Beschikking commissie deskundigen immunisatie militairen 1969
De Minister van Defensie,
Overwegende, dat het gewenst is de samenstelling van de commissie van deskundigen immunisatie militairen aan de huidige organisatie van de geneeskundige diensten der krijgsmacht aan te passen, alsmede de taak en werkwijze van deze commissie te herzien, ten einde haar in staat te stellen de haar toevertrouwde belangen beter te behartigen;
Gelet op artikel 3 van de Wet immunisatie militairen,
Artikel 1
In deze beschikking wordt verstaan onder:de Minister:
de Minister van Defensie;de Wet:
de
Wet immunisatie militairen ( Stb. 1953, 432);de Commissie:
de commissie van deskundigen immunisatie militairen.
1.
De Commissie bestaat uit vier leden, onder wie de voorzitter, alsmede vijf adviseurs’.
2.
De adviseurs als bedoeld in het eerste lid zijn:
a.
de directeur Militair Geneeskundige Diensten;
b.
de inspecteur van de geneeskundige dienst der Koninklijke landmacht;
c.
de inspecteur van de geneeskundige dienst der Koninklijke luchtmacht;
d.
de hoofdinspecteur van volksgezondheid.
e.
de geneeskundig hoofdinspecteur van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid’.
3.
De Commissie wordt in haar werkzaamheden bijgestaan door een algemeen secretaris en één of meer al dan niet tijdelijke secretarissen.
1.
De Voorzitter wordt door de Minister benoemd voor de tijd van vijf jaren.
2.
De overige leden worden door de Minister benoemd voor de tijd van vijf jaren op aanbeveling van de Voorzitter van de Commissie.
De Voorzitter van de Commissie pleegt overleg met de de directeur Militair Geneeskundige Dienstenalvorens die aanbeveling bij de Minister in te dienen.
3.
De Voorzitter en de overige leden kunnen te allen tijde door de Minister van het lidmaatschap van de Commissie worden ontheven.
4.
De Voorzitter en de overige leden treden van rechtswege af met ingang van 1 januari van het jaar, volgende op dat, waarin zij de leeftijd van zeventig jaar hebben bereikt.
1.
De algemeen secretaris en in voorkomend geval de andere permanente secretarissen worden, op aanbeveling van de Voorzitter van de Commissie, door de Minister benoemd en ontslagen.
De Voorzitter van de Commissie pleegt overleg met de de directeur Militair Geneeskundige Dienstenalvorens een aanbeveling als hierbedoeld bij de Minister in te dienen.
2.
De Voorzitter van de Commissie is bevoegd één of meer secretarissen tijdelijk aan te stellen. Overleg met de Minister vindt plaats, wanneer de tijdelijke aanstelling van één of meer secretarissen kosten meebrengt.
3.
De Minister draagt, zo nodig, op verzoek van de Voorzitter van de Commissie of van de algemeen secretaris, er zorg voor, dat de werkzaamheden van de Commissie, die van administratieve en registratieve aard zijn, worden verricht.
1.
De Voorzitter regelt de werkzaamheden van de Commissie en roept haar bijeen, zo dikwijls hij zulks in verband met de werkzaamheden nodig acht.
2.
De Voorzitter bepaalt de plaats, waar de Commissie zitting zal houden.
1.
De Voorzitter van de Commissie kan advies van deskundigen vragen en hen zo nodig ter vergadering uitnodigen, zo dikwijls hij dat in verband met de werkzaamheden van de Commissie noodzakelijk acht.
2.
De Commissie kan aan de Inspecteurs van de geneeskundige diensten van de krijgsmachtdelen verzoeken de Commissie periodiek dan wel incidenteel gegevens toe te zenden omtrent verplichte immunisaties, waaraan militairen op het moment van de aanvrage zijn onderworpen, alsmede van de wijze, waarop die immunisaties worden uitgevoerd.
1.
Alvorens de Commissie een advies vaststelt, stelt de Voorzitter de adviseurs als bedoeld in artikel 3, eerste lid in de gelegenheid hun visie aan de Commissie kenbaar te maken.
2.
De Commissie brengt slechts instemmende adviezen uit, die de instemming hebben van ten minste drie leden.
1.
De Commissie brengt advies uit op verzoek van de Minister.
2.
Het door de Commissie aan de Minister uit te brengen advies is schriftelijk, met redenen omkleed, en omvat mede de wijze van uitvoering van de immunisatie.
3.
De Commissie is bevoegd uit eigen hoofde aan de Minister voorstellen te doen met betrekking tot het opleggen, het wijzigen of het intrekken van een verplichting, als bedoeld in
artikel 3 der Wet.
Deze voorstellen kunnen ook betrekking hebben op de wijze, waarop een immunisatie wordt uitgevoerd.
Artikel 10
Ten behoeve van elke immunisatie van militairen, die op basis van vrijwilligheid geschiedt, geeft de Commissie op verzoek van de Minister schriftelijk aanwijzingen, die mede betrekking hebben op de wijze van uitvoering van die immunisatie.
De
artikelen 7, eerste lid, 8 en
9, tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 11
Deze beschikking, die kan worden aangehaald als: Beschikking commissie deskundigen immunisatie militairen 1969, wordt in de Staatscourant geplaatst.
Artikel 12
Deze beschikking treedt in werking op de dag volgende op die van de plaatsing in de Staatscourant .
Tegelijkertijd wordt ingetrokken de Beschikking commissie van deskundigen immunisatie militairen van 25 november 1953 ( Stcrt. 1953, 230).
's-Gravenhage, 21 april 1969