Beleidsregels verlenging loondoorbetaling poortwachter
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
Gelet op de artikelen 34a, eerste lid, 71a, negende lid, en 71b, derde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Regeling procesgang eerste ziektejaar;
a.
de wet: de
Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering ;
c.
reïntegratieverplichtingen: de verplichtingen van de werkgever, genoemd in
artikel 71a van de wet en de in dat artikel bedoelde regelingen;
f.
deugdelijke grond: een door de werkgever voor enig handelen of nalaten aangevoerd motief dat zodanig zwaarwegend en gerechtvaardigd is dat het nadelig gevolg van dit handelen of nalaten niet in redelijkheid aan de werkgever kan worden toegerekend;
Artikel 1a. Grondslag
Dit besluit berust mede op artikel 123b, tweede en derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
1.
Indien de werknemer de bedongen arbeid geheel of gedeeltelijk heeft hervat, of passende arbeid is gaan verrichten in het bedrijf van de werkgever of in het bedrijf van een andere werkgever, beoordeelt het UWV of de aard en de omvang van de verrichte werkzaamheden zo dicht als redelijkerwijs mogelijk bij de bedongen arbeid en bij de functionele mogelijkheden van de werknemer aansluiten, of naar verwachting binnen een redelijke termijn zullen aansluiten.
2.
Indien de werknemer geen arbeid verricht, of indien de aard en de omvang van de verrichte werkzaamheden onvoldoende aansluiten bij de functionele mogelijkheden van de werknemer en bij de bedongen arbeid, beoordeelt het UWV aan de hand van de
Regeling procesgang eerste ziektejaar en de
Beleidsregels beoordelingskader poortwachter of de werkgever vanaf het ontstaan van de ongeschiktheid tot werken van de werknemer steeds zo tijdig mogelijk die maatregelen heeft getroffen en voorschriften heeft gegeven die redelijkerwijs nodig waren om de werknemer in staat te stellen de bedongen of andere passende arbeid te gaan verrichten.
3.
De werkgever is in verzuim voor zover hij heeft nagelaten zo tijdig mogelijk de in het tweede lid bedoelde maatregelen te treffen en voorschriften te geven, en hij daarvoor geen deugdelijke grond kan aanvoeren.
1.
Het verzuim van de werkgever wordt, in volgorde van toenemende ernst, aangemerkt als beperkte, ernstige, grove of uiterste nalatigheid.
2.
Het verzuim wordt onder meer aangemerkt als beperkte nalatigheid indien de werkgever voldoende reïntegratie-inspanningen heeft verricht, maar bij niet of onvoldoende meewerken door de werknemer geen deskundigenoordeel heeft gevraagd, looninhouding heeft toegepast of een vergelijkbare adequate maatregel heeft getroffen.
3.
Het verzuim wordt onder meer aangemerkt als ernstige nalatigheid indien de werkgever:
a.
de werknemer in de gelegenheid heeft gesteld de bedongen arbeid te hervatten of passende arbeid te gaan verrichten in zijn bedrijf of in het bedrijf van een andere werkgever, doch zodanig dat de aard en omvang van de werkzaamheden niet in een redelijke verhouding staan tot de functionele mogelijkheden van de werknemer;
b.
onvoldoende voorschriften heeft gegeven of maatregelen heeft getroffen om de werknemer in staat te stellen de bedongen arbeid te hervatten;
c.
onvoldoende voorschriften heeft gegeven of maatregelen heeft getroffen om de werknemer die ook met aanpassingen niet in staat zou zijn geweest de bedongen arbeid te hervatten, in staat te stellen passende arbeid te gaan verrichten in zijn bedrijf;
d.
onvoldoende voorschriften heeft gegeven of maatregelen heeft getroffen om de werknemer voor wie binnen zijn bedrijf geen passende arbeid voorhanden was, in staat te stellen passende arbeid te gaan verrichten in het bedrijf van een andere werkgever;
4.
Het verzuim wordt onder meer aangemerkt als grove nalatigheid indien de werkgever:
a.
geen of nagenoeg geen voorschriften heeft gegeven of maatregelen heeft getroffen om de werknemer in staat te stellen de bedongen arbeid te hervatten;
b.
geen of nagenoeg geen voorschriften heeft gegeven of maatregelen heeft getroffen om de werknemer die ook met aanpassingen niet in staat zou zijn geweest de bedongen arbeid te hervatten, in staat te stellen passende arbeid te gaan verrichten in zijn bedrijf;
c.
geen of nagenoeg geen voorschriften heeft gegeven of maatregelen heeft getroffen om de werknemer voor wie binnen zijn bedrijf geen passende arbeid voorhanden zou zijn geweest, in staat te stellen passende arbeid te gaan verrichten in het bedrijf van een andere werkgever.
5.
Het verzuim wordt onder meer aangemerkt als uiterste nalatigheid indien de werkgever:
b.
blijkens het reïntegratieverslag niet of nauwelijks zijn reïntegratieverplichtingen is nagekomen en geen of nagenoeg geen reïntegratie-inspanningen heeft verricht;
c.
de werknemer die niet langer ongeschikt was voor de bedongen arbeid niet in de gelegenheid heeft gesteld deze te hervatten;
d.
de werknemer niet in de gelegenheid heeft gesteld passende arbeid te gaan verrichten die in zijn bedrijf voorhanden was.
1.
Indien bij de behandeling van een aanvraag, bedoeld in
artikel 34, derde lid, van de wet, blijkt dat de werkgever zonder deugdelijke grond de op hem rustende reïntegratieverplichtingen niet of niet volledig is nagekomen of onvoldoende reïntegratie-inspanningen heeft verricht, stelt het UWV een loondoorbetalingsperiode vast.
2.
De loondoorbetalingsperiode wordt vastgesteld op het tijdvak dat naar verwachting benodigd zal zijn om de werkgever in staat te stellen alsnog zijn reïntegratieverplichtingen volledig na te komen en voldoende reïntegratie-inspanningen te verrichten, doch ten minste op vier maanden.
3.
Indien het verzuim van de werkgever wordt aangemerkt als beperkte nalatigheid wordt de loondoorbetalingsperiode steeds vastgesteld op vier maanden.
4.
Indien het verzuim van de werkgever wordt aangemerkt als ernstige, grove of uiterste nalatigheid, wordt de loondoorbetalingsperiode vastgesteld op ten hoogste zes, respectievelijk negen of twaalf maanden.
1.
Telkens indien bij de behandeling van een nieuwe aanvraag, als bedoeld in
artikel 34a, derde en vierde lid, van de wet blijkt dat de werkgever gedurende de laatst vastgestelde loondoorbetalingsperiode zonder deugdelijke grond de op hem rustende reïntegratieverplichtingen niet of niet volledig is nagekomen of onvoldoende reïntegratie-inspanningen heeft verricht, stelt het UWV een nieuwe loondoorbetalingsperiode vast.
2.
De nieuwe loondoorbetalingsperiode wordt vastgesteld op het tijdvak dat naar verwachting benodigd zal zijn om de werkgever in staat te stellen alsnog zijn reïntegratieverplichtingen volledig na te komen en voldoende reïntegratie-inspanningen te verrichten, doch ten minste op twee maanden.
3.
De totale duur van de opeenvolgende loondoorbetalingsperioden bedraagt niet meer dan het maximum dat is vastgesteld op grond van
artikel 4, derde of vierde lid, tenzij er sprake is van nieuwe feiten.
Artikel 7. Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de publicatie van de Staatscourant waarin het is geplaatst.
voorzitter Raad van bestuur UWV