Beschikking van de Minister van Economische Zaken van 17 oktober 2013, nr. 13174565 tot verlening van de concessie voor postdienstverlening voor Caribisch Nederland
De Minister van Economische Zaken,
Gelet op de artikelen 2, eerste lid, 5, eerste lid, en 14, derde lid, van de Wet post BES;
b.
minister: Minister van Economische Zaken;
d.
de eilanden: Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
e.
Caribisch Nederland: het Caribische deel van Nederland, bestaande uit Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
h.
voor het publiek bestemde brievenbus: brievenbus of andere faciliteit voor het ten vervoer aanbieden van poststukken;
i.
postbus: in een gebouw aanwezige afgesloten ruimte die bestemd is voor de aflevering van de voor de gebruiker daarvan bestemde poststukken.
1.
Aan Flamingo Communications N.V., te Bonaire, wordt met ingang van 1 januari 2014 voor een periode van tien jaar de concessie voor postdiensten verleend, bedoeld in
artikel 2, eerste lid, van de wet.
2.
Aan de concessieverlening worden de voorwaarden verbonden die in deze beschikking zijn vermeld.
Artikel 3. Naamvoering
De concessiehouder treedt bij het verrichten van de universele postdiensten op onder de naam Flamingo Express Dutch Caribbean.
Artikel 5. Wettelijke verplichtingen
De concessiehouder voldoet aan de verplichtingen die voor hem gelden op grond van wet- en regelgeving, waaronder de verplichtingen die voortvloeien uit de
Wet post BES .
1.
De concessiehouder haalt ten minste drie dagen per week poststukken op uit de voor het publiek bestemde brievenbussen en voert ten minste drie dagen per week overal in Caribisch Nederland een bestelling uit, behoudens voor zover:
a.
de dag waarop volgens de overeenkomstig
artikel 14, onderdelen b en c, bekend gemaakte schema’s poststukken uit de voor het publiek bestemde brievenbussen worden opgehaald onderscheidenlijk poststukken worden besteld, valt op een algemeen erkende feestdag, of
b.
de concessiehouder daartoe vanwege overmacht niet in staat is.
2.
De universele postdiensten worden zodanig ingericht dat, daargelaten een situatie van overmacht van de concessiehouder, het vervoer van brieven die overeenkomstig de daartoe gestelde voorwaarden aan hem worden aangeboden voor standaard postvervoer binnen Caribisch Nederland per kalenderjaar voor het hierna vermelde percentage plaats vindt binnen de hierna genoemde termijn:
Postvervoer | Prestatie gedurende het eerste en het tweede jaar van de periode waarvoor de concessie is verleend | Prestatie gedurende het derde, vierde en vijfde jaar van de periode waarvoor de concessie is verleend | Prestatie gedurende de resterende periode van de concessie (vanaf vijf jaar) |
---|
Eilandelijk (binnen het eilandgebied) | 85% D + 2E | 90% D + 2E | 96% D + 2E |
Intereilandelijk (vervoer tussen de eilanden) | 30% D + 3E 80% D + 4E | 50% D + 3E 85% D + 4E | 80% D + 3E 90% D + 4E |
waarbij met ‘D’ wordt bedoeld: de dag en het tijdstip waarop volgens het overeenkomstig
artikel 14, onderdeel b, bekend gemaakte schema poststukken van de voor het publiek bestemde brievenbussen worden opgehaald, en
waarbij met ‘E’ wordt bedoeld: een dag uitgezonderd een zondag of een algemeen erkende feestdag.
3.
In geval van overmacht als bedoeld in het eerste en tweede lid, kan de minister aanwijzingen geven met betrekking tot de uitvoering van de universele postdiensten.
Artikel 8. Postbussen
De concessiehouder stelt op elk van de eilanden voldoende postbussen ter beschikking.
Artikel 9. Dienstverleningspunten
De concessiehouder heeft op elk van de eilanden ten minste één dienstverleningspunt voor het aanbieden van poststukken en voor het verrichten van de andere met de universele postdiensten samenhangende handelingen.
1.
De concessiehouder spant zich in om poststukken bij de geadresseerde te bestellen in gevallen waarin het poststuk onjuist of onvolledig is geadresseerd of waarin de geadresseerde niet beschikt over een brievenbus of postbus.
2.
De concessiehouder zendt onbestelbare zendingen zo spoedig mogelijk terug naar de afzender.
b.
bij postvervoer van en naar gebieden buiten Caribisch Nederland: de bijkomende diensten, opgenomen in de akten van de Wereldpostunie.
1.
Nog niet gestempelde postzegels en nog niet ontwaarde postale waarden worden alleen verkocht door de concessiehouder of door anderen met schriftelijke toestemming van de concessiehouder.
2.
De concessiehouder geeft postzegels en postzegelafdrukken uit met een aanduiding waaruit blijkt dat de uitgegeven zegels en afdrukken bestemd zijn voor gebruik in Caribisch Nederland.
3.
Indien de concessiehouder voornemens is nieuwe postzegels of postzegelafdrukken met een afbeelding van de Koning uit te geven, dient de concessiehouder tijdig een verzoek om goedkeuring door de Koning in bij de minister.
1.
De concessiehouder biedt de universele postdiensten aan eenieder aan tegen voorwaarden die non-discriminatoir en transparant zijn.
2.
De concessiehouder hanteert bij het verrichten van universele postdiensten en met inachtneming van deze beschikking algemene voorwaarden waarin de onderscheiden postvervoerdiensten zijn omschreven en waarin waarborgen voor een goede verlening van de universele postdiensten voor een ieder kenbaar zijn opgenomen.
a.
de openingstijden van de dienstverleningspunten;
b.
de dagen van de week en de desbetreffende tijdstippen waarop poststukken van de voor het publiek bestemde brievenbussen worden opgehaald;
c.
de dagen van de week waarop poststukken worden besteld;
d.
de termijn waarbinnen in de regel het vervoer van poststukken voor de onderscheidenlijke universele postdiensten plaatsvindt;
e.
de tarieven voor de onderscheidenlijke universele postdiensten;
f.
de procedure voor de indiening en behandeling van klachten over de uitvoering van de universele postdiensten, en
1.
De concessiehouder beschikt over een voorziening voor de beantwoording van vragen en voor de behandeling van klachten.
2.
De concessiehouder registreert klachten en voorziet in een procedure voor de behandeling van klachten van afzenders en ontvangers over de door hem uitgevoerde universele postdiensten.
3.
De in het eerste lid bedoelde voorziening en de in het tweede lid bedoelde procedure worden beschreven in de algemene voorwaarden, bedoeld in
artikel 13, tweede lid.
1.
De concessiehouder zorgt ervoor dat bij de uitvoering van de universele postdiensten het grondwettelijk briefgeheim niet wordt geschonden.
2.
Opening van gesloten poststukken als bedoeld in
artikel 10 van de wet geschiedt door een daartoe door de concessiehouder uitdrukkelijk aangewezen personeelslid.
1.
De concessiehouder hanteert voor de universele postdiensten ten hoogste de in de
bijlage vermelde bedragen en past deze tarieven non-discriminatoir toe.
2.
De maximumtarieven kunnen met goedkeuring van de ACM jaarlijks per 1 januari, maar niet voor 1 januari 2015, worden verhoogd om rekening te houden met de inflatie in een bepaalde periode.
3.
De in het tweede lid bedoelde verhoging wordt bepaald met behulp van een percentage dat overeen komt met de gecumuleerde ontwikkeling van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde consumentenprijsindex voor Caribisch Nederland in de periode
–
vanaf het tijdstip waarop deze beschikking in werking is getreden dan wel;
–
indien eerder een verhoging zoals bedoeld in het tweede lid heeft plaatsgevonden, die aansluit op de periode waarop de meest recente verhoging betrekking had;
–
tot aan het uiterste tijdstip waarop de gecumuleerde ontwikkeling betrekking heeft.
4.
De concessiehouder doet uiterlijk 1 oktober van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarvoor de verhoging van het maximumtarief wordt voorzien, een schriftelijk verzoek aan de ACM om goedkeuring van de in het tweede lid bedoelde verhoging aan de ACM.
5.
Indien sprake is van een wijziging van omstandigheden die redelijkerwijs niet kon worden voorzien ten tijde van de concessieverlening en als gevolg waarvan het niet langer mogelijk is om de universele postdiensten kostendekkend uit te voeren, kunnen maximumtarieven met goedkeuring van de minister, gehoord de ACM, zodanig worden verhoogd dat de universele postdiensten kostendekkend kunnen worden uitgevoerd. De minister kan in dat geval aanvullende voorwaarden stellen.
a.
de registratie van de lasten en baten van de universele postdiensten gescheiden is van de registratie van de lasten en baten van andere activiteiten dan de universele postdiensten;
b.
alle lasten en baten, op grond van consequent toegepaste en objectief te rechtvaardigen beginselen inzake kostprijsadministratie, correct worden toegerekend;
c.
de beginselen inzake kostprijsadministratie volgens welke de administratie wordt gevoerd, duidelijk zijn vastgelegd.
1.
De concessiehouder verleent de minister desgevraagd medewerking op beleidsvoorbereidend en technisch gebied, in het bijzonder ter zake van internationale verplichtingen.
2.
De concessiehouder draagt zorg voor de verrekening van de kosten van het internationale verkeer van en naar Caribisch Nederland met buitenlandse postbedrijven.
1.
De concessiehouder informeert de minister tijdig over nieuwe ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat de concessiehouder niet langer de universele postdiensten kostendekkend kan uitvoeren met de bestaande tarieven of dat de concessiehouder niet langer een goede uitvoering van universele postdiensten kan waarborgen.
2.
De concessiehouder verstrekt aan de ACM jaarlijks uiterlijk op 31 mei gegevens over het voorafgaande kalenderjaar over:
a.
het aantal en de soort van de per eiland in het afgelopen jaar verleende universele postdiensten. Het aantal vervoerde poststukken wordt uitgesplitst naar de herkomst en de bestemming ervan;
b.
de personeelskosten, uitgesplitst per:
–
kostensoort, waaronder de loonkosten en de pensioenlasten;
d.
het aantal voor het publiek bestemde brievenbussen, uitgesplitst per eiland;
e.
een financiële verantwoording over de activiteiten die ter uitvoering van de universele postdiensten zijn verricht die is gebaseerd op de boekhouding, bedoeld in
artikel 18.
3.
De minister kan aanwijzingen geven over de wijze waarop de voor de in
artikel 6, tweede lid, bedoelde postdiensten gerealiseerde gemiddelde overkomstduur wordt vastgesteld.
4.
De in het tweede lid bedoelde rapportage gaat vergezeld van een goedkeurende accountantsverklaring over de juistheid en volledigheid betreffende de op grond van het tweede lid verstrekte informatie en betreffende de naleving van
artikel 18.
1.
De minister kan na overleg met de concessiehouder de geldigheidsduur van de concessie met een periode van ten hoogste drie jaar verlengen voor zover nodig om de continuïteit van de postdienstverlening te waarborgen.
2.
De minister kan na overleg met de concessiehouder de aan de concessie verbonden voorwaarden wijzigen indien een wijziging van de voor de postdienstverlening relevante omstandigheden hiertoe noopt. Een dergelijke wijziging treedt eerst zes maanden na de vaststelling van de wijziging in werking tenzij:
–
de concessiehouder instemt met een eerdere inwerkingtreding; of
–
bijzondere omstandigheden nopen tot een eerdere inwerkingtreding.
a.
de concessiehouder hierom verzoekt;
b.
de concessiehouder niet meer voldoet aan de eisen die zijn gesteld om voor de concessie in aanmerking te komen;
c.
de concessiehouder de bij of krachtens de wet gestelde regels niet nakomt dan wel niet voldoet aan de in deze beschikking vermelde voorwaarden;
d.
de integriteit van de concessiehouder onvoldoende is gewaarborgd;
e.
sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de goede uitvoering van universele postdiensten niet meer is gewaarborgd.
Artikel 24. Overgang
Indien de concessie na afloop van de geldigheidsduur wordt verleend aan een ander, werkt de concessiehouder mee aan de overgang van de concessie, in het bijzonder ten aanzien van aspecten betreffende het personeel, de dienstverleningspunten, voor het publiek bestemde brievenbussen, postbussen en de verkoop en het gebruik van postzegels en postale waarden.
’s Gravenhage, 17 oktober 2013