Besluit van 6 december 1999, houdende verdere vermindering van overheidsregels van rechtspositionele aard op het terrein van het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (Besluit decentralisatie arbeidsvoorwaardenvorming universiteiten, hogescholen en onderzoekinstellingen)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 21 juli 1999, nr. 1999/30045(4754), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Gelet op artikel 4.5, tweede en derde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, artikel 14 van de Wet op de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek en artikel 125, eerste lid, van de Ambtenarenwet;
De Raad van State gehoord (advies van 3 september 1999, nr. W05.99.0409/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, van 30 november 1999, nr. 1999/37735(4754), directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
a.
Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en, voor zover het betreft het onderwijs op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
b.
instelling: een universiteit, een hogeschool of een onderzoekinstelling;
c.
universiteit: een universiteit die is opgenomen in onderdeel a of b van de bijlage van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, alsmede de Open Universiteit;
d.
hogeschool: een hogeschool die is opgenomen in onderdeel c, e of g van de bijlage van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
f.
personeel: de personen die in dienst zijn van de instelling, daaronder niet begrepen leden van colleges van bestuur, centrale directies of algemene besturen;
1°
van een universiteit: het college van bestuur;
2°
van een openbare hogeschool: de centrale directie of het college van bestuur;
3°
van een bijzondere hogeschool: het instellingsbestuur, dan wel het college van bestuur, indien de statuten van de rechtspersoon waarvan de bijzondere hogeschool uitgaat, bepalen dat het college optreedt als instellingsbestuur;
4°
van een onderzoekinstelling: het algemeen bestuur;
h.
deelgebied: de gezamenlijke universiteiten, de gezamenlijke hogescholen of de gezamenlijke onderzoekinstellingen.
1.
De bepalingen van dit besluit zijn regels voor onderzoekinstellingen en voor openbare universiteiten en hogescholen, alsmede voorwaarden voor bekostiging van bijzondere universiteiten en hogescholen.
2.
Het personeel en het gewezen personeel zijn belanghebbend in de zin van dit besluit.
3.
Het bestuur of diens rechtsopvolger is gehouden de aanspraken van het personeel en het gewezen personeel die uit de wet voortvloeien of krachtens dit besluit worden vastgesteld dan wel bij of krachtens dit besluit worden gehandhaafd, te honoreren.
4.
Indien een rechtsopvolger als bedoeld in het derde lid ontbreekt, waaronder tevens is begrepen het geval van een onherroepelijk vonnis tot faillietverklaring van de desbetreffende instelling, voorzien de besturen in het desbetreffende deelgebied er gezamenlijk in dat aan de verplichtingen van het derde lid jegens het personeel en het gewezen personeel wordt voldaan.
Artikel 3. Maximumsalaris
Voor de uitkomsten van het functiewaarderingssysteem geldt, wat de hoogste functies van het personeel van een instelling betreft, als uitgangspunt dat aan deze functies ten hoogste een salarisschaal is verbonden waarvan het hoogste bedrag overeenkomt met het maximum salarisbedrag van schaal 18 van bijlage 1A van het Kaderbesluit rechtspositie personeel universiteiten en onderzoekinstellingen en bijlage 1A van het Kaderbesluit rechtspositie HBO, zoals die luidden op 31 december 1998. Dit maximum kan worden bijgesteld aan de hand van de algemene salarisontwikkeling die voor het personeel in een deelgebied wordt overeengekomen.
Artikel 4. Werkloosheid
Bij de vaststelling van de regels voor uitkeringen wegens werkloosheid draagt het bestuur er zorg voor dat de aanspraken van het personeel en het gewezen personeel ten minste gelijk, doch in elk geval ten minste gelijkwaardig zijn aan de aanspraken die het personeel zou hebben op grond van de
Werkloosheidswet . Het bestuur handhaaft hierbij tevens de aanspraken van het gewezen personeel die aan dat personeel zijn gegarandeerd bij of krachtens de regelingen die volgens dit besluit komen te vervallen.
Artikel 5. Ziekte en arbeidsongeschiktheid
Bij de vaststelling van de regels voor uitkeringen wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid draagt het bestuur er zorg voor dat de aanspraken van het personeel en het gewezen personeel ten minste gelijk, doch in elk geval ten minste gelijkwaardig zijn aan de aanspraken die het personeel zou hebben op grond van de
Ziektewet en de
Wet uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte .
artikel I van het BWOO van Besluit decentralisatie arbeidsvoorwaardenvorming universiteiten, hogescholen en onderzoekinstellingen">
[Wijzigt het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel.]
artikel II van het BWOO van Besluit decentralisatie arbeidsvoorwaardenvorming universiteiten, hogescholen en onderzoekinstellingen">
[Wijzigt het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel.]
artikel IV van het BWOO van Besluit decentralisatie arbeidsvoorwaardenvorming universiteiten, hogescholen en onderzoekinstellingen">
[Wijzigt het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel.]
1.
In afwijking van
paragraaf 3 blijven tot het tijdstip waarop het bestuur regels als bedoeld in
artikel 4.5 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek heeft vastgesteld, de op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van dit besluit geldende regels terzake van toepassing op het personeel van de instellingen. De uit die regels voortvloeiende aanspraken van het personeel gelden daarbij jegens het bestuur.
2.
In afwijking van het eerste lid geldt als tijdstip waarop de regels van het Kaderbesluit rechtspositie HBO en het Kaderbesluit rechtspositie personeel universiteiten en onderzoekinstellingen voor de toepassing van het eerste lid zijn gefixeerd: 31 december 1998.
Artikel 18. Voorwaardelijke handhaving regels tegemoetkoming ziektekosten en inkomenstoeslag
In afwijking van
artikel 11 blijft tot het tijdstip waarop het bestuur regels heeft gesteld voor tegemoetkoming in ziektekosten en inkomenstoeslag, het
Besluit tegemoetkoming ziektekosten en inkomenstoeslag onderwijs- en onderzoekpersoneel , zoals dat luidde op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van dit besluit, van toepassing op het personeel van de instellingen. De uit dat besluit voortvloeiende aanspraken van het personeel en het gewezen personeel gelden daarbij jegens het bestuur.
Artikel 19. Voorwaardelijke handhaving ZVO-regeling
In afwijking van
artikel 15 blijft tot het tijdstip waarop het bestuur regels heeft gesteld voor de ziektekostenvoorziening, de
Regeling ziektekostenvoorziening onderwijs en onderzoekpersoneel , zoals die luidde op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van dit besluit, van toepassing op het personeel en het gewezen personeel van de instellingen. De uit dat besluit voortvloeiende aanspraken van het personeel en het gewezen personeel gelden daarbij jegens het bestuur.
Artikel 21. Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit decentralisatie arbeidsvoorwaardenvorming universiteiten, hogescholen en onderzoekinstellingen.
's-Gravenhage, 6 december 1999
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
Uitgegeven de zestiende december 1999
De Minister van Justitie,