Regeling omtrent beoordeling van ambtenaren van het ministerie van Economische Zaken
De Minister van Economische Zaken,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken;
Gelet op artikel 71, vijfde en zesde lid, van het Algemeen Rijksambtenaren-reglement en de artikelen 1 en 4 van het Beoordelingsvoorschrift Burgerlijk Rijkspersoneel 1985;
Gehoord de bijzondere commissie en de departementale ondernemingsraad, ingesteld bij het Ministerie van Economische Zaken;
1.
In deze regeling wordt verstaan onder:
a.
ministerie:
Ministerie van Economische Zaken;
b.
medewerker:
medewerker van het ministerie;
c.
bevoegd gezag, beoordelingsautoriteit, functievervulling en beoordeling:
hetgeen daaronder wordt verstaan in het
Beoordelingsvoorschrift Burgerlijk Rijkspersoneel 1985 ;
d.
de hoofden van dienst:
de secretaris- generaal en de hoofden van de onderscheiden dienstonderdelen en diensten van het ministerie;
e.
de personeelsfunctionaris:
de als zodanig aangestelde medewerker.
Artikel 2
De hoofden van dienst worden aangewezen als beoordelingsautoriteit voor de onder hen ressorterende medewerkers.
1.
Het opmaken van de beoordeling vindt plaats in de aanwezigheid van de personeelsfunctionaris.
2.
Indien de personeelsfunctionaris tevens beoordelaar is, vindt het opmaken van de beoordeling plaats in aanwezigheid van een personeelsfunctionaris van een andere dienst of dienstonderdeel.
Artikel 5
De beoordeling van de medewerker wordt vastgelegd op een lijst, waarvan het model is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1.
Artikel 7
Het Beoordelingsvoorschrift Ministerie van Economische Zaken van 24 december 1986, kenmerk WJA/W 686/255, wordt ingetrokken.
Artikel 8
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Artikel 9
Deze regeling wordt aangehaald als: Beoordelingsvoorschrift Ministerie van Economische Zaken 1998.
’s-Gravenhage, 21 augustus 1998