Beleidsregels verbetertraject en zelfstandig beroep
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
gelet op artikel 11, derde lid, aanhef en onder b, van de Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ,
a.
minister:
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
b.
rijksconsulent:
de Rijksconsulent Sociale Zekerheid;
c.
Abw:
Algemene bijstandswet ;
d.
IOAW:
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers ;
e.
IOAZ:
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen ;
f.
WFA:
Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ ;
g.
verbeterplan:
het, op basis van een analyse van de aard en omvang van de tekortkomingen, door het gemeentebestuur vastgestelde samenhangende geheel van door de gemeente te verrichten inspanningen om tekortkomingen in de uitvoering van de
Abw , IOAW of IOAZ binnen een benoemde periode op te heffen;
j.
gecertificeerde verantwoordingsinformatie:
informatie, ten behoeve van de door de minister te nemen besluiten in het kader van het vaststellings- en maatregelenbeleid, waarvan is vastgesteld dat deze voldoet aan de eisen van juistheid en volledigheid en waarvan de daaraan ten grondslag liggende gegevens naar het oordeel van de minister navolgbaar zijn;
k.
inspanningsverplichting:
de verplichting van het gemeentebestuur vervat in de beschikking van de minister naar aanleiding van het verzoek van de gemeente, bedoeld in
artikel 2, eerste lid, met betrekking tot een bepaalde te verrichten inspanning die noodzakelijk is voor het slagen van een verbeterplan;
l.
ijkmoment:
het moment waarop het gemeentebestuur aantoonbaar één of meer inspanningsverplichtingen nagekomen moet zijn, waarmee een periode gemarkeerd wordt waarover de minister feitelijk gebruik maakt van zijn bevoegdheid, bedoeld in
artikel 11, derde lid,
aanhef en onder b, van de WFA;
m.
vervolgplan:
het, op basis van een analyse van de aard en omvang van de tekortkomingen, door het gemeentebestuur vastgestelde samenhangende geheel van door de gemeente te verrichten inspanningen om de, na de einddatum van het verbetertraject, resterende tekortkomingen in de uitvoering van de
Abw , IOAW of IOAZ binnen een benoemde periode op te heffen;
1.
Voor de toepassing van de bevoegdheid, bedoeld in
artikel 11, derde lid,
aanhef en onder b, van de WFA, is vereist dat het gemeentebestuur binnen zes maanden na het ontstaan van de tekortkomingen dan wel binnen zes maanden na de datum waarop het gemeentebestuur het ontstaan van de tekortkomingen redelijkerwijze had kunnen constateren, daartoe een verzoek indient bij de minister, onder gelijktijdige dan wel zo spoedig mogelijke overlegging van het door het gemeentebestuur vastgestelde verbeterplan.
a.
een structureel karakter dragen;
b.
niet het gevolg zijn van bewust gemeentelijk uitvoeringsbeleid in strijd met de
Abw , IOAW en IOAZ;
c.
in redelijkheid niet binnen zes maanden opgeheven kunnen worden.
a.
een integraal karakter draagt;
b.
gericht is op een structurele opheffing van de tekortkomingen;
c.
naar het oordeel van de minister voldoende is om de uitvoering zo spoedig mogelijk op orde te krijgen;
d.
erin voorziet dat het gemeentebestuur na het verstrijken van een ijkmoment en na de einddatum van het verbetertraject verantwoording aflegt aan de minister.
1.
Op basis van gecertificeerde verantwoordingsinformatie, die het gemeentebestuur binnen twee maanden na afloop van ieder ijkmoment aan de rijksconsulent zendt, wordt door de minister beoordeeld of het gemeentebestuur op de ijkmomenten zijn inspanningsverplichtingen is nagekomen.
2.
Ingeval het laatste ijkmoment samenvalt met de einddatum van het verbetertraject wordt de betreffende gemeentelijke verantwoordingsinformatie tegelijk met de in
artikel 4, eerste lid, bedoelde verantwoordingsinformatie aan de rijksconsulent gezonden.
3.
Indien het gemeentebestuur zijn inspanningsverplichtingen op een ijkmoment nog niet geheel is nagekomen en dientengevolge bij de minister onvoldoende vertrouwen bestaat in een juiste en tijdige afronding van het verbetertraject door het gemeentebestuur, wordt vanaf het onmiddellijk daaraan voorafgaande ijkmoment geen gebruik meer gemaakt van de in
artikel 11, derde lid,
aanhef en onder b, van de WFA, bedoelde bevoegdheid.
5.
Indien de minister, overeenkomstig het derde en vierde lid, geen gebruik meer maakt van zijn in
artikel 11, derde lid,
aanhef en onder b, van de WFA, bedoelde bevoegdheid en het gemeentebestuur nadien op basis van gecertificeerde informatie aantoont dat hij er in is geslaagd om de tekortkomingen in de uitvoering binnen de looptijd van het verbetertraject op te heffen, maakt de minister over het jaar waarin het verbetertraject is afgerond alsnog gebruik van deze bevoegdheid.
1.
Op basis van gecertificeerde verantwoordingsinformatie, die het gemeentebestuur binnen drie maanden na de einddatum van het verbetertraject aan de rijksconsulent zendt, wordt door de minister beoordeeld of de uitvoering van de
Abw , IOAW en IOAZ integraal en structureel op orde is gebracht.
2.
De verantwoordingsinformatie, bedoeld in het eerste lid, is voorzien van een verklaring van een deskundige, bedoeld in de
artikelen 130, vierde lid, van de Abw, 52, vierde lid, van de IOAW en 52, vierde lid, van de IOAZ, omtrent de juistheid en volledigheid van die informatie.
3.
Indien het gemeentebestuur op de einddatum van het verbetertraject wel de tekortkomingen heeft opgeheven maar niet geheel heeft voldaan aan zijn laatste inpanningsverplichtingen en dientengevolge bij de minister onvoldoende vertrouwen bestaat dat de verbetering van de uitvoering een structureel karakter heeft, wordt over de periode tussen het voorlaatste ijkmoment en de einddatum van het verbetertraject geen gebruik meer gemaakt van de in
artikel 11, derde lid,
aanhef en onder b, van de WFA, bedoelde bevoegdheid.
4.
Indien het gemeentebestuur wel aan zijn laatste inspanningsverplichtingen heeft voldaan maar desondanks de tekortkomingen bij afloop van het verbetertraject niet volledig heeft opgeheven, wordt de in
artikel 11, derde lid,
aanhef en onder b, van de WFA, bedoelde bevoegdheid toegepast over de periode tussen het voorlaatste ijkmoment en de einddatum van het verbetertraject. Voor de nog niet opgeheven tekortkomingen wordt deze bevoegdheid niet toegepast na de einddatum van het verbetertraject, tenzij toepassing wordt gegeven aan
artikel 5 of
artikel 7.
5.
Indien het gemeentebestuur op de einddatum van het verbetertraject de uitvoering niet structureel op orde heeft en niet voldaan heeft aan de laatste inspanningsverplichtingen, wordt vanaf het voorlaatste ijkmoment geen gebruik meer gemaakt van de in
artikel 11, derde lid,
aanhef en onder b, van de WFA, bedoelde bevoegdheid.
1.
Direct aansluitend op een verbetertraject kan de minister op verzoek van het gemeentebestuur aan zijn beslissing om de ten laste van de gemeente gebleven kosten ondanks tekortkomingen in de gemeentelijke uitvoering niet buiten aanmerking te laten éénmalig een vervolg geven, indien het gemeentebestuur, als gevolg van hem niet te verwijten omstandigheden, er in redelijkheid niet in heeft kunnen slagen om binnen de looptijd van het verbetertraject alle noodzakelijke inspanningsverplichtingen af te ronden dan wel alle tekortkomingen structureel op te heffen.
2.
In het door het gemeentebestuur vast te stellen vervolgplan, dat overgelegd wordt bij het in het eerste lid bedoelde verzoek, worden de relevante inspanningen voor het welslagen van dit plan in de regel per kwartaal gefaseerd en benoemd.
4.
De looptijd van het vervolgtraject bedraagt niet meer dan de helft van de looptijd van het verbetertraject.
5.
Van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid wordt door de minister geen gebruik gemaakt indien de structurele verbetering van de uitvoering binnen drie maanden na de einddatum van het verbetertraject alsnog kan worden bereikt.
1.
Indien het gemeentebestuur op grond van
artikel 4, eerste lid, heeft verklaard dat de uitvoering integraal en structureel op orde is, beoordeelt de minister, in afwachting van de indiening over het daarop volgende jaar door het gemeentebestuur van het verslag over de uitvoering, bedoeld in de
artikelen 130, tweede lid, Abw, 52, tweede lid, van de IOAW en 52, tweede lid, van de IOAZ, en de daarop betrekking hebbende verklaring, indicatief of de gerealiseerde juiste wetsuitvoering een duurzaam karakter heeft.
2.
De uitkomsten van deze beoordeling laten onverlet dat de vaststelling, bedoeld in
artikel 10 van de WFA, plaatsvindt op grond van het door het gemeentebestuur ingediende verslag over de uitvoering, bedoeld in de
artikelen 130, tweede lid, Abw, 52, tweede lid, van de IOAW en 52, tweede lid, van de IOAZ.
1.
In afwijking van
artikel 2, eerste lid, wordt voor de opheffing van structurele tekortkomingen waarvoor het gemeentebestuur een periode van minder dan zes maanden nodig heeft gehad de bevoegdheid, bedoeld in
artikel 11, derde lid,
aanhef en onder b, van de WFA, alleen toegepast op grond van een verzoek van het gemeentebestuur dat gelijktijdig wordt ingediend met de inzending van het verslag over de uitvoering, bedoeld in de
artikelen 130, tweede lid, van de Abw, 52, tweede lid, van de IOAW en 52, tweede lid, van de IOAZ.
2.
In het in het eerste lid bedoelde verzoek licht het gemeentebestuur toe dat de activiteiten een integraal karakter hadden en hebben geleid tot een structurele opheffing van de tekortkomingen.
2.
Ingeval van beëindiging van het verbetertraject, bedoeld in het eerste lid, draagt het na de wijziging van de gemeentelijke indeling verantwoordelijke gemeentebestuur zorg voor de verantwoordingen, bedoeld in
artikel 3, eerste lid, en
artikel 4, eerste lid.
3.
Ook indien een gemeente, bedoeld in het eerste lid, lopende het proces van de wijziging van de gemeentelijke indeling tekortkomingen kent in de uitvoering van de
Abw , IOAW of IOAZ, kan gebruikt gemaakt worden van de bevoegdheid, bedoeld in
artikel 11, derde lid,
aanhef en onder b, van de WFA, tenzij:
a.
de minister het op basis van de feitelijke omstandigheden redelijk oordeelt dat het gemeentebestuur de opheffing van de tekortkomingen tot aan de gemeentelijke herindeling achterwege laat en voorrang geeft aan het proces van de wijziging van de gemeentelijke indeling;
b.
voor het opheffen van de tekortkomingen geen aanpassingen van de bestaande organisatie vereist zijn.
5.
In de situatie, bedoeld in het derde lid, onder b, wordt desgevraagd toepassing gegeven aan het zelfstandig beroep, waarbij voor de periode van herstel, in afwijking van
artikel 7, eerste lid, een periode van uiterlijk 9 maanden geldt.
1.
Deze beleidsregels gelden met ingang van 1 januari 2001.
2.
Deze beleidsregels zijn, met uitzondering van
artikel 8, niet van toepassing op verbetertrajecten en vervolgtrajecten van voor deze datum. Op deze trajecten blijft de werkinstructie verbetertrajecten, zoals aan gemeenten kenbaar gemaakt bij circulaire van 14 juli 2000, kenmerk TZ/TG/2000/39667-b, van toepassing, zoals deze voor dit tijdstip gold.
3.
Op vervolgtrajecten die na 1 januari 2001 zijn aangevangen, ongeacht of ze aansluiten op een verbetertraject van voor of na deze datum, zijn deze beleidsregels van toepassing.