Beschikking instelling adviescommissies voor de leerplanontwikkeling
De Minister van Onderwijs en Wetenschappen,
Artikel 1
In deze beschikking wordt verstaan onder:‘de Minister’:
de Minister van Onderwijs en Wetenschappen;‘S.L.O.’:
de Stichting voor de Leerplanontwikkeling (S.L.O.), gevestigd te Zeist;‘adviescommissie(s)’:
adviescommissie(s) voor de leerplanontwikkeling bedoeld in
artikel 2.
Artikel 2
Er wordt ingesteld een adviescommissie voor de leerplanontwikkeling voor elk van de hiernagenoemde vak-of vormingsgebieden:
6.
economische wetenschappen en recht;
7.
elektrotechniek en elektronica;
10.
geschiedenis en staatsinrichting;
11.
gezondheidskunde en omgangskunde;
14.
lichamelijke oefening;
Artikel 3
De adviescommissies hebben, ieder voor het vak- of vormingsgebied waarop zij werkzaam zijn, tot taak:
a.
het gevraagd en ongevraagd adviseren van de Bestuursraad van de S.L.O. over zaken het werkterrein van de S.L.O. betreffende;
b.
het gevraagd en ongevraagd adviseren van de Minister over zaken het werkterrein van de S.L.O. betreffende;
c.
het op schriftelijk verzoek van de Minister of van de Bestuursraad van de S.L.O. adviseren aan derden over zaken het werkterrein van de S.L.O. betreffende;
d.
het adviseren van de Minister of, met zijn instemming, van andere ministers en/of organisaties over zaken die verband houden met leerplanontwikkeling.
Artikel 4
In een door de Bestuursraad van de S.L.O. vast te stellen reglement, dat de goedkeuring van de Minister behoeft, wordt de relatie tussen en de onderlinge werkwijze van de Bestuursraad en het bureau van de S.L.O. enerzijds en de adviescommissies anderzijds nader geregeld. In het reglement wordt tevens geregeld op welke wijze de adviezen van de adviescommissies aan de Bestuursraad van de S.L.O. worden openbaar gemaakt.
1.
De voorzitter en de leden van de adviescommissies worden door de Minister op persoonlijke titel benoemd voor een periode van drie jaren. Herbenoeming is mogelijk voor slechts een volgende periode van drie jaren; in bijzondere gevallen kan de Minister hiervan afwijken.
2.
Het lidmaatschap eindigt tussentijds door:
a.
bedanken van het desbetreffende lid;
b.
het bereiken van de 65-jarige leeftijd door het desbetreffende lid;
c.
overlijden van het desbetreffende lid;
d.
ontslag door de Minister.
3.
In een tussentijdse vacature wordt voor de resterende duur van de driejarige periode voorzien.
1.
De voorzitters van de adviescommissies kunnen incidenteel personen uitnodigen aan een of meer vergaderingen van een adviescommissie deel te nemen als deskundige met raadgevende stem.
2.
Indien een voorzitter van de in het eerste lid gegeven bevoegdheid gebruik maakt, doet hij hiervan zo spoedig mogelijk mededeling aan de Minister.
3.
Indien een voorzitter het wenselijk oordeelt dat een als deskundige met raadgevende stem uit te nodigen persoon vacatiegeld ontvangt, vraagt hij, alvorens betrokkene vacatiegeld toe te zeggen, daartoe schriftelijk toestemming van de Minister.
Artikel 7
De Minister kan leden van de inspectie als waarnemer aan de adviescommissies toevoegen. Zij ontvangen alle stukken van de adviescommissie en hebben in de vergaderingen een raadgevende stem.
Artikel 8
De voorzitters van de adviescommissies kunnen incidenteel vertegenwoordigers van organisaties uit het onderwijs- en verzorgingsveld uitnodigen aan een of meer vergaderingen van een adviescommissie deel te nemen als waarnemer. Zij hebben in de vergaderingen een raadgevende stem.
1.
De adviezen van de adviescommissies aan de Minister worden door de adviescommissie in afschrift toegezonden aan de Bestuursraad van de S.L.O. Zij worden zo spoedig mogelijk vanwege de Minister openbaar gemaakt op een door hem te bepalen wijze.
2.
De adviezen van de adviescommissies aan de Bestuursraad van de S.L.O. worden door de adviescommissie in afschrift toegezonden aan de Minister.
Artikel 10
De adviescommissies zenden jaarlijks voor 1 maart aan de Minister en de Bestuursraad van de S.L.O. een verslag over de werkzaamheden van de adviescommissie in het afgelopen kalenderjaar. De Minister kan aanwijzingen geven omtrent de wijze van verslaglegging.
Artikel 11
Aan elke adviescommissie wordt door de Bestuursraad van de S.L.O. een secretaris ter beschikking gesteld.
Artikel 12
Bij opheffing van een adviescommissie wordt het archief overgedragen aan de Centrale Archiefbewaarplaats van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen.
Artikel 13
In afwijking van het bepaalde in
artikel 5, eerste lid, kunnen, in verband met de wenselijkheid dat jaarlijks ongeveer een/derde gedeelte van de leden aftreedt, voor de eerste keer leden voor een langere periode dan drie jaren worden benoemd.
Artikel 14
De beschikkingen van de Minister onderscheidenlijk de Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen
van 12 juni 1961, V.H.M.O. 157069;
van 6 mei 1963, AVO-356283;
van 2 april 1965, V.H.M.O. 269590;
van 21 januari 1966, V.H.M.O. 294207;
van 27 oktober 1967, AVO-336450;
van 21 december 1970, AVO-443680;
van 11 januari 1971, AVO/J-450707;
van 9 februari 1971, AVO-4474581;
van 23 november 1972, OP-20169;
van 29 november 1972, OP-20682;
van 17 januari 1973, AVO-516040;
van 7 januari 1974, OP/24224;
van 7 augustus 1974, OP/V3-27016;
van 1 november 1974, OP/V3-27743;
van 1 november 1974, OP/V3-27857;
van 5 februari 1975, OP/V/3-28988 I;
van 11 april 1975, OP/V3/29567;
van 22 april 1975, OP/V3-29594;
van 23 april 1975, OP/V3/29606 1,
zoals deze sindsdien zijn gewijzigd, worden ingetrokken.
Artikel 15
Deze beschikking kan worden aangehaald als Beschikking instelling adviescommissies voor de leerplanontwikkeling. Zij treedt in werking met ingang van 1 mei 1977 en wordt met de bijbehorende toelichting bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant.