Beleidsregels van de Minister van Economische Zaken van 2 juni 2005, nr. WJZ 5032571, over door het college als bedoeld in artikel 2 van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit uit te oefenen taken op het gebied van duurzame concurrentie, efficiënte kosten, kwaliteit, toegang en tarieftransparantie in de elektronische communicatiesector (Beleidsregels van de Minister van Economische Zaken over door het college uit te oefenen taken in de elektronische communicatiesector)
Citeertitel:
Beleidsregels van de Minister van Economische Zaken over door de ACM uit te oefenen taken in de elektronische communicatiesector
Ook bekend als:
Beleidsregels van de Minister van Economische Zaken over door het college uit te oefenen taken in de elektronische communicatiesector
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.
Beleidsregels van de Minister van Economische Zaken van 2 juni 2005, nr. WJZ 5032571, over door het college als bedoeld in artikel 2 van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit uit te oefenen taken op het gebied van duurzame concurrentie, efficiënte kosten, kwaliteit, toegang en tarieftransparantie in de elektronische communicatiesector (Beleidsregels van de Minister van Economische Zaken over door het college uit te oefenen taken in de elektronische communicatiesector)
Citeertitel:
Beleidsregels van de Minister van Economische Zaken over door de ACM uit te oefenen taken in de elektronische communicatiesector
Ook bekend als:
Beleidsregels van de Minister van Economische Zaken over door het college uit te oefenen taken in de elektronische communicatiesector
Teneinde concurrentie op kwaliteit tussen aanbieders van elektronische communicatiediensten te bevorderen, oefent de ACM haar bij of krachtens hoofdstuk 6a verleende bevoegdheden zo uit dat ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht zoveel mogelijk worden gestimuleerd om aan die concurrentie op kwaliteit bij te dragen.
Een onderneming die krachtens artikel 6a.2, eerste lid, van de wet aan redelijke verzoeken tot toegang moet voldoen, komt die verplichting in elk geval niet na indien zij dat verzoek afwijst op andere dan objectieve gronden. Objectieve gronden zijn onder meer de technische en economische haalbaarheid en de noodzaak om de integriteit van het netwerk te handhaven.
De ACM oefent de bij of krachtens hoofdstuk 6a van de wet verleende bevoegdheden zo uit dat ondernemingen die beschikken over een aanmerkelijke marktmacht de bij of krachtens de wet gestelde kwaliteitsvoorschriften kunnen naleven.