Beschikking onbezoldigd ambtenaar van het Korps Rijkspolitie voor ambtenaren van SBB en NMF
De minister van Justitie,
Gelet op artikel 10, tweede lid van de Politiewet (Stb. 1957, 244), de Rechtspositieregeling onbezoldigde ambtenaren, van het Korps Rijkspolitie (Stb. 1957, 577), alsmede artikel 157 van het Wetboek van Strafvordering;
I.
Een aantal van 230 ambtenaren van Staatsbosbeheer, verder te noemen SBB, en 11 ambtenaren van de directie Natuur, Milieu en Faunabeheer, verder te noemen NMF, allen ambtenaren van het ministerie van Landbouw en Visserij, tevens zijnde onbezoldigd ambtenaar van de Algemene Inspectiedienst, verder te noemen AID, te benoemen tot onbezoldigd ambtenaar van het Korps Rijkspolitie, voor de periode dat zij door de directeur van de AID met de opsporing van de onder II bedoelde strafbare feiten zijn belast, nadat door de procureur-generaal binnen wiens ressort hun werkgebied is gelegen is vastgesteld, dat zij blijk hebben gegeven de geschiktheid te bezitten voor de uitoefening van hun opsporingstaak in het bijzonder voor wat betreft gedrag, betrouwbaarheid en ontwikkeling.
II.
De onder I bedoelde ambtenaren mogen van de krachtens deze beschikking verkregen opsporingsbevoegdheid gebruik maken voor het opsporen van de hierna genoemde strafbare feiten en de strafbare feiten in de hierna genoemde regelingen indien en voor zover deze onmiddellijk met hun taakgebied hebben te maken en waarvan de opsporing noodzaaklijk is in verband met de goede uitoefening van de functie:-
uit het
Wetboek van Strafrecht (Stb. 188, 35) Boek II;
Titel XXII, art. 310, 314, 315;
Titel XXVII, art. 350;
het
Wetboek van Strafrecht (Stb. 1881, 35) Boek III;
Titel I, art. 424, 429;
Titel II, art. 435 sub 4;
Titel III, art. 458, 459, 460, 461;-
uit het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (Stb. 1966, 181);
Hoofdstuk II, art. 8, 27 lid 1 en lid 4, 28 lid 5;
83
aanhef onder a en c;-
Wet op de Dierenbescherming (Stb. 1961, S19).-
algemene politieverordeningen-
kampeerverordeningen-
waterschapsverordeningen-
provinciale verordeningen-
binnenvaart-politiereglement-
overige bijzondere vaarreglementen-
verordeningen van recreatieschappen, voorzover deze betreffen:
b.
kamperen en overnachten;
g.
bezanden.-
luchtvaartwetgeving;
het bepaalde bij of krachtens
artikel 53 van het Luchtverkeersreglement 1980 (L.V.R.; 1980),
alsmede voor het opsporen van andere strafbare feiten, indien en voor zover zij daarmee in een concreet onderzoek door de officier van justitie worden belast voor de duur van dat onderzoek.
III.
De districtscommandant van het Korps Rijkspolitie van het district Limburg wordt belast met het toezicht op en de beëdiging van de ambtenaren als bedoeld onder I.
IV.
De onder I bedoelde ambtenaren maken van de krachtens deze benoeming verkregen opsporingsbevoegdheid slechts gebruik indien zij met goed gevolg een door de minister van Justitie erkende opleiding hebben gevolgd.
V.
Van de krachtens deze benoeming verkregen opsporingsbevoegdheid wordt gebruik gemaakt overeenkomstig de bevelen door het openbaar ministerie te geven.
VI.
De directeur van de AID zendt jaarlijks in de maand januari aan de minister van Justitie een overzicht van het aantal op 31 december van het voorafgaande jaar werkzaam zijnde ambtenaren als bedoeld onder I, alsmede van het in dat jaar door hen opgemaakte aantal processen-verbaal.
VII.
De directeur van de AID verstrekt de onder III bedoelde toezichthouder en de districtscommandanten van de desbetreffende districten per kwartaal een overzicht van daadwerkelijke opsporingsactiviteiten en opgemaakte processen-verbaal.
VIII.
Betreffende inzet, werkwijze en samenwerking van de onder I bedoelde ambtenaren dient regelmatig overleg plaats te vinden tussen een vertegenwoordiger van de directeur van de AID en een vertegenwoordiger van de districtscommandant binnen wiens gebied de ambtenaren werkzaam zijn.
IX.
De onder I genoemde ambtenaren doen hun processen-verbaal, aangiften of berichten inzake strafbare feiten, met in beslag genomen voorwerpen, rechtstreeks toekomen aan de officier van justitie.
X.
Alle voorgaande benoemingen tot onbezoldigd ambtenaar van het Korps Rijkspolitie van de onder I bedoelde ambtenaren worden bij inwerkingtreding van dit besluit ingetrokken; degenen die op grond van een eerdere benoeming zijn beëdigd hoeven niet opnieuw te worden beëdigd.
XI.
Deze beschikking wordt aangehaald als ‘Beschikking onbezoldigd ambtenaar van het Korps Rijkspolitie voor ambtenaren van SBB en NMF’.
XII.
Deze beschikking zal worden gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant en in het Algemeen Politieblad en treedt in werking twee dagen na de publikatie in de Nederlandse Staatscourant.
's-Gravenhage, 29 maart 1990
hoofd van de Directie Politie