorie die daartoe door Onze Minister van Veiligheid en Justitie is aangewezen aan het aangewezen adres eene kennisgeving achter, dat de brief ter griffie van de rechtbank kan worden afgehaald. Zoo spoedig mogelijk wordt het ontvangbewijs of, in geval van niet-afgifte van den brief, deze zelf ter griffie bezorgd.
5.
De griffier kan ook aan een ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, of een andere ambtenaar, voor zover die ambtenaar behoort tot een categorie die daartoe door Onze Minister van Veiligheid en Justitie is aangewezen opdracht geven de oproeping te doen bij exploot. Deze laat afschrift van het exploot aan den persoon of aan de woonplaats van den schuldenaar en doet het oorspronkelijke zoo spoedig mogelijk aan den griffier toekomen.
's-Gravenhage, den 27sten Januari 1926
De Minister van Justitie,
Uitgegeven den negen en twintigsten Januari 1926.
De Minister van Justitie,