Beschikking Instantloterij 1996
De Staatssecretaris van Justitie en de Minister en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Gelet op de artikelen 14b, 14c en 34 van de Wet op de kansspelen (Stb. 1964,483);
Gelezen het advies van het College van toezicht op de kansspelen van 22 september 1997;
In overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën;
Artikel 1
In deze beschikking wordt verstaan onder:
a.
de wet:
de
Wet op de kansspelen ;
b.
de ministers:
de Minister van Justitie en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
c.
de stichting:
Stichting de Nationale Sporttotalisator;
f.
verkooppunt:
een inrichting als bedoeld in artikel 14c, tweede lid, onderdeel b. van de wet;
g.
uitgifte van deelnamebewijzen:
het door de stichting afgeven van deelnamebewijzen aan de verkooppunten;
h.
prijzenreserve:
een reservering die is opgebouwd uit niet geïnde prijzen.
1.
Aan de stichting wordt voor de duur van vijf jaren, te rekenen van 1 mei 2001 tot en met 30 april 2006, vergunning verleend tot het organiseren van instantloterijen.
2.
Aan de in het eerste lid bedoelde vergunning worden de in artikel 3 tot en met artikel 19 vervatte voorschriften verbonden.
1.
De stichting spant zich in voor de inachtneming van de vergunningsvoorschriften, de statuten en de reglementen van de stichting.
2.
De statuten en reglementen van de stichting, alsmede wijziging daarvan, behoeven de voorafgaande goedkeuring van de ministers.
3.
De reglementen behelzen in ieder geval bepalingen inzake de deelnemingsvoorwaarden, de wijze waarop de prijzenreserve kan worden benut, de voorschriften en vergoedingen voor de verkooppunten, alsmede de bestemming van de netto-opbrengst van de instantloterijen.
1.
De stichting zorgt voor een doelmatige administratie, organisatie en uitvoering van de instantloterijen.
2.
De stichting treft alle noodzakelijke maatregelen en voorzieningen ten behoeve van de naleving van de aan deze vergunning verbonden voorschriften en de op grond daarvan opgestelde reglementen door de organisaties en personen die op enigerlei wijze bij de administratie, organisatie en uitvoering van de instantloterijen zijn betrokken.
2.
De stichting geeft met het oog op het in het eerste lid bedoelde toezicht een door de ministers aangewezen onafhankelijke instelling opdracht tot het opstellen en uitvoeren van een plan tot controle van de verkooppunten.
3.
In de door de stichting met de verkooppunten te sluiten overeenkomsten wordt de bepaling opgenomen dat indien de stichting constateert dat het verkooppunt in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in de
artikelen 1, aanhef en onder b , of
artikel 14d, eerste lid, van de wet, de stichting met onmiddellijke ingang de overeenkomst opschort voor een door de stichting te bepalen duur van tenminste drie maanden en ten hoogste drie jaren.
4.
Van het ingevolge het eerste lid gehouden toezicht en van de ingevolge het derde lid genomen maatregelen wordt mededeling gedaan in het in artikel 15, eerste lid, bedoelde jaarverslag.
5.
Van de ingevolge het tweede lid gehouden controles wordt per kwartaal mededeling gedaan aan de ministers en wordt mededeling gedaan aan het college en in het jaarverslag.
1.
Het aantal per kalenderjaar te houden instantloterijen en het aantal per instantloterij uit te geven deelnamebewijzen wordt bepaald door de stichting, met dien verstande dat per kalenderjaar in totaal ten hoogste 120 miljoen loten mogen worden uitgegeven.
2.
Per instantloterij wordt van de bruto-opbrengst ten minste 47,5% en ten hoogste 65% bestemd voor uitkering van de prijzen.
3.
De inleg bedraagt ten hoogste € 5,- per lot. De stichting kan gratis loten uitgeven.
4.
De stichting kan instantloten in delen uitgeven. De inleg per deel van een instantlot wordt naar evenredigheid berekend.
5.
Elk deel van een instantlot geeft aanspraak op een evenredig deel van de eventueel daarop gewonnen prijs.
Artikel 7
Voor de toepassing van
artikel 38 van de wet ontstaan aanspraken, voortvloeiende uit de deelneming aan een instantloterij, op de dag waarop een aanvang wordt gemaakt met de uitgifte van de deelnamebewijzen van de betreffende instantloterij.
1.
Het aantal verkooppunten van de instantloterijen bedraagt ten hoogste 5.000.
2.
Uitgesloten als verkooppunt zijn inrichtingen waar activiteiten worden ontplooid welke in belangrijke mate zijn gericht op personen beneden de leeftijd van achttien jaren.
3.
Aan de verkooppunten wordt een vergoeding voor verrichte werkzaamheden toegekend van ten hoogste 10% van de bruto-opbrengst van de door deze verkooppunten verkochte loten.
Artikel 8a
De stichting is gerechtigd tot het organiseren van instantloterijen ten behoeve van derden, onder de volgende voorwaarden:
a.
de volledige oplaag van de desbetreffende loterij wordt tegen de daarvoor verschuldigde inleg aan die derden ter beschikking gesteld;
b.
de loten worden door deze derde om niet uitgegeven;
c.
de loten mogen door deze derde niet worden uitgegeven via de inrichtingen als genoemd in artikel 8, tweede lid.
1.
De stichting zorgt voor een evenwichtig beleid op het gebied van de preventie van kansspelverslaving en treft de noodzakelijke maatregelen en voorzieningen die nodig zijn om onmatige deelneming aan de instantloterij zo veel mogelijk te voorkomen.
2.
De stichting ziet erop toe dat de verkooppunten onmatige deelneming aan de instantloterij tegengaan. In de door de stichting op te stellen voorschriften voor de verkooppunten worden daartoe nadere regels gegeven.
3.
In de door de stichting met de verkooppunten te sluiten overeenkomsten wordt de bepaling opgenomen dat indien de stichting constateert dat het verkooppunt in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in de
artikelen 1, aanhef en onder b , of
14d, eerste lid van de wet, de stichting met onmiddellijke ingang de overeenkomst opschort voor een door de stichting te bepalen duur van tenminste drie maanden en ten hoogste drie jaren.
4.
De stichting geeft met het oog op het in het tweede lid bedoelde toezicht een door de ministers aangewezen onafhankelijke instelling opdracht tot het opstellen en uitvoeren van een plan tot controle van de verkooppunten.
5.
Van de ingevolge het tweede lid gehouden toezicht en de ingevolge het vierde lid gehouden controles wordt per kwartaal mededeling gedaan aan de ministers en aan het college en wordt mededeling gedaan in het jaarverslag.
6.
De deelnamebewijzen zijn aan de voorzijde voorzien van de duidelijk leesbare tekst: Zet niet alles op het spel - speel met mate.
7.
De stichting zorgt voor een evenwichtig beleid op het gebied van de wervings- en reclameactiviteiten en neemt daarbij de haar door de ministers gegeven aanwijzingen in acht.
1.
De stichting garandeert een zodanige kwaliteit van de deelnamebewijzen dat redelijkerwijze fraude en misbruik wordt uitgesloten.
2.
Tekens, voorstellingen of opschriften op de deelnamebewijzen die de winstmogelijkheden aangeven, mogen niet misleidend zijn of anderszins aanleiding kunnen geven tot misvatting.
1.
De mechanische, elektrische en elektronische processen die gebezigd worden bij de deelneming, prijsbepaling en vaststelling van de winnaars van de krachtens deze vergunning georganiseerde kansspelen, zijn onderworpen aan de voorafgaande goedkeuring en periodieke controle door een door de ministers aangewezen onafhankelijke deskundige of instelling.
2.
Het onderzoek door de overeenkomstig het eerste lid aangewezen onafhankelijke deskundige of keuringsinstelling geschiedt met het oog op de controle en het toezicht op de naleving van de vergunningsvoorwaarden en de voorschriften met betrekking tot het voorkomen van fraude en misbruik.
3.
De door de stichting opgestelde produktspecificaties van een te houden instantloterij behoeven, alvorens opdracht wordt gegeven tot produktie van de loten voor de betreffende loterij de goedkeuring van de overeenkomstig het eerste lid aangewezen onafhankelijke deskundige of keuringsinstelling.
4.
De overeenkomstig het eerste lid aangewezen onafhankelijke deskundige of keuringsinstelling controleert de conformiteit van de desbetreffende instantloterij met de in het derde lid bedoelde specificaties.
5.
Het verslag van de bevindingen van de overeenkomstig het eerste lid aangewezen onafhankelijke deskundige of keuringsinstelling wordt uiterlijk binnen twee maanden na afloop van een kalenderjaar door de stichting ter kennis gebracht van de ministers en het college.
Artikel 12
Prijzen tot ten hoogste € 454 kunnen betaalbaar worden gesteld bij de verkooppunten. De overige prijzen worden betaalbaar gesteld ten kantore van de stichting.
1.
De netto-opbrengst van de krachtens deze vergunning georganiseerde instantloterijen wordt gevormd door het verschil tussen de bruto-opbrengst, zijnde het totaal van de door de deelnemers bijeengebrachte inleg, en de som van de voor prijzen bestemde bedragen, de vergoeding voor de verkooppunten en de kosten die door de Lotto ten behoeve van de exploitatie van de instantloterijen worden gemaakt.
2.
Als exploitatiekosten als bedoeld in het eerste lid worden uitsluitend aangemerkt de kosten die rechtstreeks verband houden met het organiseren van de kansspelen krachtens deze vergunning en die redelijkerwijs gerekend kunnen worden tot de normale bedrijfskosten. Andere kosten van de stichting kunnen niet als exploitatiekosten worden aangemerkt dan na goedkeuring door de ministers.
3.
Onder de netto-opbrengst wordt mede begrepen de anders dan uit de krachtens deze vergunning georganiseerde kansspelen verworven inkomsten.
1.
De netto-opbrengst dient geheel te worden besteed ter verwezenlijking van doeleinden van algemeen belang, gelegen op het terrein van de sport en de lichamelijke vorming, alsmede van het maatschappelijk welzijn, de volksgezondheid en de cultuur.
2.
Gerekend over een kalenderjaar komt de netto-opbrengst:
a.
voor 35% ten goede aan instellingen en personen werkzaam op het gebied van de cultuur, het maatschappelijk welzijn en de volksgezondheid, die beneficianten zijn van de Stichting Algemene Loterij Nederland;
b.
voor 65% aan de Vereniging Nederlands Olympisch Comité/Nederlandse Sport Federatie, gevestigd te Arnhem;
3.
Uiterlijk binnen twee maanden na afloop van een kalenderjaar dient de stichting de gehele netto-opbrengst over dat kalenderjaar te hebben afgedragen aan de in het tweede lid genoemde instellingen. Daarvan wordt verslag gedaan in de in artikel 16, eerste lid, bedoelde jaarrekening.
Artikel 15
De stichting zendt binnen één maand na het einde van elk kwartaal aan de ministers en het college een verslag betreffende het financiële verloop, alsmede andere door de ministers noodzakelijk geachte gegevens, over dat kwartaal.
1.
De stichting stelt een jaarrekening en een jaarverslag op welke voldoen aan de eisen gesteld in
Boek 2, Titel 9, van het Burgerlijk Wetboek. De ministers kunnen, aanwijzingen geven omtrent de inrichting van de jaarrekening en het jaarverslag.
4.
Binnen vier maanden na afloop van een kalenderjaar zendt de stichting de jaarrekening met het verslag en de verklaring, alsmede het jaarverslag aan de ministers en aan het college.
1.
De stichting verleent in overeenstemming met de ministers aan een onafhankelijke instelling opdracht tot het gedurende een periode van ten minste vier jaren verrichten van longitudinaal onderzoek naar het gedrag van deelnemers aan de instantloterij.
2.
De in het eerste lid bedoelde instelling rapporteert jaarlijks aan de ministers en aan het college.
Artikel 18
De kosten verbonden aan de controle ingevolge
artikel 5, tweede lid, de goedkeuring en controle ingevolge
artikel 11, eerste lid, het onderzoek als bedoeld in artikel 16, tweede lid en het onderzoek als bedoeld in artikel 17, eerste lid, zijn voor rekening van de stichting.
1.
De door de ministers aangewezen ambtenaren en andere personen zijn bevoegd inlichtingen van de stichting te vorderen, voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.
2.
De in het eerste lid bedoelde ambtenaren en andere personen zijn bevoegd inzage te vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden van de stichting, voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is. Zij zijn bevoegd van de gegevens en bescheiden kopieën te maken. Indien het maken van kopieën niet ter plaatse kan geschieden, zijn zij bevoegd de gegevens en bescheiden voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hen af te geven schriftelijk bewijs van ontvangst.
Artikel 20
Na de inwerkingtreding van deze beschikking berusten de krachtens de Beschikking instantloterij 1996 (Stcrt. 1996, 92) vastgestelde besluiten op deze beschikking.
Artikel 21
De Beschikking instantloterij 1996 (Stcrt. 1996, 92) wordt ingetrokken.
Artikel 22
Deze Beschikking treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Artikel 23
Deze beschikking wordt aangehaald als: Beschikking instantloterij 1996.
’s-Gravenhage, 19 december 1997