Besluit van 2 juni 1989, houdende uitvoering van artikel 7, tweede lid, onderdeel c, van de Visserijwet 1963
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en Visserij van 15 maart 1989, nr. J. 891065, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken;
Gelet op artikel 7, tweede lid, onderdeel c , van de Visserijwet 1963 ( Stb. 312);
Gehoord het Produktschap voor Vis en Visprodukten, het Visserijschap, het Bedrijfschap voor de Groothandel in Vis en Aanverwante Bedrijven, de Nederlandse Vereniging van Sportvissersfederaties en het Centraal Nederlands Hengelaarsverbond;
De Raad van State gehoord (advies van 10 april 1989, Nr. W11.89.0137);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw en Visserij van 25 mei 1989, nr. J. 892574, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
Het verbod van
artikel 7, eerste lid, van de Visserijwet 1963 ( Stb. 312) geldt tevens voor het vissen met andere vistuigen dan de hengel, het spieringtuig en de peur in de wateren die bij het
Besluit aanwijzing zeegebied en kustwateren 1970 ( Stb. 176) als kustwateren zijn aangewezen, voor zover het Rijk rechthebbende op het visrecht is en met uitzondering van:
a.
het in artikel 2, eerste lid, van dat besluit bedoelde Nederlandse gedeelte van de Dollard en de Eems voor zover op grond van het Eems-Dollardverdrag 1960 ( Trb. 69) als gemeenschappelijk visserijgebied aangewezen en
b.
het in artikel 2, onderdeel 6, van dat besluit bedoelde deel van de Westerschelde.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking met ingang van de derde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
Artikel 3
Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit beperking vrije visserij kustwateren.
's-Gravenhage, 2 juni 1989
De Minister van Landbouw en Visserij,
Uitgegeven de zevenentwintigste juli 1989
De Minister van Justitie a.i.,