Beleidsregels van de Minister van Economische Zaken van 2 juni 2005, nr. WJZ 5032571, over door het college als bedoeld in artikel 2 van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit uit te oefenen taken op het gebied van duurzame concurrentie, efficiënte kosten, kwaliteit, toegang en tarieftransparantie in de elektronische communicatiesector (Beleidsregels van de Minister van Economische Zaken over door het college uit te oefenen taken in de elektronische communicatiesector)
De Minister van Economische Zaken,
Gelet op artikel 19 van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit, hoofdstuk 6a van de Telecommunicatiewet, artikel 3 van de Regeling minimumpakket huurlijnen en artikel 3.2 van de Regeling universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen;
1.
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
a.
wet:
Telecommunicatiewet ;
1.
Het onderzoek als bedoeld in
artikel 6a.1, derde en vierde lid, van de wet heeft mede betrekking op de gevolgen van een voorgenomen verplichting voor investeringen in alternatieve elektronische communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten.
2.
De ACM oefent de krachtens
artikel 6a.2 van de wet aan haar verleende bevoegdheid om passende verplichtingen op te leggen zo uit dat aanbieders van alternatieve elektronische communicatienetwerken of bijbehorende faciliteiten zo min mogelijk de stimulans ontnomen wordt om te investeren in die netwerken en faciliteiten.
Artikel 3
Indien een onderneming moet voldoen aan een prijsmaatregel, kan de ACM voor het aantonen van efficiënte kosten in ieder geval gebruikmaken van:
a.
een door haar of een onafhankelijke derde uitgevoerde maatstafvergelijking, of
b.
een door de ACM bepaald kostentoerekeningssysteem dat losstaat van een door de onderneming gebruikt systeem.
1.
Teneinde concurrentie op kwaliteit tussen aanbieders van elektronische communicatiediensten te bevorderen, oefent de ACM haar bij of krachtens
hoofdstuk 6a verleende bevoegdheden zo uit dat ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht zoveel mogelijk worden gestimuleerd om aan die concurrentie op kwaliteit bij te dragen.
2.
Een onderneming die krachtens
artikel 6a.2, eerste lid, van de wet aan redelijke verzoeken tot toegang moet voldoen, komt die verplichting in elk geval niet na indien zij dat verzoek afwijst op andere dan objectieve gronden. Objectieve gronden zijn onder meer de technische en economische haalbaarheid en de noodzaak om de integriteit van het netwerk te handhaven.
3.
De ACM oefent de bij of krachtens
hoofdstuk 6a van de wet verleende bevoegdheden zo uit dat ondernemingen die beschikken over een aanmerkelijke marktmacht de bij of krachtens de wet gestelde kwaliteitsvoorschriften kunnen naleven.
a.
op een website zijn tarieven bekendmaakt;
c.
zijn in Nederland bevindende abonnees kosteloos op verzoek elektronisch informeert over het tarief van een binnenlandse oproep of het tarief van een oproep vanuit Nederland naar het buitenland.
2.
Een aanbieder informeert zijn abonnee elektronisch, indien hij het toepasselijke tarief in gesproken woord mededeelt of, indien de abonnee een mobiele dienst afneemt, hij het toepasselijke tarief door middel van een tekstbericht mededeelt.
Artikel 6
Deze beleidsregels treden in werking de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst.
Artikel 7
Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels van de Minister van Economische Zaken over door de ACM uit te oefenen taken in de elektronische communicatiesector.