Besluit van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 14 september 2005, nr. DDS 5373122 houdende de vaststelling van beleidsregels ter zake van de uitvoering van artikel 48s van de Wet Justitie-subsidies (Beleidsregels projectsubsidie initiatieven versterking van het handelen bij eergerelateerd geweld)
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
Gelet op artikel 48s van de Wet Justitiesubsidies en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
a.
Minister: De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie;
b.
Minderhedenorganisaties: (zelf)organisaties, al dan niet op etnische of religieuze grondslag, die vanwege de aard van de organisatie een directe band hebben met allochtone burgers, bij voorbeeld via vertegenwoordiging;
c.
Eergerelateerd geweld: elke vorm van geestelijk of lichamelijk geweld gepleegd vanuit een collectieve mentaliteit in reactie op een (dreiging van) schending van de eer van een man of vrouw en daarmee van zijn of haar familie waarvan de buitenwereld op de hoogte is of dreigt te raken;
d.
Handelingsprotocol: een door en voor burgers en organisaties uit de minderheden op te stellen document dat inzicht geeft in handelingsmogelijkheden ter voorkoming van of interventie bij eergerelateerd geweld.
a.
gericht zijn op verbetering van het handelen van burgers en organisaties uit de minderheden bij eergerelateerd geweld en;
b.
bijdragen aan de realisatie van een gezamenlijk op te stellen handelingsprotocol.
Artikel 3. Budget
Het beschikbare budget voor het verlenen van de subsidies bedraagt € 200.000,= , te besteden in het jaar 2005.
a.
minderhedenorganisaties uit groepen waar eergerelateerd geweld zich traditioneel voordoet, dan wel een samenwerkingsverband van meerdere van deze organisaties, waarbij participerende organisaties bij overeenkomst de wijze van samenwerking voor deze activiteit vastleggen en één partij aanwijzen als aanvrager;
b.
een gemeente of provincie, dan wel een door de gemeente of provincie bij overeenkomst aangewezen rechtspersoon, onder aanvullende voorwaarden als genoemd in
artikel 7, onderdelen e en f.
1.
Bij de aanvraag dient te worden overgelegd een projectvoorstel, als bedoeld in
artikel 6, en een daarbij behorende begroting van de kosten die voor subsidie in aanmerking worden gebracht.
2.
Indien de aanvraag wordt ingediend namens een gemeente, een provincie of een samenwerkingsverband, als bedoeld in
artikel 4, wordt bij de aanvraag tevens overgelegd:
–
een afschrift van de overeenkomst;
–
een door de gemeente, die partij is bij de overeenkomst, ondertekend document, waaruit blijkt dat de gemeente die de subsidie aanvraagt, de rechtspersoon heeft aangewezen als subsidieaanvrager.
3.
Een aanvraag tot verlening van een subsidie dient uiterlijk 5 oktober 2005 door de Minister te zijn ontvangen.
a.
een beschrijving van de zienswijze ten aanzien van eergerelateerd geweld en de zienswijze ten aanzien van de realisatie van een gezamenlijk handelingsprotocol, bedoeld in
artikel 2;
b.
een korte beschrijving van eventuele initiatieven of actieve deelname aan initiatieven van derden die de afgelopen drie jaar zijn ondernomen ter bestrijding van eergerelateerd geweld;
c.
een opgave van de begindatum en duur van het project;
d.
een beschrijving en analyse van het probleem waarop het project zich richt;
e.
een beschrijving van de doelstelling, doelgroep en het beoogde resultaat van het project;
f.
een beschrijving van activiteiten die in het licht van de doelstelling worden genomen, voorzien van een tijdpad;
g.
een beschrijving van de wijze van uitvoering, onder andere ten aanzien van de wijze van samenwerking en taakverdeling tussen participerende organisaties en beoogd bereik van de doelgroepen;
h.
een beschrijving van de wijze waarop de activiteiten worden geëvalueerd en beoordeeld;
i.
een beschrijving van de wijze waarop, aan de hand van de activiteiten, wordt bijgedragen aan de realisatie van een protocol als genoemd in
artikel 2;
j.
een beschrijving van het voorziene gebruik van het handelingsprotocol na afronding van het project.
2.
Het projectvoorstel geeft er blijk van te voldoen aan de aanvullende criteria, als genoemd in
artikel 7.
3.
Het projectvoorstel vermeldt een projectleider.
Artikel 7. Aanvullende criteria
Als voorwaarde voor verlening van een subsidie gelden ten aanzien van de te subsidiëren activiteiten de volgende aanvullende criteria:
a.
de activiteiten dienen plaats te vinden in de periode van 1 oktober 2005 tot 31 december 2005;
b.
de activiteiten, dan wel de resultaten daarvan, dienen concreet en aantoonbaar bij te dragen aan een handelingsprotocol opdat dit protocol geschikt is voor breed gebruik;
c.
de activiteiten dienen bij te dragen aan draagvlak bij de achterban voor het gebruik van het handelingsprotocol;
d.
de activiteiten dienen ten minste een lokaal of regionaal effect te hebben, en landelijk als voorbeeld te kunnen dienen;
e.
indien de subsidieaanvrager valt onder
artikel 4, lid 2, dient aantoonbaar sprake te zijn van samenwerking met minderhedenorganisaties;
f.
indien de subsidieaanvrager een gemeente of provincie is, dient die gemeente of provincie een eigen bijdrage te leveren voor activiteiten in 2005 of 2006 die bijdragen aan het doel als genoemd in
artikel 2, voor een bedrag dat ten minste 50% bedraagt van de aangevraagde subsidie;
g.
de activiteiten mogen niet reeds uit andere hoofde van rijkswege zijn gesubsidieerd en maken geen onderdeel uit van het reguliere beleid van de rijksoverheid, provincie of gemeente.
Artikel 8. Subsidiabele kosten
Voor subsidie kunnen slechts in aanmerking worden gebracht de volgende, rechtstreeks aan de voorbereiding, de uitvoering en het beheer van het project toe te rekenen, werkelijk gemaakte en ten laste van de subsidie-aanvrager gebleven kosten van:
1.
De Minister besluit voor 1 november 2005 op de aanvraag om verlening van een subsidie.
2.
In het besluit kan de Minister nadere verplichtingen stellen ten aanzien van:
a.
de bestemming van de subsidie;
b.
de aard van de medewerking van de aanvrager bij de totstandkoming van het protocol.
3.
De subsidie wordt verleend ten behoeve van de projectperiode van 1 oktober 2005 tot en met 31 december 2005.
4.
De subsidie wordt eenmalig verleend.
a.
niet wordt voldaan aan de
artikelen 2,
3,
5 en het projectplan niet voldoet aan de voorwaarden als genoemd in
artikel 6;
b.
de kosten van het project naar het oordeel van de Minister niet in redelijke verhouding staan tot de beoogde effecten.
1.
De ontvanger van een subsidie dient voor 1 mei 2006 bij de Minister een aanvraag in tot vaststelling van de subsidie.
2.
De aanvraag gaat vergezeld van een inhoudelijk en financieel verslag.
3.
De Minister beslist voor 1 augustus 2006 op de aanvraag om vaststelling van de subsidie.
Artikel 13. Inventarisatie en evaluatie
De subsidieontvanger verleent op verzoek van de Minister medewerking aan een inventarisatie- of evaluatieonderzoek, bedoeld om inzicht te krijgen in effecten van de gesubsidiëerde activiteiten.
Artikel 14. Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Artikel 15. Titel
Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels projectsubsidie Initiatieven versterking van het handelen bij eergerelateerd geweld.
Den Haag, 14 september 2005