Beschikking kortingcompensatie in de sector melk- en zuivelprodukten
De minister van Landbouw en Visserij,
Overwegende, dat uitvoering moet worden gegeven aan artikel 2, vijfde lid, van Verordening (EEG) nr. 1336/86 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 6 mei 1986 tot vaststelling van een vergoeding voor de definitieve beëindiging van de melkproduktie (PbEG L 119);
Gelet op de artikelen 15, 19 en 23 van de Landbouwwet (Stb. 1957, 342);
Gehoord het Produktschap voor Zuivel en het Landbouwschap;
1.
Op grond van deze beschikking gelden voor zover van toepassing de begrippen van de Beschikking superheffing 1988 (Stcrt. 64) met uitzondering van het begrip heffingvrije hoeveelheid waaronder wordt verstaan een heffingvrije hoeveelheid als bedoeld in artikel 5, eerste lid van de Beschikking superheffing 1985 (Stcrt. 118) en wordt verstaan onder ‘verordening’:
Verordening (EEG) nr. 1336/86 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 6 mei 1986, tot vaststelling van een vergoeding voor de definitieve beëindiging van de melkproduktie.
2.
Het bepaalde bij of krachtens deze beschikking geldt onverminderd de Overdrachtsbeschikking bevoegdheden
Landbouwwet 1966, Algemeen (Stcrt. 205).
1.
Het resterende gedeelte van het in bijlage II van de verordening bedoelde bedrag dat niet kan worden gebruikt voor vergoedingen, aan producenten die zich ingevolge artikel 1 van de verordening ertoe verbinden om de melkproduktie definitief te beëindigen en niet wordt gebruikt in het kader van
artikel 2, vijfde lid, vierde streepje, wordt toegekend aan producenten wier referentiehoeveelheden, dan wel heffingvrije hoeveelheden zijn verlaagd om rekening te houden met een vermindering van de totale gegarandeerde hoeveelheid bedoeld in artikel 5 quater van de
Verordening (EEG) nr. 804/68 (PbEG L 148), overeenkomstig artikel 2, derde lid van de
Verordening (EEG) nr. 857/84 (PbEG L 90).
2.
De toekenning vindt plaats in acht jaarlijkse termijnen, met dien verstande dat de eerste twee termijnen in één keer worden uitbetaald.
3.
De toekenning vindt plaats:
a.
hetzij voor de verlaging met 2% van de heffingvrije hoeveelheden, als bedoeld in het eerste lid, in de heffingsperiode 1987/1988, aan producenten die aan het begin van deze heffingsperiode aanspraak konden maken op een heffingvrije hoeveelheid;
b.
hetzij voor de verlaging met 1% van de referentiehoeveelheden in de heffingsperiode 1988/1989 aan producenten die aan het begin van deze heffingsperiode aanspraak konden maken op een referentiehoeveelheid;
c.
hetzij voor de in onderdelen a en b bedoelde verlagingen te zamen aan de aldaar bedoelde producenten;
d.
hetzij voor de in onderdelen a en b bedoelde verlagingen te zamen aan producenten aan wie een bijzondere toewijzing van een referentiehoeveelheid plaatsvindt, waarop deze verlagingen worden toegepast.
4.
De in het tweede lid bedoelde toekenning komt ten laste van het Landbouw Egalisatiefonds, afdeling B.
1.
Het produktschap is belast met de in
artikel 2 bedoelde toekenning.
2.
Het produktschap stelt, met inachtneming van de EEG-verordeningen, al die regelen die nodig zijn voor een juiste uitvoering van deze beschikking.
1.
Deze beschikking treedt in werking met ingang van de dag na die van haar bekendmaking in de Staatscourant.
2.
De beschikking kan worden aangehaald als: ‘Beschikking kortingscompensatie in de sector melk en zuivelprodukten’.
's-Gravenhage, 14 april 1989
De van Landbouw en Visserij ,