Beschikking consignatie van gelden
De Minister van Financiën, voor zoveel nodig in overeenstemming met de Minister van Justitie;
Gelet op de artikelen 3, 4, 6, tweede lid, 7, tweede lid, 9, zevende lid, 10, derde lid en 11, derde lid, van de Wet op de consignatie van gelden;
Besluit:
Vast te stellen de navolgende beschikking Consignatie van gelden, met één bijlage.
Beschikking consignatie van gelden
Artikel 1
In deze beschikking wordt verstaan onder wet: de wet van 27 augustus 1980, Staatsblad 473 (
Wet op de consignatie van gelden ).
Artikel 3
Als ambtenar bedoeld in
artikel 4 van de wet, wordt aangewezen de Directeur van de Centrale Directie Financieel Economische Zaken van het Ministerie van Financiën.
Artikel 4
Het model van het bewijs van consignatie, bedoeld in
artikel 6 van de wet wordt vastgesteld overeenkomstig
bijlage 1 van deze beschikking.
2.
De in
artikel 11, eerste lid, van de wet alsmede de in het vorige lid bedoelde bekendmakingen bevatten:
a.
een opgaaf van de dagtekeningen van de consignaties;
c.
een opgaaf van de personen door of namens wie de gelden ter consignatie zijn aangeboden;
d.
waar mogelijk een opgaaf van de rechtsgrond van de consignatie.
3.
Aan de bekendmaking in de Nederlandse Staatscourant zal nadere bekendmaking worden gegeven door middel van een publikatie in de dagbladen.
1.
Het schriftelijke verzoek, bedoeld in
artikel 9, eerste lid, van de wet wordt ingediend bij de in
artikel 3 bedoelde Directeur of indien het verzoek uitkering betreft van voor 1 januari 1993 geconsigneerde gelden bij de Directeur van de Belastingdienst/Directie Particulieren te Utrecht en bevat de volgende gegevens;
a.
de naam van de verzoeker;
b.
diens woonplaats of plaats van vestiging en zijn adres;
c.
een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van de consignatie waarop het verzoek betrekking heeft.
2.
Indien de aanvrager ter staving van zijn verzoek een beroep doet op een akte of een voor (voorlopige) tenuitvoerlegging vatbare rechterlijke uitspraak waarbij tot de uitkering machtiging is verleend moet hij een authentiek afschrift van die akte of van die uitspraak overleggen. Indien de rechterlijke uitspraak nog niet in kracht van gewijsde is gegaan en niet voor voorlopige tenuitvoerlegging vatbaar is, kan de in
artikel 432 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde verklaring van de griffier worden overgelegd, mits acht dagen zijn verlopen nadat de in dat artikel bedoelde betekening heeft plaats gehad.
Artikel 7
De in
artikel 3 bedoelde Directeur onderscheidenlijk de Directeur van de Belastingdienst/Directie Particulieren, bedoeld in
artikel 6, gaat slechts tot uitkering over nadat hen is gebleken dat de verzoeker tot de door hem verzochte uitkering gerechtigd is.
's-Gravenhage, 26 januari 1981