Besluit van 29 augustus 1990, houdende regels met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de gijzeling als bedoeld in artikel 28, eerste lid, onder c, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op voordracht van Onze Minister van Justitie van 25 juni 1990, Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht, nr. 21767/690;
Gelet op artikel 28, vierde lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Stb. 1989, 300);
De Raad van State gehoord (advies van 23 juli 1990, nr. W03.90.0272);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 20 augustus 1990, Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht, nr. 23925/690;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
In dit besluit wordt verstaan onder
a.
wet: de
Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Stb. 1989, 300).
b.
gijzeling: de gijzeling als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de wet.
Artikel 2
De gijzeling wordt ten uitvoer gelegd in het huis van bewaring. Ten aanzien van militairen wordt de gijzeling ten uitvoer gelegd in het huis van bewaring overeenkomstig de bepalingen van het besluit van 9 juni 1982, Stb. 334.
Artikel 3
De officier van justitie kan, voor de tenuitvoerlegging van de gijzeling de nodige bijzondere of algemene last geven aan de deurwaarders en aan de ambtenaren van politie die zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak. Zij zijn verplicht onmiddellijk aan de vordering van de officier van justitie te voldoen.
Artikel 4
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 september 1990.
De Minister van Justitie,
Uitgegeven de dertigste augustus 1990
De Minister van Justitie,