Besluit van 13 oktober 2012, houdende regels over de bewapening, de uitrusting en de kleding van de politie en de bijzondere bijstandseenheden alsmede regels over de taakuitvoering door de politie en de eisen aan de bekwaamheid van de ambtenaren van politie en van de bijzondere bijstandseenheden (Besluit bewapening en uitrusting politie)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en Onze Minister van Defensie van 17 oktober 2011;
Gelet op de artikelen 21, 22 en 59, vijfde lid, van de Politiewet 2012;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 13 januari 2012, nr. W03.11.0470/II);
Gezien het nader rapport van Onze Ministers van Veiligheid en Justitie en van Defensie van 5 oktober 2012, nr. 286450;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
b.
pistool: semi-automatisch pistool, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter;
c.
semi-automatisch schoudervuurwapen: semi-automatisch schoudervuurwapen, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter;
d.
automatisch schoudervuurwapen: automatisch schoudervuurwapen, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter;
e.
granaatwerper: een granaatwerper, kaliber 40mm;
f.
repeteervuurwapen: een repeteervuurwapen, kaliber 12;
g.
pepperspray: spuitbus met Oleoresin Capsicum (OC).
1.
De bewapening van de ambtenaar bestaat tijdens de uitoefening van de dienst uit:
2.
De korpschef kan bepalen dat de bewapening van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, mede bestaat uit een lange wapenstok.
3.
De uitrusting van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, bestaat uit:
d.
nazorgmiddelen bij het gebruik van pepperspray.
4.
Indien de korpschef dit noodzakelijk acht, kan de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, mede worden uitgerust met tie-wraps.
5.
De uitrusting van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, kan mede bestaan uit:
b.
een kogelwerende helm;
1.
De bewapening van de ambtenaar van de rijksrecherche die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, bestaat tijdens de uitoefening van de dienst uit:
2.
Het College van procureurs-generaal kan bepalen dat de bewapening van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, mede bestaat uit een lange wapenstok.
3.
De uitrusting van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, bestaat uit:
d.
nazorgmiddelen bij het gebruik van pepperspray.
4.
Indien het College van procureurs-generaal dit noodzakelijk acht, kan de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, mede worden uitgerust met tie-wraps.
5.
De uitrusting van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, kan mede bestaan uit:
b.
een kogelwerende helm;
1.
De bewapening van de surveillant van politie bestaat tijdens de uitoefening van de dienst uit:
2.
De bewapening van de surveillant van politie bestaat mede uit het pistool:
3.
In andere gevallen dan bedoeld in het tweede lid, is het bewapenen van de surveillant van politie met het pistool alleen toegestaan indien Onze Minister daarvoor, op verzoek van de korpschef, toestemming heeft verleend. Aan deze toestemming kunnen voorwaarden worden verbonden.
4.
De uitrusting van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, bestaat uit:
d.
nazorgmiddelen bij het gebruik van pepperspray.
5.
Indien de korpschef dit noodzakelijk acht, kan de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, mede worden uitgerust met tie-wraps.
6.
De uitrusting van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, kan mede bestaan uit:
b.
een kogelwerende helm;
1.
De bewapening van de aspirant bestaat in het gedeelte van de opleiding dat in het korps wordt doorgebracht tijdens de uitoefening van de dienst uit:
3.
De uitrusting van de aspirant bestaat uit:
d.
nazorgmiddelen bij het gebruik van pepperspray.
4.
Indien de korpschef dit noodzakelijk acht, kan de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, mede worden uitgerust met tie-wraps.
5.
De uitrusting van de aspirant kan mede bestaan uit:
b.
een kogelwerende helm;
2.
De bewapening van de ambtenaar van politie, bedoeld in het eerste lid, die belast is met persoonsbeveiliging, bestaat tevens uit de in
artikel 12 genoemde wapens.
3.
De bewapening van de ambtenaar van politie, bedoeld in het eerste lid, die behoort tot een aanhoudings- en ondersteuningseenheid, bestaat tevens uit de in
artikel 13, eerste lid, genoemde wapens.
4.
Het verzoek voor het bewapenen wordt gedaan door de korpschef.
5.
Aan de toestemming, bedoeld in het eerste lid, kunnen voorwaarden worden verbonden.
6.
De uitrusting van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, bestaat uit:
d.
nazorgmiddelen bij het gebruik van pepperspray.
7.
De uitrusting van de ambtenaar, bedoeld in het derde lid, bestaat mede uit explosieven.
8.
Indien de korpschef dit noodzakelijk acht, kan de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, mede worden uitgerust met tie-wraps.
9.
De uitrusting van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, kan mede bestaan uit:
b.
een kogelwerende helm;
2.
Het bewapenen van de ambtenaar van politie, bedoeld in het eerste lid, met het pistool is toegestaan indien Onze Minister daarvoor toestemming heeft verleend. Aan de toestemming kunnen voorwaarden worden verbonden.
3.
Het verzoek voor het bewapenen met het pistool wordt gedaan door de korpschef.
4.
De uitrusting van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, bestaat uit:
d.
nazorgmiddelen bij het gebruik van pepperspray.
5.
Indien de korpschef dit noodzakelijk acht, kan de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, mede worden uitgerust met tie-wraps.
6.
De uitrusting van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, kan mede bestaan uit:
b.
een kogelwerende helm;
Artikel 8
De bewapening van de ambtenaar, met inbegrip van de surveillant van politie, die dienst doet met een politiesurveillancehond, bestaat mede uit:
a.
een elektrische wapenstok;
Artikel 9
De bewapening van de ambtenaar die behoort tot een bereden onderdeel, kan mede bestaan uit:
b.
een ceremonieel ruitersabel.
Artikel 10
De bewapening van de ambtenaar die is belast met de bewakings- en beveiligingstaak, kan mede bestaan uit het semi-automatisch schoudervuurwapen.
Artikel 11
De bewapening van de ambtenaar die behoort tot de mobiele eenheid, kan tijdens de uitoefening van de dienst mede bestaan uit:
b.
de granaatwerper en CS-traangasgranaten;
Artikel 12
De bewapening van de ambtenaar die is belast met persoonsbeveiliging kan tijdens de uitoefening van de dienst mede bestaan uit:
a.
de granaatwerper en CS-traangasgranaten;
b.
rook- en lawaaigranaten;
c.
het semi-automatisch schoudervuurwapen;
d.
het automatisch schoudervuurwapen.
1.
De bewapening van de ambtenaar die behoort tot een aanhoudings- en ondersteuningseenheid, kan tijdens de uitoefening van de dienst mede bestaan uit:
a.
rook- en lawaaigranaten;
b.
een elektrische wapenstok;
c.
de granaatwerper en CS-traangasgranaten;
d.
het semi-automatisch schoudervuurwapen;
e.
het automatisch schoudervuurwapen;
f.
het repeteervuurwapen;
2.
De uitrusting van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, bestaat mede uit explosieven.
3.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de technische specificaties waaraan de nazorgmiddelen bij het gebruik van pepperspray, bedoeld in de
artikelen 2, derde lid, onderdeel d,
3, derde lid, onderdeel d,
4, vierde lid, onderdeel d,
5, derde lid, onderdeel d,
6, zesde lid, onderdeel d, en
7, vierde lid, onderdeel d, voldoen.
1.
Onze Minister wijst het merk en type van de uitrusting, bedoeld in de
artikelen 2, derde, vierde en vijfde lid,
3, derde, vierde en vijfde lid,
4, vierde, vijfde en zesde lid,
5, derde, vierde en vijfde lid,
6, zesde, zevende, achtste en negende lid,
7, vierde, vijfde en zesde lid, en
17, derde, vierde en vijfde lid, aan.
2.
Onverminderd het eerste lid kunnen de korpschef en het College van procureurs-generaal aan de onder hen ressorterende ambtenaren andere dan de in het eerste lid bedoelde uitrusting toekennen.
1.
De bewapening van de ambtenaar en van ambtenaren van de Koninklijke marechaussee en andere delen van de krijgsmacht, die behoren tot een bijzondere bijstandseenheid, bestaat uit:
2.
Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie, bepaalt het merk en type van de wapens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, en de daarbij behorende munitie.
3.
De uitrusting van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, bestaat uit:
d.
nazorgmiddelen bij het gebruik van pepperspray.
4.
Indien de korpschef dit noodzakelijk acht, kan de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, mede worden uitgerust met tie-wraps.
5.
De uitrusting van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, kan mede bestaan uit:
b.
een kogelwerende helm;
Artikel 18
Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie, kan toestemming geven tot beproeving van wapens en munitie door het personeel van een bijzondere bijstandseenheid. Aan de toestemming kunnen voorwaarden worden verbonden.
1.
Onze Minister kan de korpschef toestemming geven tot beproeving van andere wapens en munitie, dan bedoeld in de
artikelen 2 tot en met 14. Aan de toestemming kunnen voorwaarden worden verbonden.
2.
Ten behoeve van de opleiding en beroepsvaardigheidstrainingen mag de ambtenaar, naast de in dit besluit bedoelde bewapening en munitie, gebruik maken van trainingswapens en trainingsmunitie van een door Onze Minister aangewezen merk en type.
1.
De wapens en de munitie, bedoeld in de
artikelen 2 tot en met 19, worden door een door de korpschef aangewezen ondersteunende dienst van de politie aangeschaft en afgevoerd, met uitzondering van de afvoer van de pepperspray, de verdekte pepperspray en de munitie, voor zover deze na gebruik geen werkzame bestanddelen meer bevatten.
2.
Onze Minister kan ontheffing verlenen van het eerste lid. Het eerste lid is niet van toepassing op de ambtenaren van de krijgsmacht die behoren tot de unit interventie mariniers van de bijzondere bijstandeenheid Dienst speciale interventies.
3.
Onze Minister kan aanwijzingen geven over de wijze waarop de wapens en de munitie worden afgevoerd.
2.
Bij regeling van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie, worden regels gesteld omtrent het dragen, het onderhoud en het in inbraakvrije ruimte bewaren van de wapens en munitie, bedoeld in de
artikelen 17 en
18, door het personeel van een bijzondere bijstandseenheid.
Artikel 22
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent meetmiddelen waarvoor voor het gebruik ervan een verklaring van een in deze regeling aangewezen instantie vereist is, alsmede omtrent meetmiddelen die daarmee gelijkgesteld worden.
a.
politiesurveillancehond: hond die uitsluitend wordt ingezet bij de surveillancedienst of het optreden van de mobiele eenheid;
b.
AOE-hond: hond die uitsluitend wordt ingezet bij het optreden van een aanhoudings- en ondersteuningseenheid of van een bijzondere bijstandseenheid;
c.
politiespeurhond: hond die uitsluitend wordt ingezet voor bij regeling, bedoeld in
artikel 24, derde lid, vastgestelde taken.
1.
De politiesurveillancehond, de AOE-hond en de politiespeurhond staan onder toezicht van:
c.
de ambtenaar van politie als bedoeld in
artikel 2, onderdeel c, van die wet, die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak. De ambtenaar, bedoeld in de eerste volzin, beschikt uitsluitend over de hond na toestemming van de korpschef.
2.
De ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, beschikt over een certificaat als bedoeld in het derde lid, onder a.
3.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent:
a.
een certificaat waaruit blijkt dat de combinatie van hond en de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, voldoet aan de bij deze regeling gestelde eisen;
b.
de keuring en de herkeuring binnen twee jaar;
c.
de instelling van commissies die zijn belast met de keuring, certificering en herkeuring;
d.
het toezicht op de kwaliteit en de objectiviteit van de keuring en herkeuring.
2.
De korpschef draagt er zorg voor dat de aan de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, verstrekte kleding niet in handen van onbevoegden terecht komt.
1.
De korpschef draagt er zorg voor dat de volgende ambtenaren van politie slechts over bewapening beschikken indien zij voldoen aan de bij ministeriële regeling gestelde eisen van bekwaamheid:
2.
Het College van procureurs-generaal draagt er zorg voor dat de ambtenaar van de rijksrecherche die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak slechts over bewapening beschikt indien hij voldoet aan de bij ministeriële regeling gestelde eisen van bekwaamheid.
3.
De regeling, bedoeld in het eerste en tweede lid, bevat in ieder geval regels over de jaarlijkse toetsing terzake van geweldsbeheersing, aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden en schietvaardigheid.
Artikel 28
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de goede taakuitvoering door de politie en de eisen die worden gesteld aan de bekwaamheid van de ambtenaren van politie en van het personeel van de bijzondere bijstandseenheden.
Artikel 29
Na inwerkingtreding van dit besluit berusten de volgende besluiten onderscheidenlijk regelingen op de volgende artikelen van dit besluit:
Artikel 30
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.
Artikel 31
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit bewapening en uitrusting politie.
’s-Gravenhage, 13 oktober 2012
De Minister van Veiligheid en Justitie,
De Minister van Defensie,
Uitgegeven de zesentwintigste oktober 2012
De Minister van Veiligheid en Justitie,