Besluit van 20 december 1990, tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur bedoeld in artikel 16d, tweede lid, van de Auteurswet 1912
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Justitie van 18 oktober 1990, Stafafdeling Wetgeving Privaatrecht, Nr. 32914/690;
Gelet op artikel 16 d , tweede lid, van de Auteurswet 1912;
De Raad van State gehoord (advies van 4 december 1990, Nr. W03.90.0512);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Justitie van 18 december 1990, Stafafdeling Wetgeving Privaatrecht, Nr. 39426/690;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
In dit besluit wordt verstaan onder "Onze Minister": Onze Minister van Justitie.
1.
De regeringscommissaris wordt benoemd door Onze Minister van Justitie voor een tijdvak van vier jaren. Dezelfde persoon kan na afloop van deze periode opnieuw worden benoemd.
2.
Onze Minister kan één of meer plaatsvervangende regeringscommissarissen benoemen.
2.
De regeringscommissaris kan de in het eerste lid genoemde rechtspersoon, gevraagd en ongevraagd, van advies dienen.
1.
De regeringscommissaris heeft te allen tijde toegang tot de kantoren van de in
artikel 4 bedoelde rechtspersoon.
Hem wordt, desgevraagd, gelegenheid gegeven om vergaderingen van bestuursleden, commissarissen of andere leidende personen van de rechtspersoon bij te wonen en aan de beraadslagingen deel te nemen, alsmede om inzage te nemen van boeken, bescheiden of andere informatiedragers.
2.
De regeringscommissaris heeft voorts het recht om een accountant als bedoeld in
artikel 393, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek te zijner keuze de boekhouding te doen onderzoeken.
2.
De regeringscommissaris is bevoegd ook andere belanghebbenden dan die genoemd in het eerste lid te horen.
3.
De regeringscommissaris kan één of meer vertegenwoordigers van de in
artikel 4 bedoelde rechtspersoon in de gelegenheid stellen de besprekingen met de in het eerste lid bedoelde vertegenwoordigers bij te wonen.
Artikel 7
De volgende besluiten mogen niet worden genomen dan na goedkeuring door de regeringscommissaris:
a.
een besluit tot wijziging van de statuten of tot ontbinding van de in
artikel 4 bedoelde rechtspersoon;
b.
een besluit van de in
artikel 4 bedoelde rechtspersoon tot benoeming van een accountant als bedoeld in
artikel 393, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ;
Artikel 8
De regeringscommissaris brengt tenminste eenmaal per jaar aan Onze Minister verslag uit over zijn werkzaamheden. De regeringscommissaris verstrekt voorts aan Onze Minister alle door deze verlangde inlichtingen.
1.
De regeringscommissaris geniet vergoeding van reis- en verblijfkosten overeenkomstig regels door Onze Minister te stellen.
2.
Onze Minister kan aan de regeringscommissaris een toelage toekennen.
3.
Het bedrag van de door de Staat ten behoeve van de uitoefening van het toezicht gemaakte kosten wordt door Onze Minister op door hem te bepalen tijdstippen vastgesteld en door de in
artikel 4 bedoelde rechtspersoon aan de Staat voldaan.
Artikel 10
Dit besluit treedt in werking op hetzelfde tijdstip als de Wet van 30 mei 1990 houdende wijziging van de
Auteurswet 1912 inzake een vergoeding voor het verveelvoudigen van beeld- of geluidsopnamen voor eigen oefening, studie of gebruik ( Stb. 305).
’s-Gravenhage, 20 december 1990
De Staatssecretaris van Justitie,
Uitgegeven de eenendertigste december 1990
De Minister van Justitie,