Besluit beroep in belastingzaken 2005
De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.
a.
inspecteur: (de ambtenaar van de Belastingdienst, die optreedt namens) de inspecteur als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen; waar in dit besluit wordt gesproken over de inspecteur, wordt daaronder in voorkomend geval mede verstaan (de ambtenaar van de Belastingdienst, die optreedt namens) de ontvanger als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel i, van de Invorderingswet 1990;
b.
griffier: de griffier van de bevoegde rechtbank, het bevoegde gerechtshof of van de Hoge Raad;
c.
B/CKC: Belastingdienst/Centrum voor kennis en communicatie;
d.
B/CPP: Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling;
e.
DGBel: Ministerie van Financiën, Directoraat-Generaal Belastingdienst;
f.
Awb: Algemene wet bestuursrecht;
g.
AWR: Algemene wet inzake rijksbelastingen;
h.
Uitspraak: schriftelijke of mondelinge uitspraak van rechtbank of gerechtshof of schriftelijke uitspraak van de Hoge Raad.
1.
Ten behoeve van de administratieve organisatie en bestuurlijke informatie wordt in een (geautomatiseerd) bestand de voortgang van beroepsprocedures vastgelegd.
2.
In ieder geval worden de volgende gegevens geregistreerd:
a.
Naam, adres en woonplaats van de belanghebbende en de gemachtigde;
b.
Middel, jaar/tijdvak, heffings- of invorderingszaak en aanslagnummer;
c.
Of er sprake is van rechtstreeks beroep;
d.
Datum van binnenkomst van het (pro forma) beroepschrift en de conclusie van repliek bij de rechtbank of het gerechtshof en op het kantoor;
e.
Datum van verzending van het verweerschrift/beroepschrift en de conclusie van dupliek/repliek;
f.
Intrekking van het beroepschrift;
g.
Motivering bij beslissing over het inzenden van een afschrift van het beroep-/verweerschrift aan B/CKC;
h.
Termijn van uitstel voor indiening van het verweerschrift c.q. de conclusie van dupliek/repliek;
i.
Termijn van uitstel voor motivering hoger beroep;
j.
Datum van de zitting bij de rechtbank of het gerechtshof;
k.
Datum van de uitspraak van de rechtbank of het gerechtshof;
l.
Datum van ontvangst van het beroepschrift in cassatie van DGBel;
m.
Datum van inzending van het advies/cassatievoorstel aan DGBel;
n.
Datum van de uitspraak van de Hoge Raad;
o.
Datum van verzending van het afschrift van de uitspraak aan B/CKC;
p.
Resultaat en belang van de uitspraak van de rechtbank, het gerechtshof en de Hoge Raad.
§ 3. Toewijzen en doorsturen bezwaarschrift
Indien er een bezwaarschrift wordt ontvangen met daarin een verzoek om rechtstreeks beroep te mogen instellen, stemt de inspecteur in met het overslaan van de bezwaarschriftenprocedure als hij de zaak geschikt acht voor rechtstreeks beroep.
De hoofdregel blijft dat eerst de bezwaarschriftenprocedure wordt gevolgd.
De zaak is alleen dan geschikt voor rechtstreeks beroep als in de primaire fase reeds een zodanig uitputtende gedachtewisseling tussen inspecteur en belanghebbende heeft plaatsgevonden, dat de bezwaarschriftenprocedure daaraan weinig of niets meer kan toevoegen, terwijl tevens vaststaat dat het besluit nog altijd in geschil is. Hetzelfde geldt voor de situatie waarin een besluit nauw samenhangt met een besluit waartegen reeds beroep is ingesteld.
De zaak is in ieder geval niet geschikt voor rechtstreeks beroep als het bezwaarschrift gericht is tegen het niet tijdig nemen van een besluit (fictief besluit) of – in meerpartijengeschillen – als niet alle indieners van een bezwaarschrift om het overslaan van de bezwaarprocedure hebben verzocht.
Alvorens de inspecteur zijn beslissing op het verzoek neemt, vindt een collegiale toetsing plaats.
Als de inspecteur instemt met het verzoek om rechtstreeks beroep te mogen instellen, zendt hij het bezwaarschrift, met daarop aangetekend de dagtekening van ontvangst, onverwijld door aan de bevoegde rechter.
§ 4. Afwijzen
Indien de zaak niet geschikt is voor rechtstreeks beroep wijst de inspecteur het verzoek af. Als het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is neemt de inspecteur de afwijzing in de beslissing op het bezwaarschrift op. In de overige gevallen deelt hij de beslissing uiterlijk tegelijkertijd met de uitnodiging voor de hoorzitting aan de verzoeker schriftelijk mede.
§ 5. Inzending verweerschriften e.d.
Behoudens in de in § 7 en § 8 bedoelde gevallen zendt de inspecteur steeds overeenkomstig artikel 8:42 Awb binnen de daarvoor gestelde termijn van vier weken zijn geschriften, zoals een ondertekend verweerschrift, en alle andere op de zaak betrekking hebbende stukken (zie § 9) aan de rechtbank.
§ 6. Eenheid van beleid en uitvoering
Ter bevordering van de kwaliteit en de eenheid van beleid en uitvoering vindt op de inhoud van het verweerschrift een collegiale toetsing plaats. Het is daarbij van belang dat nogmaals wordt beoordeeld of er sprake is van een rechtsvraag als bedoeld in het besluit van 25 februari 2004, nr. DGB2003/6662M. Als het geschil een rechtsvraag blijkt te betreffen die ten onrechte nog niet aan de desbetreffende kennisgroep is voorgelegd, dan legt de inspecteur de rechtsvraag alsnog onverwijld voor aan die kennisgroep.
1.
De inzending van een verweerschrift blijft achterwege indien de inspecteur zich geheel met de door belanghebbende opgeworpen bezwaren kan verenigen.
2.
In deze gevallen tracht de inspecteur met belanghebbende overeen te komen dat deze zijn beroepschrift intrekt onder voorwaarde dat ambtshalve vermindering c.q. vernietiging van de onderwerpelijke aanslag zal plaats hebben. Indien belanghebbende hiertoe bereid is, neemt de inspecteur tegelijkertijd maatregelen die leiden tot bedoelde ambtshalve vermindering c.q. vernietiging en nodigt hij tevens belanghebbende uit een schrijven aan de rechtbank te ondertekenen inhoudende dat hij zijn beroepschrift intrekt.
3.
De inspecteur zendt dit schrijven zo spoedig mogelijk aan de rechtbank onder bijvoeging van een afschrift van de beslissing waarbij de ambtshalve vermindering c.q. vernietiging van de aanslag aan belanghebbende wordt medegedeeld.
4.
Indien belanghebbende niet bereid is het beroepschrift onder de in lid 2 vermelde voorwaarde in te trekken deelt de inspecteur de rechtbank, binnen de in § 5 bedoelde termijn, schriftelijk mee dat hij afziet van het inzenden van een verweerschrift omdat hij zich geheel met de door belanghebbende opgeworpen bezwaren kan verenigen.
5.
Voor de handelwijze met betrekking tot de vergoeding van proceskosten in geval van intrekking van het beroepschrift omdat de inspecteur geheel of gedeeltelijk aan de grieven van de indiener is tegemoetgekomen, wordt verwezen naar artikel 8:75 Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht.
6.
In gevallen waarbij het beroepschrift wordt ingetrokken zonder dat aan de bezwaren van belanghebbende wordt tegemoetgekomen, kan de inspecteur het griffierecht vergoeden. Het griffierecht wordt in beginsel vergoed, tenzij er sprake is van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht door belanghebbende; hiervan kan onder meer sprake zijn bij (herhaald) lichtvaardig procederen.
Voorbeelden waarbij tot vergoeding kan worden overgegaan:
a.
de inspecteur is te kort geschoten in zijn motiveringsplicht van de afwijzing van een overigens onjuist standpunt van de belastingplichtige;
b.
de belastingplichtige heeft een pleitbaar standpunt ingenomen;
c.
de belastingplichtige trekt het beroepschrift snel in zonder de inspecteur veel extra werk te bezorgen.
§ 8. Termijn van inzending
In gevallen waarin het niet mogelijk blijkt het verweerschrift in te zenden binnen de in artikel 8:42, eerste lid, Awb gestelde termijn van vier weken, kan de inspecteur de rechtbank schriftelijk verzoeken om verlenging van deze termijn. De inspecteur maakt van deze mogelijkheid slechts in uitzonderingsgevallen gebruik onder vermelding van de omstandigheden die het tijdig inzenden van het verweerschrift verhinderen.
1.
Het verweerschrift behoort een zelfstandige uiteenzetting te geven van de feiten en van de beschouwingen waartoe die feiten de inspecteur aanleiding geven, zodat ook zonder het overleggen van andere stukken de zienswijze van de inspecteur duidelijk en volledig tot uitdrukking komt.
2.
In het verweerschrift dienen in ieder geval de volgende punten te worden behandeld:
a.
de ontvankelijkheid van het beroep;
c.
een beknopt overzicht van de geschilpunten;
d.
een omschrijving van de in het beroepschrift vervatte grieven en de zienswijze van de inspecteur met betrekking tot deze grieven;
e.
de feiten die de algemene bewijsregels opzij zetten en een bijzondere bewijsregeling (zoals omkering bewijslast) tot gevolg hebben en de motivering daarvan;
f.
de conclusie van de inspecteur.
Zo nodig worden subsidiaire verweren en subsidiaire conclusies in het verweerschrift opgenomen.
3.
De overgelegde stukken worden steeds in het verweerschrift vermeld. Tot de in artikel 8:42 Awb bedoelde over te leggen stukken behoren in ieder geval:
a.
een gespecificeerde opgaaf van de gegevens van de aangifte indien deze is gedaan (bij procedures betreffende de rechten van successie, schenking en overgang kan, indien de aangifte zeer omvangrijk is, worden volstaan met een uittreksel uit de aangifte betreffende de in geding zijnde onderdelen);
b.
een gespecificeerde opgaaf van de aanslaggegevens (dan wel andere bestreden primaire beschikking). Bij procedures tegen een grote hoeveelheid identieke aanslagen kan worden volstaan met een voorbeeld;
c.
een afschrift van het bezwaar- of verzoekschrift;
d.
een afschrift van de uitspraak dan wel een afschrift van de kennisgeving waarin de beslissing op het bezwaar- of verzoekschrift wordt gemotiveerd (in de gevallen dat dit van toepassing is).
4.
Naar niet gepubliceerde uitspraken wordt slechts verwezen met inachtneming van artikel 27g AWR.
§ 10. Inzending conclusies van dupliek
Na ontvangst van het afschrift van de conclusie van repliek, zendt de inspecteur steeds, binnen de door de rechtbank vastgestelde termijn, een conclusie van dupliek aan de rechtbank.
§ 11. Termijn van inzending
In gevallen waarin het niet mogelijk blijkt de conclusie van dupliek in te zenden binnen de door de rechtbank gestelde termijn, kan de inspecteur schriftelijk om verlenging van deze termijn verzoeken. De inspecteur maakt van deze mogelijkheid slechts in uitzonderingsgevallen gebruik onder vermelding van de omstandigheden die het tijdig inzenden van de conclusie van dupliek verhinderen.
§ 12. Inhoud conclusie van dupliek
In de conclusie van dupliek worden in elk geval de in de conclusie van repliek naar voren gebrachte punten behandeld. Het is niet de bedoeling dat de conclusie van dupliek een doublure wordt van het verweerschrift. Zo nodig verwijst de inspecteur in de conclusie van dupliek naar bepaalde punten van het verweerschrift.
§ 13. Verschijnen ter zitting
De inspecteur verschijnt ter zitting wanneer hij een oproep voor de mondelinge behandeling van het beroepschrift heeft ontvangen. Dit geldt ook indien de oproep betrekking heeft op de behandeling van een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening.
§ 14. Bijstand
Indien de inspecteur dit noodzakelijk acht, kan hij zich op een zitting van de rechtbank door een andere ambtenaar van de Belastingdienst doen bijstaan. Bij voorkeur wordt hiervan bij inzending van het verweerschrift reeds melding gemaakt.
§ 15. Afzien van mondelinge behandeling
De inspecteur kan indien de rechtbank hem hierom verzoekt toestemming geven voor het achterwege laten van het onderzoek ter zitting. Hij geeft de toestemming alleen indien de feiten en omstandigheden met betrekking tot het geschil zelf niet in geschil zijn (er is sprake van een zuivere rechtsvraag) en een mondelinge behandeling geen toegevoegde waarde meer kan hebben.
§ 16. Korte aantekening inhoud
Na ontvangst van het afschrift van de uitspraak van de rechtbank (waaronder de uitspraak in geval van vereenvoudigde behandeling van het beroep óf, ingeval van mondelinge uitspraak, het afschrift van het proces-verbaal) wordt de inhoud daarvan in het kort vastgelegd in het in § 2 genoemde bestand. Op de originele afschriften mag niet worden geschreven.
§ 18. Instellen hoger beroep
Wanneer de inspecteur geheel of gedeeltelijk in het ongelijk is gesteld, beoordeelt hij steeds of hij tegen de uitspraak hoger beroep in zal stellen. Bij de beslissing om al dan niet hoger beroep in te stellen vindt steeds een collegiale toetsing plaats. Als het geschil een rechtsvraag betreft, dan overlegt de inspecteur voorafgaand aan het instellen van hoger beroep met de desbetreffende kennisgroep.
1.
Als de inspecteur meent dat er bij een uitspraak van de rechtbank sprake is van schending van het recht of dat er is verzuimd op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen in acht te nemen, gaat hij na of de feiten door de rechtbank juist en volledig zijn vastgesteld. Als het niet meer nodig is om de feiten ter discussie te stellen, dan kan hij aan belanghebbende voorstellen om de procedure voor het gerechtshof over te slaan, onder voorbehoud van een akkoord van de staatssecretaris. Als belanghebbende akkoord gaat, dient de inspecteur een voorstel voor sprongcassatie in bij DGBel, team cassatie. Hiervoor volgt hij de aanwijzingen zoals beschreven in § 35. DGBel, team cassatie laat de inspecteur schriftelijk weten of zijn voorstel wordt gevolgd. Als DGBel, team cassatie het voorstel van de inspecteur wil volgen, dan vraagt de inspecteur het formele akkoord van belanghebbende. Als DGBel, team cassatie het voorstel van de inspecteur niet volgt, dan stelt de inspecteur hoger beroep in, met inachtneming van de in § 25 tot en met § 28 beschreven procedure. De inspecteur houdt zicht op de termijnen en stelt zonodig pro forma hoger beroep in ter behoud van rechten.
2.
Als belanghebbende verzoekt om sprongcassatie, dan bepaalt de inspecteur of hij vindt dat de rechtbank de feiten juist en volledig heeft vastgelegd. Alleen als het niet meer nodig is om de feiten ter discussie te stellen, dient de inspecteur een voorstel voor sprongcassatie in bij DGBel, team cassatie. Hiervoor volgt hij de aanwijzing zoals beschreven in § 35. DGBel, team cassatie laat de inspecteur schriftelijk weten of akkoord kan worden gegaan.
1.
Wanneer de inspecteur van oordeel is dat een uitspraak, in geval van vereenvoudigde behandeling van het beroep, onjuist is, dient hij een verzetschrift in bij de rechtbank. De inspecteur kan daarin verzoeken over zijn verzet te worden gehoord.
2.
Het verzetschrift wordt ingediend binnen zes weken nadat de uitspraak aan partijen is verzonden.
3.
Tegen een uitspraak op verzet is geen hoger beroep mogelijk, maar wel beroep in cassatie.
1.
Een uitspraak waartegen hoger beroep of (sprong)cassatie wordt ingesteld, of waarvoor de termijn voor het instellen van hoger beroep of (sprong)cassatie nog niet is verstreken, wordt nog niet uitgevoerd.
2.
Indien zowel belanghebbende als de inspecteur zich bij de uitspraak neerleggen, draagt de inspecteur zorg voor de uitvoering van de uitspraak, de beschikking of het proces-verbaal van de rechtbank nadat deze onherroepelijk is geworden.
3.
De uitspraken en processen-verbaal waarbij vermindering of ontheffing van belasting is verleend worden behandeld volgens de Instructie Geautomatiseerde Comptabele Administratie (Boekwerk Comptabiliteit 1.00.00).
§ 22. Geheimhouding
Van de zijde van de belastingdienst wordt geen beroep gedaan op artikel 8:29, eerste lid, Awb, tenzij naar het oordeel van de belastingplichtige stukken aan het dossier moeten worden toegevoegd omdat zij op de zaak betrekking hebben. De inspecteur dient de toepassing van artikel 8:29 Awb te melden aan DGBel, team particulieren en formeel recht.
§ 23. Beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit
Indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig doen van een uitspraak op een bezwaarschrift, blijft de inspecteur verplicht uitspraak te doen op het bezwaar. De rechtbank kan in dat geval bepalen dat Hoofdstuk VIII, afdeling 2, van de AWR gedurende een door de rechtbank te bepalen termijn van toepassing blijft.
§ 24. Voorlopige voorziening
Indien belanghebbende op grond van artikel 8:81 Awb de rechtbank heeft verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening, verstrekt de inspecteur binnen de door de rechtbank gestelde termijn de op de zaak betrekking hebbende stukken.
§ 25. Inzending beroepschriften
Als de inspecteur besluit hoger beroep in te stellen (zie § 18), zendt hij steeds binnen de in artikel 6:7 Awb daarvoor gestelde termijn van zes weken zijn beroepschrift in.
§ 26. Termijn van inzending van beroepschriften
In gevallen waarin het niet mogelijk blijkt een gemotiveerd beroepschrift in te dienen binnen de termijn van zes weken, gaat de inspecteur pro forma in hoger beroep en kan de inspecteur het gerechtshof om verlenging van deze termijn verzoeken.
§ 27. Inhoud beroepschrift en over te leggen stukken
De bepalingen van § 6 (Eenheid van beleid en uitvoering) en § 9 (Inhoud verweerschrift en over te leggen stukken) zijn mutatis mutandis van overeenkomstige toepassing.
Op de volgende punten wijkt het beroepschrift in hoger beroep af van het verweerschrift in beroep:
a.
In het beroepschrift hoeft de ontvankelijkheid van het beroep en hoger beroep alleen te worden besproken als die in geschil is;
b.
In het beroepschrift behoeven alleen de feiten die nog in geschil zijn te worden besproken;
c.
Tot de over te leggen stukken behoren nieuwe processtukken van de procedure voor het gerechtshof en de uitspraak van de rechtbank. Verder wordt in een bijlage opgenomen welke processtukken reeds tot het dossier behoren.
§ 28. Conclusies van repliek en overig
De bepalingen in § 10 tot en met § 12 over de conclusies van dupliek zijn mutatis mutandis van overeenkomstige toepassing.
De bepalingen in § 22 (Geheimhouding) en § 24 (Voorlopige voorziening) zijn mutatis mutandis van overeenkomstige toepassing.
§ 29. Instellen incidenteel hoger beroep door inspecteur
In het geval dat belanghebbende hoger beroep instelt tegen de beslissing van de rechtbank, kan de inspecteur in zijn verweerschrift aangeven dat hij incidenteel beroep instelt. De inspecteur stelt incidenteel beroep in als hij meent dat het geschil in hoger beroep meer moet omvatten dan de door belanghebbende omschreven geschilpunten.
§ 30. Verweerschriften
De instructies voor het schrijven en opsturen van verweerschriften zijn beschreven in § 5 tot en met § 9. Voor rechtbank moet gerechtshof worden gelezen. Tot de over te leggen stukken behoren verder nog de processtukken van de procedure bij de rechtbank (beroepschrift, verweerschrift, conclusie van repliek, conclusie van dupliek, eventueel gevoerde correspondentie met de rechtbank, pleitnota’s en andere ter zitting overgelegde stukken, door de griffier opgesteld verslag van de zitting, proces-verbaal van de mondelinge uitspraak) en de uitspraak van de rechtbank.
§ 31. Conclusies van dupliek en overig
De bepalingen in § 10 tot en met § 12 over de conclusies van dupliek zijn mutatis mutandis van overeenkomstige toepassing.
De bepalingen in § 22 (Geheimhouding) en § 24 (Voorlopige voorziening) zijn mutatis mutandis van overeenkomstige toepassing.
1.
Wanneer de inspecteur van oordeel is dat een uitspraak, in geval van vereenvoudigde behandeling van het beroep, onjuist is, dient hij een verzetschrift in bij het gerechtshof. De inspecteur kan daarin verzoeken over zijn verzet te worden gehoord.
2.
Het verzetschrift wordt ingediend binnen zes weken nadat de uitspraak aan partijen is verzonden.
1.
Uitspraken waartegen cassatie wordt ingesteld, of waarvoor de termijn voor het instellen van cassatie nog niet is verstreken, worden nog niet uitgevoerd.
2.
Indien zowel belanghebbende als de inspecteur zich bij de uitspraak neerleggen, draagt de inspecteur zorg voor de uitvoering van de uitspraak, de beschikking of het proces-verbaal van het gerechtshof nadat deze onherroepelijk is geworden.
3.
De uitspraken en processen-verbaal waarbij vermindering of ontheffing van belasting is verleend worden behandeld volgens de Instructie Geautomatiseerde Comptabele Administratie (Boekwerk Comptabiliteit 1.00.00).
4.
Indien de inspecteur hoger beroep heeft ingesteld en de uitspraak van de rechtbank in stand blijft is de Staat griffierecht verschuldigd. Voor de procedure van de uitbetaling wordt verwezen naar de interne werkinstructies.
§ 34. Cassatie
De inspecteur beoordeelt of hij een cassatievoorstel wil indienen. Zie § 35.
1.
Wanneer de inspecteur geheel of ten dele in het ongelijk is gesteld, beoordeelt hij steeds of een hem bij afschrift meegedeelde uitspraak schending van het recht inhoudt, dan wel dat is verzuimd op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen in acht te nemen. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan:
a.
een uitspraak die principieel onjuist wordt geacht;
b.
een uitspraak die strijdig is met bestaande jurisprudentie van de Hoge Raad;
c.
een uitspraak die strijdig is met opvattingen van bewindslieden van Financiën in de wetsgeschiedenis;
d.
een uitspraak die strijdig is met in de beleidssfeer uitgedragen opvattingen.
Is naar zijn mening hiervan sprake, dan zendt hij het van de griffier ontvangen originele afschrift met een korte uiteenzetting van de gronden waarop zijn oordeel rust en onder overlegging van alle ter zake dienende bescheiden binnen tien dagen na de datum van ter post bezorging van het afschrift van de uitspraak aan DGBel, team cassatie. Hij doet daarbij mededeling van de datum waarop het afschrift van de uitspraak ter post is bezorgd. Ook uitspraken waarbij de praktijk om meer duidelijkheid vraagt dan de rechtbank of het gerechtshof voor soortgelijke gevallen heeft gegeven en uitspraken waarbij ter wille van de eenheid van recht de behoefte bestaat een beslissing in hoogste ressort te verkrijgen, kunnen worden ingezonden. Uitspraken die principieel juist worden geacht, feitelijk van aard zijn en niet onbegrijpelijk, dan wel de voor cassatie benodigde feitelijke grondslag missen, komen in beginsel niet voor cassatie in aanmerking.
De inspecteur handelt voor de beoordeling voorts overeenkomstig §18.
2.
Tot de als bijlagen over te leggen bescheiden behoren in ieder geval:
a.
de aangifte (indien deze is gedaan). Bij procedures betreffende de rechten van successie, schenking en overgang kan, indien de aangifte zeer omvangrijk is, worden volstaan met een uittreksel uit de aangifte betreffende de in geding zijnde onderdelen;
b.
een kopie van de belastingaanslag of een gespecificeerde opgaaf van de aanslaggegevens (dan wel andere bestreden primaire beschikking). Bij procedures tegen een grote hoeveelheid identieke aanslagen kan worden volstaan met een voorbeeld-aanslag;
c.
het bezwaar- of verzoekschrift;
d.
een kopie van de uitspraak op bezwaar dan wel een kopie van de kennisgeving waarin de beslissing op het bezwaar- of verzoekschrift wordt gemotiveerd (in de gevallen dat dit van toepassing is);
e.
de processtukken van de procedure bij de rechtbank (beroepschrift, verweerschrift, conclusie van repliek, conclusie van dupliek, eventueel gevoerde correspondentie met de rechtbank, pleitnota’s en andere ter zitting overgelegde stukken, door de griffier opgesteld verslag van de zitting);
f.
het origineel van de uitspraak van de rechtbank;
g.
de processtukken van de procedure bij het gerechtshof (beroepschrift, verweerschrift, conclusie van repliek, conclusie van dupliek, eventueel gevoerde correspondentie met de rechtbank, pleitnota’s en andere ter zitting overgelegde stukken, door de griffier opgesteld verslag van de zitting, proces- verbaal van de mondelinge uitspraak);
h.
het origineel van de uitspraak van het gerechtshof;
i.
(in geval van vereenvoudigde behandeling van het beroep): het origineel van de uitspraak van het gerechtshof, het verzetschrift en de uitspraak op het verzetschrift;
j.
(ingeval het beroep zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit): een afschrift van het besluit en de gevoerde correspondentie;
k.
een eventueel (openbaar gedeelte van een) controlerapport;
l.
de bijlagen bij voornoemde geschriften, voor zover in deze paragraaf nog niet genoemd.
De inspecteur kan indien daartoe de noodzaak aanwezig is kopieën in plaats van de originele bescheiden inzenden.
3.
De inspecteur deelt mee of de procedure is aangemeld bij B/CKC.
4.
Indien de inspecteur afziet van een voorstel tot cassatie wordt de bijbehorende motivering schriftelijk vastgelegd en overeenkomstig § 2, tweede lid, geregistreerd.
1.
Op het verweerschrift van belanghebbende kan de staatssecretaris reageren met een conclusie van repliek. Hiertoe kunnen de processtukken die bij het cassatievoorstel waren gevoegd worden achtergehouden.
2.
Als de conclusie door de staatssecretaris is ingediend, zendt DGBel, team cassatie de processtukken terug aan de inspecteur. Indien de inspecteur de processtukken eerder nodig heeft, kan hij deze opvragen bij DGBel, team cassatie.
1.
Beroepschriften in cassatie door belanghebbenden ingediend, welke door DGBel, team cassatie om advies aan de inspecteur zijn toegezonden, dienen onverwijld en in ieder geval binnen de door DGBel, team cassatie gestelde termijn te worden behandeld.
2.
De inspecteur zendt na ontvangst van het verzoek om bericht en raad zijn advies onder overlegging van alle terzake dienende bescheiden, waaronder in ieder geval het van de griffier ontvangen originele afschrift van de uitspraak van het gerechtshof én de in § 35 genoemde stukken, rechtstreeks aan DGBel, team cassatie. De inspecteur deelt daarbij tevens mee of de procedure is aangemeld bij B/CKC. Op het terug te zenden beroepschrift in cassatie van belanghebbende worden geen aantekeningen geplaatst.
1.
Naar aanleiding van een om advies gezonden beroepschrift in cassatie behoeven geen uitvoerige rapporten te worden uitgebracht. Er kan worden volstaan met verwijzing naar de overgelegde stukken en met een korte mededeling van de mening van de inspecteur. De inspecteur kan aangeven of overwogen moet worden dat incidenteel beroep in cassatie moet worden ingesteld, omdat het geschil naar zijn mening meer moet omvatten dan de door belanghebbende aangevoerde geschilpunten. De staatssecretaris kan dan eventueel incidenteel beroep in cassatie instellen.
2.
Indien eenmaal beroep in cassatie is ingesteld, kan niet zonder overleg met DGBel, team cassatie alsnog een compromis worden gesloten als gevolg waarvan het beroep in cassatie zou moeten worden ingetrokken.
1.
Belanghebbende kan op het verweerschrift in cassatie reageren met een conclusie van repliek, waarop de staatssecretaris kan reageren met een conclusie van dupliek. In verband hiermee kunnen de door de inspecteur ingezonden processtukken door DGBel, team cassatie na het indienen van het verweerschrift in cassatie worden achtergehouden.
2.
Indien geen conclusie meer volgt, zendt DGBel, team cassatie de processtukken terug aan de inspecteur. Indien de inspecteur daaraan voorafgaande behoefte heeft aan de processtukken, kan hij deze opvragen bij DGBel, team cassatie.
§ 40. Conclusie Advocaat-generaal
DGBel, team cassatie zendt een afschrift van een ontvangen conclusie van de Advocaat-generaal en een afschrift van de reactie hierop aan de inspecteur en aan B/CKC.
1.
DGBel, team cassatie zendt het afschrift van de uitspraak direct na ontvangst aan de inspecteur. Indien dit wenselijk wordt geacht, zendt DGBel, team cassatie ook een afschrift aan B/CPP. Indien de procedure was aangemeld bij B/CKC, zorgt DGBel, team cassatie voor toezending van de uitspraak.
2.
Na ontvangst van het door DGBel, team cassatie toegezonden afschrift van de uitspraak van de Hoge Raad, wordt de inhoud van de uitspraak in het kort vastgelegd in het in § 2 genoemde bestand.
1.
De inspecteur draagt ten spoedigste zorg voor de uitvoering van de uitspraak van de Hoge Raad c.q. de door de Hoge Raad bekrachtigde uitspraak van de rechtbank of het gerechtshof.
2.
De uitspraken waarbij vermindering of ontheffing van belasting is verleend worden behandeld volgens de Instructie Geautomatiseerde Comptabele Administratie (Boekwerk Comptabiliteit 1.00.00).
3.
Zie ook § 44 tot en met § 46.
§ 43. In te zenden stukken/Overleg
De inspecteur zendt na ontvangst van een uitspraak, waarin de rechtbank of het gerechtshof prejudiciële vragen stelt aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, onverwijld een afschrift van deze uitspraak en de overige processtukken (§ 35, lid 2) aan DGBel, team cassatie.
Indien het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen zich richt tot de inspecteur, zendt deze onverwijld afschriften van de brieven (met eventuele bijlagen) van dit Hof aan DGBel, team cassatie. Eerst na overleg met DGBel, team cassatie reageert de inspecteur op de brieven van dit Hof. Als de inspecteur door het Hof van Justitie in de gelegenheid wordt gesteld om schriftelijke opmerkingen in te dienen over de prejudiciële vragen, dan schrijft de inspecteur een brief aan het Hof van Justitie waarin hij laat weten voor opmerkingen over de prejudiciële vragen te refereren aan het oordeel van de Nederlandse regering. Daarnaast stuurt hij onverwijld afschriften van de brieven en bijlagen van het Hof van Justitie aan DGBel, team cassatie.
Team cassatie zendt de inbreng van de Nederlandse regering, de conclusie van de Advocaat-generaal en het arrest van het Hof van Justitie aan de inspecteur.
§ 44. Griffierecht
De inspecteur en/of de staatssecretaris kunnen, op grond van artikel 8:74 Awb, door de rechter worden veroordeeld het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden. De inspecteur stelt vervolgens de belanghebbende c.q. diens gemachtigde in kennis van de beslissing om het griffierecht te vergoeden. Deze kennisgeving is niet voor bezwaar en beroep vatbaar. Een kopie van de kennisgeving bewaart de inspecteur bij de stukken.
§ 45. Proceskosten
Indien de inspecteur door de rechtbank of het gerechtshof, op grond van artikel 8:75 Awb, in de proceskosten is veroordeeld, dan wel indien de staatssecretaris door de Hoge Raad in de proceskosten is veroordeeld, zorgt de inspecteur voor vergoeding van de kosten, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht.
1.
Met ingang van 12 maart 2002 geldt voor het vergoeden van kosten die een belanghebbende in verband met de behandeling van bezwaar heeft moeten maken de wettelijke regeling van artikel 7:15 Awb. Deze wettelijke regeling is uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht.
2.
Verzoeken om vergoeding van kosten voor een bezwaarprocedure tegen een besluit dat voor 12 maart 2002 is genomen en verzoeken om schadevergoeding worden door de inspecteur behandeld met inachtneming van het besluit van 21 augustus 2003, nr. DGB2003/4461M.
3.
Verzoeken om schadevergoeding die per geval hoger zijn dan € 5.000 en verzoeken om schadevergoeding die een precedentwerking kunnen hebben worden door de inspecteur overgedragen aan DGBel, team juridische zaken onder toevoeging van een ambtsbericht. De inspecteur licht de verzoeker schriftelijk in dat de behandeling van het verzoek is overgedragen.
1.
Indien het gaat om een zaak van meer dan incidenteel belang, zendt de inspecteur aan B/CPP afschriften van uitspraken, processen-verbaal, cassatievoorstellen en eventuele andere gedingstukken.
2.
De inspecteur draagt zorg voor de benodigde maatregelen om de gevolgen van een lopende procedure te bewaken in verband met:
–
het voorkomen van geautomatiseerd afdoen van latere jaren.
1.
Indien de rechtbank of het gerechtshof in het kader van het vooronderzoek op grond van artikel 8:44 Awb de inspecteur oproept om te worden gehoord, is de inspecteur verplicht aan deze oproep te voldoen.
2.
Indien de inspecteur door bijzondere omstandigheden aan de door de rechtbank of het gerechtshof gedane oproep niet kan voldoen, verzoekt hij de rechtbank of het gerechtshof schriftelijk onder vermelding van deze omstandigheden om een nieuwe datum vast te stellen.
1.
Indien de rechtbank of het gerechtshof in het kader van het vooronderzoek op grond van artikel 8:45 Awb de inspecteur verzoekt schriftelijk inlichtingen te geven, is de inspecteur verplicht hierop te antwoorden binnen de door de rechtbank of het gerechtshof daartoe gestelde termijn. Is door de rechtbank of het gerechtshof géén termijn gesteld dan dient het antwoord zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen vier weken te worden ingezonden.
2.
Heeft de griffier de inspecteur afschriften toegezonden van deskundigenrapporten of van tussen de rechtbank of het gerechtshof enerzijds en belanghebbende of derden anderzijds gevoerde correspondentie, dan dient de inspecteur binnen de door de rechtbank of het gerechtshof gestelde termijn schriftelijk hierover zijn mening te geven, dan wel mee te delen dat hij van de hem hiertoe geboden gelegenheid geen gebruik wenst te maken.
3.
Indien de inspecteur door bijzondere omstandigheden aan de door de rechtbank of het gerechtshof gestelde termijnen niet kan voldoen, verzoekt hij de rechtbank of het gerechtshof schriftelijk onder vermelding van deze omstandigheden, de termijn te verlengen.
1.
Zodra de inspecteur bekend wordt dat bij meer dan een rechtbank of gerechtshof beroep is ingesteld tegen eenzelfde voor beroep vatbare beschikking of uitspraak, stelt hij de betrokken rechtbanken of gerechtshoven hiervan schriftelijk op de hoogte onder vermelding van de door die rechtbanken of gerechtshoven aan die zaken toegekende kenmerken.
2.
Indien de aard van de zaak hiertoe aanleiding geeft kan de inspecteur na overleg met belanghebbende(n) aan de rechtbank of het gerechtshof een voorstel doen voor verwijzing of voeging.
§ 51. Intrekking
Het Besluit Beroep in Belastingzaken 2000 (besluit van 20 oktober 1995, nr. 664 DGM/5, Stcrt. 1995, 223, zoals dit is gewijzigd bij besluit van 20 april 1998, nr. 506DGM/8, en bij besluit van 23 augustus 2000, nr. CPP2000/789M, Stcrt. nr. 165) wordt ingetrokken.
§ 52. Inwerkingtreding/Citeertitel
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2005.
Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit beroep in belastingzaken 2005. De citeertitel kan worden afgekort tot Bbib.