{**}
Rechtenmedia.nl - Juridische Online Uitgeverij  Rechtennieuws.nl | Jure.nl | Maxius.nl | Parlis.nl | Rechtenforum.nl | Vacatures | MijnWetten.nl | AdvocatenZoeken.nl | Rechtentotaal.nl
» Energiewijzer « advertorial
Bespaar geld en stap over!
Energiewijzer.nl, eerlijk over energie.

Juridische vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature

Powered by Jbmatch.nl

Inhoudsopgave
+ § 1. Begripsomschrijvingen
+ § 2. Algemene uitgangspunten
+ § 3. Organisatorische eisen
+ § 4. Toegestane beleggingen
+ § 5. Contractuele voorwaarden beleggingen
+ § 6. Externe verantwoording en extern toezicht
+ § 7. Plan van aanpak
+ § 8. Slotbepalingen
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht

Beleidsregels verantwoord beleggen door toegelaten instellingen volkshuisvesting

Bwb-id:
Officiele titel:
Citeertitel:
Soort regeling:
Wetsfamilies:
Eerst verantwoordelijk ministerie:

Geldigheidsdatum:
Ingangsdatum:
Let op. Deze wet is vervallen op 1 juli 2015. U leest nu de tekst die gold op 30 juni 2015.
Beleidsregels van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 27 januari 2015, nr. 2014-0000068292 ter uitvoering van het Besluit beheer sociale-huursector inzake het beleggen door toegelaten instellingen als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet (Beleidsregels verantwoord beleggen door toegelaten instellingen volkshuisvesting)
De Minister voor Wonen en Rijksdienst,
Gelet op artikel 21 van het Besluit beheer sociale-huursector;
Besluit:
Artikel 1
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
a) toegelaten instelling: toegelaten instelling als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet;
b) CFV: Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting, bedoeld in artikel 71 van de Woningwet;
c) ILT: Inspectie Leefomgeving en Transport;
d) minister: Minister voor Wonen en Rijksdienst;
e) jaarverslaggeving: verantwoording van de instelling conform Titel 9 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die minimaal bestaat uit het bestuursverslag en de jaarrekening;
f) kasstroomprognose: uitspraak omtrent het vermoedelijk verloop of de vermoedelijke afloop van de financieringsbehoefte en de liquiditeitsplanning voor de korte en lange termijn;
g) rating: taxatie van de kredietwaardigheid van een financiële onderneming of een land;
h) ratingbureau: bureau dat de kredietwaardigheid van financiële ondernemingen en landen taxeert, als Moody’s, Standard and Poor’s en Fitch;
i) waardepapieren: documenten met een geldwaarde, zoals een bewijs van een obligatie.
j) middelen: alle gelden waarover een toegelaten instelling beschikt;
k) beleggingen: uitgezette middelen die tijdelijk niet benodigd zijn om aan de lopende financiële verplichtingen te voldoen, m.u.v. financiële derivaten als bedoeld in de “ Beleidsregels gebruik financiële derivaten door toegelaten instellingen volkshuisvesting ”;
l) lidstaat: lid van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte – Noorwegen, IJsland en Liechtenstein – en ten minste beschikt over een AA-rating afgegeven door ten minste twee ratingbureaus;
m) financiële onderneming: onderneming als bedoeld in de Wet op het financieel toezicht die het bedrijf van kredietinstelling mag uitoefenen, beleggingsdiensten mag verlenen, beleggingsinstellingen mag beheren, rechten van deelneming in een beleggings-maatschappij mag aanbieden, of het bedrijf van verzekeraar mag uitoefenen, alsmede ondernemingen die op grond van Europese richtlijnen vallen onder een met de Wft vergelijkbare vorm van Home Country Control;
n) near banking: het lenen van gelden met het doel deze weer uit te zetten bij dezelfde of een andere partij;
o) achtergesteld papier: waardepapieren die later voor uitbetaling in aanmerking komen dan de vorderingen van andere schuldeisers.
Artikel 2
Toegelaten instellingen doen jaarlijks in de jaarverslaggeving ten minste verslag van:
a. het beleid en de uitvoering ten aanzien van het beleggen;
b. de soorten en omvang van de beleggingen;
c. de looptijden van de beleggingen.
1.
Het financiële beleid en beheer van een toegelaten instelling moet dienstbaar zijn aan het realiseren van de gewenste volkshuisvestelijke doelstellingen, en dient daartoe op transparante wijze gericht te zijn op financiële continuïteit.
2.
Het aantrekken en afstoten van beleggingen dient uitsluitend te zijn gericht op het beperken van risico’s van het financiële beleid en beheer en op de financiële continuïteit.
3.
Toegelaten instellingen beleggen risicomijdend en hanteren geen rentevisie.
4.
Toegelaten instellingen beleggen uitsluitend hun niet voor lopende betalingen benodigde middelen.
1.
Toegelaten instellingen die bij hun financiële beleid en beheer beleggingen gebruiken, dienen hun interne organisatie op adequate wijze daarop te hebben ingericht. Dit betekent dat in elk geval moet zijn geborgd dat er voldoende aandacht is voor:
a. de wijze waarop en de mate waarin het gebruik van beleggingen bijdraagt aan het beperken van risico’s bij het financiële beleid en beheer en de wijze waarop het bijdraagt aan de financiële continuïteit;
b. de interne organisatiestructuur inzake aanschaf en gebruik van beleggingen, waaronder in elk geval regels inzake bevoegdheden en mandatering, interne controle, interne verantwoording, rol en betrokkenheid van de externe accountant, en rol en betrokkenheid van het orgaan waaraan het toezicht op het bestuur is opgedragen;
c. waarborging van voldoende interne professionaliteit inzake beleggingen, ook bij het orgaan, bedoeld in onderdeel b;
d. beheersingsstructuren rond de risico’s van beleggingen, onder meer gericht op de marktwaarde, de omvang en de samenstelling van de beleggingenportefeuille en de monitoring van de marktwaarde in relatie tot liquiditeits- en renterisico’s van de beleggingen.
2.
Toegelaten instellingen die bij hun financiële beleid en beheer beleggingen gebruiken zijn in het bezit van een beleggingsstatuut. In dit beleggingsstatuut zijn in ieder geval de onder lid 1 vermelde onderwerpen uitgewerkt, alsmede dat de toegelaten instelling geen near banking activiteiten ontplooit.
3.
Het CFV betrekt in het kader van zijn financiële toezicht de opzet van de interne organisatie rond beleggingen via een risicogerichte aanpak. Het CFV informeert de toegelaten instelling en de minister omtrent zijn bevindingen.
1.
Toegelaten instellingen zetten, al dan niet in waardepapieren, slechts middelen uit bij financiële ondernemingen, die:
a. gevestigd zijn in een lidstaat die ten minste beschikt over een AA-rating afgegeven door ten minste twee van de drie ratingbureaus Moody’s, Standard and Poor’s en Fitch; en
b. voor henzelf en voor de door hen uitgegeven waardepapieren kunnen aantonen dat ze ten minste over een AA-minusrating beschikken, afgegeven door ten minste twee van de drie ratingbureaus Moody’s, Standard and Poor’s en Fitch.
2.
Indien de middelen worden uitgezet voor een periode van minder dan drie maanden, tonen deze financiële ondernemingen aan dat ze, in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, voor henzelf en voor de door hen uitgegeven waardepapieren ten minste over een A-rating, afgegeven door ten minste twee van de drie ratingbureaus Moody’s, Standard and Poor’s en Fitch beschikken.
3.
Toegelaten instellingen zetten hun middelen voor maximaal 5 jaar uit.
4.
Toegelaten instellingen zetten slechts middelen uit in waardepapieren in vormen waarvan op einddatum een inleg- of hoofdsomgarantie is afgegeven.
5.
Ter voorkoming van valutarisico’s beleggen toegelaten instellingen uitsluitend in waardepapieren van financiële ondernemingen in Euro’s.
6.
De looptijd van een belegging dient in verhouding te staan tot de periode waarin de belegde middelen feitelijk niet benodigd zijn om aan de lopende financiële verplichtingen te kunnen voldoen, zoals blijkend uit de kasstroomprognose. De intentie dient te zijn dat de belegging tot aan het eind van de looptijd wordt aangehouden ter voorkoming van tussentijdse beëindigingen.
7.
Beleggen in aandelen en achtergesteld papier zijn niet toegestane activiteiten.
8.
Het eerste tot en met zevende lid hebben betrekking op beleggingen die na de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregels nieuw worden verworven, respectievelijk gesloten.
Artikel 6
1. Toegelaten instellingen mogen geen overeenkomst aangaan waarin clausules worden gehanteerd die op enigerlei wijze de uitoefening van het toezicht op de toegelaten instellingen kunnen belemmeren.
1.
Toegelaten instellingen die beleggingen gebruiken, dienen zich hierover in hun jaarverslag of in het overzicht met gegevens, bedoeld in artikel 26, derde lid, van het Besluit beheer sociale-huursector, op een transparante, complete en inzichtelijke wijze te verantwoorden.
2.
De verantwoording, bedoeld in het eerste lid, heeft in elk geval betrekking op:
a. de interne organisatie, bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid;
b. de samenstelling en omvang van de beleggingenportefeuille van de toegelaten instelling op een zodanige wijze dat het CFV kan beoordelen of aan de artikelen 5 en 6 wordt voldaan;
c. de wijze waarop de toegelaten instelling volkshuisvestingsverslag toepassing geeft aan artikel 8, indien dat artikel op haar van toepassing is.
3.
Voor zover niet of niet anders bepaald in deze beleidsregels zijn voor de verwerking, waardering, resultaatbepaling, presentatie en toelichting van beleggingen in de jaarrekening titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en richtlijn 290 Financiële instrumenten van de Raad voor de Jaarverslaggeving van toepassing.
4.
Het CFV betrekt de liquiditeits- en solvabiliteitsrisico’s vanwege beleggingen bij zijn financiële oordelen over de toegelaten instelling.
1.
Een toegelaten instelling die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregels een beleggingenportefeuille heeft die beleggingen bevat die niet voldoen aan de eisen gesteld in deze beleidsregels, stelt een plan van aanpak op om de beleggingenportefeuille voor wat betreft deze beleggingen binnen een redelijkerwijs haalbaar te achten termijn af te bouwen.
2.
Het CFV kan nadere eisen stellen aan het plan van aanpak van en de te hanteren termijn voor de in het eerste lid bedoelde afbouw van de beleggingenportefeuille.
Artikel 9
Het CFV ziet toe op de naleving van deze beleidsregels, met uitzondering van het toezicht op de aanwezigheid van een bepaling inzake near banking activiteiten in het beleggingsstatuut zoals vermeld in artikel 4 lid 2. Dit onderdeel valt onder het rechtmatigheidstoezicht zoals uitgeoefend door de ILT.
Artikel 10
Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels verantwoord beleggen door toegelaten instellingen volkshuisvesting.
Deze beleidsregels zullen met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en treden in werking op 1-2-2015.
Den Haag, 27 januari 2015
De
Minister