Besluit van 16 maart 2005 tot vaststelling van regels omtrent de verstrekking, berekening en verantwoording van de brede doeluitkering verkeer en vervoer (Besluit BDU verkeer en vervoer)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 21?december 2004, nr. HDJZ/S&W/2004/3108, Hoofddirectie Juridische Zaken;
Gelet op de artikelen 4, tweede lid, 5, eerste en derde lid, 10, derde lid, en artikel 25 van de Wet BDU verkeer en vervoer, artikel 9, eerste lid, van de Wet Infrastructuurfonds, de artikelen 82 en 117 van de Wet Personenvervoer 2000, artikel 16, vijfde lid, van de Kaderwet bestuur in verandering en artikel 17, derde lid, van de Financiële-verhoudingswet;
De Raad van State gehoord (advies van 8 februari 2005, nr. W09.04.0619);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 14 maart 2005, nr. HDJZ/S&W/2005-756, Hoofddirectie Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
a.
wet: de
Wet BDU verkeer en vervoer ;
b.
uitkeringsontvanger: het openbaar lichaam dat een uitkering ontvangt als bedoeld in de wet.
Artikel 3. Betaling van de uitkering
De uitkering wordt betaald in vijf gelijke termijnen, waarvan een betalingstermijn vervalt in de tweede maand van het eerste, derde en vierde kwartaal en twee betalingstermijnen vervallen in de tweede maand van het tweede kwartaal.
b.
de omgevingsadressendichtheid.
2.
Onze Minister berekent de omvang van de uitkering per uitkeringsontvanger overeenkomstig de formule U = (a% * T) + b, waarbij:
U = de uitkering per uitkeringsontvanger;
a% = het krachtens het derde lid bepaalde percentuele aandeel, bedoeld in
artikel 5, tweede lid, van de wet;
T = het totaal van beschikbare middelen voor alle uitkeringsontvangers tezamen minus het totaal aan absolute aandelen, bedoeld in
artikel 5, derde lid, van de wet en de bedragen voor uitgaven, bedoeld in artikel 5, vijfde lid, van de wet;
b = het krachtens het derde lid bepaalde absolute aandeel, bedoeld in
artikel 5, derde lid, van de wet.
3.
Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de toepassing en de uitwerking van de structuurkenmerken en over de wijze van berekening en vaststelling van de uitkering.
Artikel 6
[Wijzigt het Besluit personenvervoer 2000.]
Artikel 7
[Wijzigt het Besluit Infrastructuurfonds.]
Artikel 8
Het
Interimbesluit Duurzaam Veilig wordt ingetrokken.
Artikel 9
Het
Tijdelijk besluit specifieke uitkering vervoersmanagement wordt ingetrokken.
Artikel 10
De
Regeling experimenten regionale treindiensten wordt ingetrokken.
Artikel 11
[Wijzigt het Wijzigingsbesluit Gebundelde doeluitkering.]
Artikel 12
De meerjarenafspraken op grond van de
Regeling experiment meerjarenafspraken openbaar vervoer 2000 vervallen.
1.
In afwijking van
artikel 3 vervallen de betalingstermijnen van de uitkering, bedoeld in
artikel 22, eerste lid, van de wet, die zijn verstreken op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit, binnen acht weken na dat tijdstip.
2.
De bijdrage voor de exploitatie van openbaar vervoer, bedoeld in
artikel 76 van de Wet personenvervoer 2000, die in het jaar voorafgaand aan het eerste uitkeringsjaar is verstrekt, wordt onder verrekening van de betaalde voorschotten, betaald in vijf gelijke termijnen.
4.
De termijnen, bedoeld in het tweede en derde lid, bedragen elk een vijfde van het verschil van de verleende bijdrage en van het bedrag van de betaalde voorschotten.
5.
Artikel 3 en het eerste lid zijn van overeenkomstige toepassing op het vervallen van de betalingstermijnen, bedoeld in het tweede en derde lid.
1.
Het
Tijdelijk besluit specifieke uitkering vervoersmanagement , zoals dat gold op de dag voor de inwerkingtreding van dit besluit, blijft van toepassing op de uitkering die is verstrekt ingevolge
artikel 2 van dat besluit.
1.
De
Regeling experimenten regionale treindiensten , zoals die gold op de dag voor de inwerkingtreding van dit besluit, blijft van toepassing op de bijdrage voor de exploitatie van regionale treindiensten, bedoeld in
artikel 3 van die regeling, voor zover die betrekking heeft op een jaar dat voorafgaat aan het eerste uitkeringsjaar.
2.
Indien toepassing wordt gegeven aan
artikel 22, eerste lid, van de wet blijven de regels zoals die golden op de dag voor de inwerkingtreding van dit besluit, van toepassing op de bijdrage, bedoeld in het eerste lid, die betrekking heeft op het jaar waarin dit besluit in werking treedt, met dien verstande dat:
a.
de bijdrage kan worden besteed aan of gereserveerd voor verkeer- en vervoerbeleid;
c.
de bijdrage bij de verstrekking van de uitkering voor het eerste uitkeringjaar ambtshalve overeenkomstig de verlening wordt vastgesteld.
1.
Dit besluit met uitzondering van
artikel 7, treedt in werking met ingang van het eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met het tijdstip waarop de
wet in werking treedt.
2.
Artikel 7 treedt twee maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst in werking en werkt terug tot en met het tijdstip, waarop de
wet in werking treedt.
Artikel 22
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit BDU verkeer en vervoer.
's-Gravenhage, 16 maart 2005
De Minister van Verkeer en Waterstaat ,
Uitgegeven de vijfde april 2005
De Minister van Justitie ,