Beschikking bescherming persoonlijke levenssfeer ingeschrevenen voor de dienstplicht
De Minister van Defensie,
Gelet op de Aanwijzingen van de Minister-President van 7 maart 1975 (Stcrt. 50) inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met geautomatiseerde systemen, waarin persoonsgegevens zijn opgenomen, bij de Rijksoverheid,
Artikel 1. Begripsbepalingen
registratie:
de geautomatiseerde administratie bij de Directie Dienstplichtzaken van ingeschrevenen voor de dienstplicht;houder:
de directeur Dienstplichtzaken;geregistreerde:
degene over wie de registratie gegevens bevat;
1.
de staffunctionaris Automatisering bij de Directie Dienstplichtzaken,
2.
het hoofd van het Defensie-computercentrum.
1.
De gegevens vermeld in
bijlage I – met uitzondering van de gegevens die tevens in
bijlage II zijn opgenomen-, worden na een door de houder vast te stellen termijn uit de registratie verwijderd, met dien verstande, dat na opkomst in werkelijke dienst, verklaring tot buitengewoon dienstplichtige e.d., die gegevens niet langer worden gemuteerd en uitsluitend voor statistische doeleinden worden gebruikt.
2.
De gegevens vermeld in
bijlage II worden behouden tot het 35e levensjaar van de geregistreerden.
1.
De diverse bureaus van de Directie Dienstplichtzaken (inclusief de Indelingsraden) verschaffen de uitvoerders de in de registratie op te nemen gegevens, alsmede de wijzigingen die daarin dienen te worden aangebracht.
2.
De uitvoerders zijn belast met de technische verwerking van de gegevens; zij doen dit overeenkomstig de voorschriften van de houder. Voorts verstrekken zij de gegevens overeenkomstig de instructies van de houder.
1.
De in de registratie opgenomen gegevens kunnen door of namens de houder worden verstrekt aan de daarvoor in aanmerking komende instanties binnen de Directie Dienstplichtzaken.
2.
Voorts kunnen gegevens door of namens de houder worden verstrekt aan:
a.
de daarvoor in aanmerking komende instanties binnen de defensie-organisatie;
b.
de commandanten van opleidingseenheden;
c.
de Hoofdafdeling Organisatie Bescherming Bevolking van het Ministerie van Binnenlandse Zaken.
Artikel 7. Toegang tot de registratie
Rechtstreeks toegang tot de registratie hebben uitsluitend en slechts binnen het kader van de hun opgedragen werkzaamheden die ambtenaren, werkzaam bij de uitvoerders, die daartoe door de uitvoerders na overleg met de houder zijn aangewezen.
1.
De geregistreerde heeft recht op kosteloze kennisneming van de op hem persoonlijk betrekking hebbende gegevens op de wijze als in lid 3 is bepaald.
2.
Omtrent de selectieadviezen (
punt 63 van bijl. I ), de nadere ambtelijke gegevens t.b.v. de indeling (
punt 69 van bijl. I ), en ABOHZIS (
punt 50 van bijlage I ) kunnen geen inlichtingen worden verstrekt.
3.
De procedure voor de uitoefening van het recht op kennisneming is als volgt: -
de aanvrager wendt zich schriftelijk tot de houder,-
hij geeft aan omtrent welke gegevens hij geïnformeerd wil worden,-
de houder verstrekt de aanvrager de gevraagde informatie.
1.
De geregistreerde heeft het recht om correctie te vragen van de op hem persoonlijk betrekking hebbende gegevens indien hij van oordeel is dat de opgenomen gegevens onjuist zijn of ten onrechte in de registratie zijn opgenomen, dan wel gegevens ontbreken die daarin wel opgenomen hadden moeten zijn.
2.
De procedure voor de uitoefening van het recht op correctie is als volgt: -
een verzoek tot correctie wordt schriftelijk ingediend bij de houder;-
de houder onderzoekt de juistheid van de gegevens en draagt voorts zorg voor de verdere behandeling van het verzoek;-
indien de houder tot het oordeel komt dat een correctie op haar plaats is, draagt hij er zorg voor, dat de uitvoerders de noodzakelijke verbetering, aanvulling of verwijdering zo spoedig mogelijk verrichten, waarna hij de verzoeker omtrent de gecorrigeerde gegevens informeert;-
de houder van een registratiesysteem die aan een verzoek tot correctie van de geregistreerde voldoet, dient aan hen van wie hij kan nagaan dat zij onjuiste, niet ter zake doende of onvolledige gegevens hebben ontvangen, mededeling te doen van verbetering, verwijdering of aanvulling van gegevens. Het voorgaande geldt niet indien de verzoeker desgevraagd te kennen heeft gegeven op het doen van die mededeling geen prijs te stellen;-
indien de houder van mening is, dat er geen aanleiding bestaat de registratie te corrigeren, deelt hij dit de verzoeker zo spoedig mogelijk mede;-
de verzoeker kan zich tot de Minister van Defensie wenden met bezwaren tegen een afwijzende beslissing.
Indien deze de bezwaren van de verzoeker gegrond acht laat hij alsnog de nodige correctie aanbrengen.
Artikel 10. Beveiliging
De houder ziet erop toe, dat ten aanzien van de organisatie en de beveiliging alle maatregelen in acht worden genomen die zijn voorgeschreven in de artikelen 17 t/m 24 van de Aanwijzingen van de Minister-President van 7 maart 1975 (Stcrt. 50) inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met geautomatiseerde systemen, waarin persoonsgegevens zijn opgenomen, bij de Rijksoverheid, met dien verstande dat met betrekking tot het Defensie Computer Centrum uitvoerder nr. 2 op een en ander toeziet.
Artikel 11. Inzage van de regeling
Deze regeling ligt ter inzage bij:-
Directie Dienstplichtzaken, Bleyenburg 38, 's-Gravenhage;-
Directie Voorlichting, Spui 32, 's-Gravenhage;-
de Centrale Bibliotheek van het Ministerie van Justitie, Plein 2b, 's-Gravenhage.
1.
Deze beschikking kan worden aangehaald als: ‘Beschikking bescherming persoonlijke levenssfeer ingeschrevenen voor de dienstplicht’
2.
Deze beschikking treedt in werking op 1 augustus 1978 en zal worden gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant.
's-Gravenhage, 3 juli 1978