Benelux-Overeenkomst betreffende de uitoefening van de advocatuur
De Regeringen van de Beneluxlanden, die deze Overeenkomst hebben ondertekend,
Overwegende dat de voortdurend verdergaande economische integratie van de Beneluxlanden en de toeneming van de gemeenschappelijke rechtsregels het gewenst maken de uitoefening van de advocatuur en daarmede de rechtsbedeling te vergemakkelijken;
Zijn als volgt overeengekomen:
1.
De advocaten die in een van de Overeenkomstsluitende Staten zijn ingeschreven, kunnen in burgerlijke zaken, strafzaken en administratieve zaken pleiten voor de rechtsprekende instanties van de andere Overeenkomstsluitende Staat, mits zij worden bijgestaan door een advocaat die gerechtigd is te pleiten ter plaatse waar zij aldus werkzaam zijn, en wel met dezelfde voorrechten en dezelfde verplichtingen als de advocaat die hen bijstaat.
2.
Het recht om te pleiten omvat het recht het dossier in te zien en het recht om de gedetineerde te bezoeken.
Artikel 2
De advocaten dragen in voorkomend geval het costuum van de balie waartoe zij behoren of het costuum van de ontvangende balie.
1.
De beoordeling van overtredingen van de ereregelen door de advocaat in de uitoefening van de in artikel 1 genoemde werkzaamheden behoort tot de bevoegdheid van de tuchtrechtelijke autoriteiten van de ontvangende balie, onverminderd de bevoegdheid van de tuchtrechtelijke autoriteiten van de balie waartoe de betrokken advocaat behoort.
2.
De raad van toezicht van de orde der ontvangende balie kan de advocaat voor een periode van ten hoogste een jaar het recht ontzeggen om de in artikel 1 genoemde werkzaamheden te verrichten binnen het arrondissement waar de ontvangende balie is gevestigd. Indien en voor zover de spoed zulks vereist, heeft de deken of stafhouder van de raad dezelfde bevoegdheid.
3.
De tuchtrechtelijke autoriteiten van de balie waartoe de betrokken advocaat behoort worden ingelicht omtrent de beslissing en de omstandigheden die tot die beslissing hebben geleid.
Artikel 4
Indien en zolang deze Overeenkomst van kracht is voor de drie Beneluxlanden, worden de bepalingen daarvan aangemerkt als gemeenschappelijke rechtsregels voor de toepassing van de hoofdstukken III en IV van het Verdrag van 31 maart 1965 betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof.
1.
Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is deze Overeenkomst slechts van toepassing op het in Europa gelegen grondgebied.
2.
De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden kan de toepassing van deze Overeenkomst uitbreiden tot Suriname en de Nederlandse Antillen bij een daartoe strekkende verklaring, te richten tot de Belgische Regering. Deze uitbreiding zal in werking treden op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum van de ontvangst van deze verklaring door de Belgische Regering.
Artikel 6
Deze Overeenkomst staat open voor ondertekening voor de Regeringen der Beneluxlanden.
1.
Deze Overeenkomst zal worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging zullen worden nedergelegd bij de Belgische Regering.
2.
Deze Overeenkomst zal in werking treden op de eerste dag van de tweede maand, volgende op de datum van de nederlegging van de tweede akte van bekrachtiging.
3.
Voor de Regering van het Beneluxland die de Overeenkomst bekrachtigt na de nederlegging van de tweede akte van bekrachtiging, zal de Overeenkomst in werking treden op de eerste dag van de tweede maand, volgende op de datum van de nederlegging van haar akte van bekrachtiging.
1.
Deze Overeenkomst kan slechts worden opgezegd na overleg tussen de Regeringen van de Beneluxlanden.
2.
Opzegging geschiedt door middel van een kennisgeving, gericht aan de Belgische Regering. De opzegging wordt van kracht één jaar na de dag waarop de Belgische Regering de kennisgeving van opzegging heeft ontvangen. Indien de Overeenkomst voor de drie Beneluxlanden van kracht is, heeft de opzegging slechts rechtsgevolg ten aanzien van de Regering van het Beneluxland die hiervan kennis heeft gegeven.
3.
Opzegging door de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden kan beperkt worden tot de gebieden of tot een van de gebieden, bedoeld in artikel 5, lid 2.
Artikel 9
De Belgische Regering zal aan de Nederlandse en de Luxemburgse Regering kennis geven van:
a.
elke ondertekening en elke nederlegging van een akte van bekrachtiging;
b.
de data waarop deze Overeenkomst in werking treedt op grond van artikel 7, leden 2 en 3,
c.
de kennisgevingen ontvangen op grond van de artikelen 5, lid 2, en 8, leden 2 en 3.