Besluit van 19 mei 2008, houdende regels over de berekening van afkoopsommen van ongevalsuitkeringen (Besluit berekening afkoopsommen ongevalsuitkeringen 2008)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 4 april 2008, nr. SV/WV/2008/8885;
Gelet op de artikelen 19 en 26 van de Liquidatiewet ongevallenwetten;
De Raad van State gehoord (advies van 23 april 2008, nr. W12.08.0122/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 mei 2008, nr. SV/WV/2008/12772;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder de ongevallenwetten: de Ongevallenwet 1921, de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922 en de Zeeongevallenwet 1919.
b.
gevallen, waarin tussen de datum, waarop het ongeval plaatsvond en de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in
artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, minder dan 2 jaar is verstreken, doch die een zodanig blijvend karakter hebben, dat de mate van ongeschiktheid tot werken als definitief kan worden beschouwd;
2.
De contante waarde in de gevallen, bedoeld
onder a en b van het voorgaande artikel, omvat de op het in het eerste lid bedoelde tijdstip op contante basis berekende toekomstige uitkering, waarop de betrokkene aanspraak zou hebben gemaakt, indien de ongevallenwetten niet waren ingetrokken, met dien verstande, dat die uitkering niet in aanmerking wordt genomen, voor zover zij hoger zou zijn geweest dan de uitkering, waarop de betrokkene op eerderbedoeld tijdstip aanspraak zou hebben gehad.
3.
De contante waarde in de gevallen, bedoeld
onder c van het voorgaande artikel, omvat de per een datum liggende 2 jaar na de datum van het ongeval op contante basis berekende toekomstige uitkering, waarop de betrokkene aanspraak zou hebben gehad, indien de ongevallenwetten niet waren ingetrokken – met dien verstande, dat die uitkering niet in aanmerking wordt genomen voor zover zij hoger zou zijn geweest dan de uitkering, waarop de betrokkene op de in het eerste lid bedoelde dag aanspraak zou hebben gehad – vermeerderd met de uitkeringen, welke tot aan eerstbedoelde datum op grond van
artikel 5, eerste lid, aan de betrokkene zou zijn verstrekt.
4.
Indien de betrokkene vóór de in het voorgaande lid eerstbedoelde datum, per welke de toekomstige uitkering op contante basis wordt berekend, herstelt of overlijdt, omvat de contante waarde de uitkeringen, welke op grond van
artikel 5, eerste lid, aan de betrokkene zijn verstrekt.
1.
De rekenrente voor de berekening van de contante waarde, bedoeld in het
voorgaande artikel, wordt bepaald op 5%.
2.
Indien de ontwikkeling van de rentestand daartoe aanleiding geeft, kan Onze Minister wijziging brengen in het in het voorgaande lid genoemde percentage.
3.
De duur van de in het
voorgaande artikel bedoelde toekomstige uitkering wordt, onverminderd het bepaalde in het volgende lid, geacht overeen te stemmen met een levensduur, welke wordt afgeleid van de gemiddelde sterftekansen volgens de tabel, die krachtens het besluit van de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 26 juni 1962, nr. 3294, werd gebruikt bij de opstelling van de wetenschappelijke balans van het Ongevallenfonds voor anders dan voorlopig vastgestelde renten ingevolge artikel 16 van de Ongevallenwet 1921.
4.
In afwijking van het bepaalde in het derde lid wordt, voor gevallen, bedoeld in
artikel 2, onder c, waarin met redelijke waarschijnlijkheid is te voorzien, dat de uitkering wegens herstel binnen afzienbare tijd zou zijn beëindigd, indien de ongevallenwetten niet zouden zijn ingetrokken, de in het derde lid bedoelde duur beperkt tot aan de verwachte datum van herstel.
1.
Gedurende de periode, die verstrijkt tussen het tijdstip, per hetwelk volgens
artikel 3, eerste lid, de contante waarde wordt vastgesteld, en het tijdstip, per hetwelk volgens
artikel 3, derde lid, in de in dat lid bedoelde gevallen de uitkering op contante basis wordt berekend, worden – indien en voor zolang de betrokkene aanspraak op uitkering zou hebben gehad, indien de ongevallenwetten niet zouden zijn ingetrokken – door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan hem maandelijkse uitkeringen verstrekt, welke overeenstemmen met de uitkering, waarop hij alsdan aanspraak zou hebben gehad, met dien verstande, dat de maandelijkse uitkeringen niet hoger zijn dan de uitkering, waarop hij op eerstbedoeld tijdstip aanspraak zou hebben gehad.
2.
Gedurende de periode, die verstrijkt tussen het tijdstip, waarop volgens
artikel 3, tweede en derde lid, de uitkering op contante basis wordt berekend en het tijdstip van uitbetaling van de afkoopsom, bedoeld in
paragraaf 3, kunnen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan de betrokkene voorschotten worden verstrekt.
1.
De afkoopsom wordt gelijkgesteld aan de op grond van de voorgaande paragraaf berekende contante waarde.
2.
De betaling van de afkoopsom vindt plaats op of zo spoedig mogelijk na het tijdstip, per hetwelk volgens
artikel 3, tweede en derde lid, de uitkering op contante basis wordt berekend.
3.
Op het uit te betalen bedrag worden in mindering gebracht:
4.
Indien tussen het tijdstip, bedoeld in het tweede lid en het tijdstip van uitbetaling van de afkoopsom meer dan een maand verloopt, wordt over het bedrag van de afkoopsom, na vermindering met de uitkeringen, bedoeld in het derde lid, onder a, en met verstrekte voorschotten, bedoeld in het derde lid, onder b, een rente vergoed van 5% 's jaars van het eerstgenoemde tijdstip af. Ten aanzien van het in de vorige volzin genoemde percentage is het bepaalde bij of krachtens
artikel 4, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 7
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit berekening afkoopsommen ongevalsuitkeringen 2008.
1.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 9 maart 2007.
2.
Dit besluit vervalt met ingang van 2 augustus 2017.
's-Gravenhage, 19 mei 2008
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ,
Uitgegeven de negenentwintigste mei 2008
De Minister van Justitie ,