1.
Een aanvraag voor een wederzijdse erkenning, als bedoeld in
artikel 56 van de wet, wordt door de aanvrager schriftelijk ingediend bij het Ctgb met het aanvraagformulier dat daartoe is vastgesteld en aldaar is te verkrijgen bevat alle gegevens die voor het indienen van deze aanvraag door het Ctgb zijn vastgesteld.
2.
Artikel 2:1, lid 2 tot en met 9, zijn van toepassing, met dien verstande dat:
in afwijking van
artikel 2:1, lid 7, het Ctgb de aanvraag niet in behandeling neemt indien het bewijs dat de aanvraagkosten zijn voldaan of een referentielijst niet bij de aanvraag zijn gevoegd, de aanvraag niet voldoet aan het gestelde in
artikel 56 van de wet, de aanvraag administratief dan wel wetenschappelijk onvolledig is, of ten onrechte dierproeven zijn uitgevoerd ten behoeve van de aanvraag dan wel de inlichtingen inzake dierproeven niet zijn ingewonnen.
3.
In afwijking van
artikel 2:2, lid 3, neemt Ctgb neemt uiterlijk 120 dagen na de ontvangst van de in
artikel 2:2, lid 1 bedoelde kosten een gemotiveerd besluit op de aanvraag.
Indien niet binnen de termijn als bedoeld in de eerste volzin kan worden beslist, deelt het Ctgb dit schriftelijk aan de aanvrager mede en stelt het Ctgb daarbij een zo kort mogelijke redelijke termijn vast waarbinnen op de aanvraag zal worden beslist.
4.
Artikel 2:2 is overeenkomstig van toepassing, voor zover hierna niets anders is bepaald.
In afwijking van de in
artikel 2:2, lid 4 bedoelde termijn voor het nemen van een besluit op de aanvraag wordt opgeschort indien het Ctgb binnen 6 weken na ontvangst van de kosten als bedoeld in lid 1 naar aanleiding van de samenvatting en beoordeling vaststelt dat de beoordeling niet kan worden afgerond omdat de beoordeling aanleiding geeft tot het stellen van aanvullende vragen, noodzakelijk om de beoordeling van de aanvraag af te ronden.
De aanvrager wordt, onder vermelding van de in te dienen gegevens, schriftelijk in de gelegenheid gesteld de aanvullende gegevens binnen een door het Ctgb te stellen termijn in te dienen. Het Ctgb stelt de termijn vast aan de hand van de tijd die benodigd is voor het aanleveren en de samenvatting en beoordeling van deze gegevens.
6.
Het Ctgb stelt de aanvrager, Onze Minister en de Commissie van de Europese Gemeenschappen in kennis van een voornemen tot het afwijzen van de aanvraag overeenkomstig het bepaalde in
artikel 56, vierde en vijfde lid, van de wet.