Beleidsvoornemen Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking;
Gelet op de artikelen 1.1.6, 1.1.10, onder a, en hoofdstuk II, afdeling 3, afdeling 6, paragrafen 1 tot en met 5, en afdeling 10, paragraaf 1, van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken
Artikel 1. Begripsbepaling
In dit besluit wordt verstaan onder’Subsidieregeling’:
de
Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken .
Artikel 2. Tijdvak
De beleidsvoornemens, vastgesteld bij dit besluit, hebben betrekking op de periode 1 januari 2000 tot en met 31 december 2000.
1.
De activiteiten die op voet van de
artikelen 2.3.1 en
2.3.2 van de Subsidieregeling voor subsidie in aanmerking komen, zijn gericht op ondersteuning van structurele activiteiten op het gebied van voedselzekerheid en voedingsverbetering.
2.
Subsidiëring op grond van deze artikelen zal worden beëindigd. Nieuwe aanvragen voor subsidiëring op grond van deze artikelen zullen niet voor toekenning in aanmerking komen.
a.
het tot stand komen en versterken van de internationaal erkende burgerrechten, politieke-, economische-, sociale- en culturele mensenrechten,
b.
de bevordering van actieve participatie en zeggenschap van doelgroepen in de politieke-, economische-, sociale- en culturele ontwikkelingen van hun samenleving,
c.
het in staat stellen van doelgroepen om zelfstandig, ook op lange termijn, in hun levensonderhoud te voorzien.
a.
de afstemming tussen en de coördinatie van de activiteiten van Nederlandse ontwikkelingsorganisaties actief op het gebied van uitzending van ontwikkelingswerkers en
b.
het verstrekken van suppleties op het lokale inkomen van ontwikkelingswerkers.
2.
De inzet van deskundigen is geconcentreerd op het terrein van gezondheidszorg, landbouw en maatschappelijke voorzieningen.
Artikel 6. Vakbeweging
De activiteiten die op voet van de
artikelen 2.6.7 en
2.6.8 van de Subsidieregeling voor subsidie in aanmerking komen, zijn gericht op de versterking van de arbeidsrechten, een democratisch bestel, een rechtvaardige verdeling van inkomens en macht, op verbetering van arbeidsomstandigheden en de bestrijding van armoede vanuit een arbeidsperspectief.
1.
De activiteiten die op voet van de
artikelen 2.6.10 en
2.6.11 van de Subsidieregeling voor subsidie in aanmerking komen, zijn gericht op de bevordering van samenwerking op het personele en financiële vlak met ontwikkelingsorganisaties ? overwegend niet gouvernementele organisaties ? in ontwikkelingslanden, en het vervullen van een intermediaire functie tussen die organisaties en de verschillende overheden.
2.
De personele samenwerking heeft betrekking op de inzet van uit Nederland en de Europese Unie afkomstige professionele ontwikkelingswerkers alsmede van lokaal of in buurlanden geworven professionele krachten. De samenwerking kan mede omvatten de bekostiging van salarissen van medewerkers van partnerorganisaties en van medewerkers in dienst van organisaties in Nederland.
1.
De activiteiten die op voet van
artikel 2.6.13 van de Subsidieregeling voor subsidie in aanmerking komen, zijn gericht op versterking van lokaal bestuur in ontwikkelingslanden door samenwerking met Nederlandse gemeenten dan wel de bevordering van kleinschalige plaatselijke of regionale activiteiten in Nederland.
2.
De kleinschalige plaatselijke of regionale activiteiten zijn gericht op vergroting van kennis van en inzicht in ontwikkelingssamenwerking en de meningsvorming over ontwikkkelingssamenwerking of op vergroting van het draagvlak voor het beleid inzake ontwikkelingssamenwerking. De activiteiten worden uitgevoerd door lokale en regionale Nederlandse organisaties die fondsen inzamelen voor kleinschalige projecten in ontwikkelings- of transitielanden.
1.
De activiteiten die voor subsidie op grond van
artikel 2.10.1 van de Subsidieregeling in aanmerking komen, omvatten het verstrekken van een bijdrage in de kosten van de uitvoering door derden van activiteiten, gericht op de bevordering van kennis en inzicht in en de meningsvorming over aangelegenheden met betrekking tot ontwikkelingssamenwerking of bevordering van het draagvlak voor het beleid inzake ontwikkelingssamenwerking.
2.
Voor subsidie op grond van
artikel 2.10.1 van de Subsidieregeling komen uitsluitend in Nederland gevestigde particuliere organisaties zonder winstoogmerk in aanmerking die voldoen aan de volgende eisen:
a.
in de organisatiestructuur komt de maatschappelijke verankering in Nederland op het terrein van ontwikkelingssamenwerking tot uitdrukking en
b.
de organisatie beschikt over een netwerk van landelijke, regionale en lokale relaties.
3.
Om de eenduidigheid in de uitvoering van dit programma te waarborgen bestaat het voornemen om slechts één organisatie voor subsidiëring op grond van
artikel 2.10.1 in aanmerking te doen komen (loketfunctie).
De voor Ontwikkelingssamenwerking ,