Beleidsregels van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 5 december 2012, Directie Kinderopvang, nr. KO/ 2012/16947, houdende werkwijze toezichthouder kinderopvang en peuterspeelzalen (Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang en peuterspeelzalen 2013)
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op de artikelen 1.64 en 2.22 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;
a.
wet:
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen ;
d.
risicomodel: het door GGD Nederland ontwikkelde risicomodel voor toezicht;
e.
risicoprofiel: inschatting van de mate waarin:
1°
in het kindercentrum of de peuterspeelzaal op verantwoorde wijze kinderopvang respectievelijk peuterspeelzaalwerk geboden wordt en blijft worden;
2°
door tussenkomst van het gastouderbureau op verantwoorde wijze gastouderopvang geboden wordt en blijft worden;
a.
een bureauonderzoek van verkregen zakelijke gegevens en bescheiden betreffende dat kindercentrum, dat gastouderbureau of die peuterspeelzaal; of
1.
Binnen drie kalendermaanden na registratie in het register kinderopvang respectievelijk het register peuterspeelzaalwerk voert de toezichthouder ter uitvoering van het onderzoek, bedoeld in
artikel 1.62, tweede lid, respectievelijk
artikel 2.20, tweede lid, van de wet in ieder geval de volgende werkzaamheden uit bij het kindercentrum, het gastouderbureau of de peuterspeelzaal:
a.
een bureauonderzoek van verkregen zakelijke gegevens en bescheiden; of
2°
een of meer van de bij de houder werkzame personen dan wel een of meer gastouders die door tussenkomst van het gastouderbureau gastouderopvang bieden;
3°
een of meer leden van de oudercommissie; of
1.
Het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin het inspectierapport naar aanleiding van het onderzoek, bedoeld in
artikel 3, eerste lid, is vastgesteld, voert de toezichthouder ter uitvoering van het onderzoek, bedoeld in
artikel 1.62, tweede lid, respectievelijk
artikel 2.20, tweede lid, van de wet in ieder geval de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3, eerste lid, uit bij het kindercentrum, het gastouderbureau of de peuterspeelzaal.
2°
een of meer van de bij de houder werkzame personen dan wel een of meer gastouders die door tussenkomst van het gastouderbureau gastouderopvang bieden;
3°
een of meer leden van de oudercommissie;
4°
de klachtenfunctionaris en de vertrouwensfunctionaris voor zover een kindercentrum, gastouderbureau of peuterspeelzaal hierover beschikt; of
3.
De toezichthouder stelt op basis van de resultaten van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, het risicoprofiel van het kindercentrum, het gastouderbureau of de peuterspeelzaal op. Hierbij worden ook de resultaten van het onderzoek, bedoeld in
artikel 3, eerste lid, betrokken.
4.
Op basis van het risicomodel adviseert de toezichthouder het college over de inspectieactiviteiten bij het kindercentrum, het gastouderbureau of de peuterspeelzaal.
3.
Tijdens het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, bij het kindercentrum of de peuterspeelzaal worden in ieder geval de volgende onderwerpen beoordeeld:
a.
de pedagogische praktijk;
b.
de beroepskracht-kindratio;
d.
de beroepskwalificaties;
e.
de verklaringen omtrent het gedrag;
f.
onderwerpen die door leden van de oudercommissie zijn aangedragen en betrekking hebben op de wettelijke kwaliteitseisen voor kinderopvang respectievelijk peuterspeelzaalwerk; en
g.
de voorschoolse educatie, voor zover daar sprake van is.
4.
Tijdens het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, bij het gastouderbureau worden in ieder geval de volgende onderwerpen beoordeeld:
a.
de bemiddelingsactiviteiten;
c.
begeleiding en evaluatie van de voorzieningen voor gastouderopvang;
d.
de administratie van het gastouderbureau;
e.
de risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid;
f.
de verklaringen omtrent het gedrag; en
g.
onderwerpen die door leden van de oudercommissie zijn aangedragen en betrekking hebben op de wettelijke kwaliteitseisen voor gastouderopvang.
5.
De toezichthouder actualiseert het risicoprofiel van het kindercentrum, het gastouderbureau of de peuterspeelzaal naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.
3.
De toezichthouder actualiseert het risicoprofiel van het kindercentrum, het gastouderbureau of de peuterspeelzaal naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.
3.
De toezichthouder actualiseert het risicoprofiel van het kindercentrum, het gastouderbureau of de peuterspeelzaal naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.
1.
De werkzaamheden van de toezichthouder ter uitvoering van het onderzoek, bedoeld in
artikel 1.62, eerste lid, van de wet in verband met de voorziening voor gastouderopvang bestaan in ieder geval uit:
a.
een bureauonderzoek van verkregen zakelijke gegevens en bescheiden betreffende de beoogde voorziening voor gastouderopvang; of
2.
Onverminderd het eerste lid kunnen de werkzaamheden van de toezichthouder ter uitvoering van het onderzoek, bedoeld in
artikel 1.62, eerste lid, van de wet bestaan uit het voeren van overleg met:
a.
een bureauonderzoek van verkregen zakelijke gegevens en bescheiden; of
2°
de houder van het gastouderbureau; of
2.
Onverminderd het eerste lid kunnen de werkzaamheden van de toezichthouder ter uitvoering van het onderzoek, bedoeld in
artikel 1.62, vierde lid, van de wet bestaan uit het voeren van overleg met: 1° de gastouder;
2°
de houder van het gastouderbureau; of
Artikel 5. Signaleren niet-geregistreerde activiteiten
Indien naar het oordeel van de toezichthouder sprake is van niet-geregistreerde kinderopvang in een kindercentrum, niet-geregistreerde activiteiten van een gastouderbureau of niet-geregistreerde gastouderopvang die door tussenkomst van een gastouderbureau plaatsvindt, dan informeert de toezichthouder het college waar de niet-geregistreerde kinderopvang of de niet-geregistreerde gastouderopvang voorkomt dan wel het niet-geregistreerde gastouderbureau opereert. Dit geldt eveneens voor activiteiten in een niet-geregistreerde peuterspeelzaal.
1.
De toezichthouder stuurt het ontwerp van het inspectierapport binnen zes weken na afronding van de werkzaamheden, bedoeld in de
artikelen 3,
4,
4a,
4b,
4e voor zover sprake is van een steekproefsgewijs onderzoek of
4f, aan de houder bij wiens vestiging het onderzoek is uitgevoerd.
2.
Binnen twee weken na de verzending van het ontwerp van het inspectierapport, bedoeld in het eerste lid, voert de toezichthouder overleg met de houder en is de houder in de gelegenheid zijn zienswijze, bedoeld in
artikel 1.63, derde lid, respectievelijk
artikel 2.21, derde lid, van de wet, kenbaar te maken.
3.
De toezichthouder stelt het inspectierapport binnen een week na afloop van de twee weken, bedoeld in het tweede lid, vast.
5.
De toezichthouder stelt het college in kennis van de vaststelling van het inspectierapport.
6.
Dit artikel is niet van toepassing op een onderzoek voor registratie als bedoeld in de
artikelen 2 en
4d.
1.
Het inspectierapport met betrekking tot kindercentra, gastouderbureaus, gastouders en peuterspeelzalen wordt opgesteld volgens het door GGD Nederland ontwikkelde modelrapport en vermeldt de datum van vaststelling.
2.
Een inspectierapport bevat:
a.
de naam, het adres, de postcode en de plaats van de onderzochte vestiging en indien de houder formeel op een ander adres dan deze vestiging gevestigd is ook de naam, het adres, de postcode en de plaats van die andere vestiging van de houder;
b.
de soort voorziening die is onderzocht;
c.
naam en adres van de gemeente namens wie de GGD-ambtenaar het onderzoek heeft uitgevoerd;
e.
de aanleiding voor het onderzoek;
f.
de datum van het onderzoek;
g.
de wijze waarop het onderzoek is uitgevoerd;
h.
een inhoudelijke beschouwing, waarin de conclusies logisch volgen uit de onderzoeksresultaten;
i.
een advies aan het college;
j.
de naam van de GGD-medewerker of GGD-medewerkers die het onderzoek heeft of hebben uitgevoerd.
Artikel 9
De
Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang van 19 december 2011 worden met ingang van 1 januari 2013 ingetrokken.
Artikel 11. Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang en peuterspeelzalen 2013.
's-Gravenhage, 5 december 2012