Besluit van 16 mei 1980, tot aanwijzing, als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Sanctiewet 1977, van de Minister van Justitie voor zover de uitoefening van de in de wet omschreven bevoegdheden betrekking heeft op de toelating en het verblijf van vreemdelingen, bedoeld in artikel 4 van die wet
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Ministers van Buitenlandse Zaken a.i. en van Justitie van 9 mei 1980, Directie Internationale Organisaties, D10/PZ-126610;
Overwegende, dat de Sanctiewet 1977 ( Stb. 1980, 93) Ons in Artikel 1, onder c, de bevoegdheid geeft bij algemene maatregel van bestuur voor de toepassing van het bij of krachtens die wet bepaalde de Ministers aan te wijzen voor een bepaald onderwerp;
Overwegende dat de toelating en het verblijf van vreemdelingen behoort tot het ambtsgebied van Onze Minister van Justitie;
Gelet op de Sanctiewet 1977, in het bijzonder de artikelen 1, onder c , en 4 van die wet;
De Raad van State gehoord (advies van 13 mei 1980 no. 800513/1);
Gezien het nader rapport van Onze Ministers van Buitenlandse Zaken a.i. en van Justitie van 14 mei 1980, Directie Internationale Organisaties D10/PZ-136304;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
Onze Minister van Justitie wordt aangewezen als Minister bedoeld in artikel 1, onder c , van de
Sanctiewet 1977 , voor zover de uitoefening van de in de wet omschreven bevoegdheden betrekking heeft op de toelating en het verblijf van vreemdelingen, bedoeld in artikel 4 van die wet.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
Lage Vuursche, 16 mei 1980
De Minister van Buitenlandse Zaken,
De Minister van Justitie,
Uitgegeven de negentiende mei 1980
De Minister van Justitie,