Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 16 december 2010, houdende beleidsregels over de toepassing van artikel 68 van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
Gelet op artikel 68 van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006;
Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
Artikel 2
De korting die wordt opgelegd naar aanleiding van een niet-naleving van een randvoorwaarde zoals bedoeld in
bijlage I en
bijlage II van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 bedraagt 3%.
1.
Op grond van de beoordeling van de niet-naleving van de norm aan de hand van de omvang, de ernst en het al dan niet permanente karakter besluit de minister dat ten aanzien van de in het tweede lid genoemde niet-nalevingen van de randvoorwaarden sprake is van een niet-naleving van gering belang zoals bedoeld in artikel 24, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 73/2009.
2.
De in het eerste lid bedoelde niet-nalevingen van de randvoorwaarden betreffen:
e.
artikel 7, eerste lid, tweede gedachtestreepje, van Verordening 1760/2000, voor zover maximaal 3 mutaties niet zijn gemeld en waarbij overigens het geheel van de regels van identificatie en registratie van runderen goed wordt nageleefd;
g.
artikel 4, eerste lid, van Verordening (EG) 21/2004 juncto
artikel 4 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, in het geval van het verlies van één identificatiemiddel bij maximaal 10% van de schapen of geiten tot het absolute aantal van 20 schapen of geiten, en waarbij overigens het geheel van de regels van identificatie en registratie van schapen en geiten goed wordt nageleefd;
m.
Artikel 2.2, tiende lid, onderdeel l, subonderdeel 4°, en onderdeel r, van de Wet dieren in samenhang met artikel 4, lid 1 van Verordening (EG) 852/2004 in samenhang met Bijlage I, deel A, onder III, onder 8b van Verordening (EG) 852/2004 in samenhang met
artikel 8A.11 van het Besluit diergeneesmiddelen en in samenhang met
artikel 9A.8 van de Regeling diergeneesmiddelen, voor zover het register in geringe mate onvolledig is bijgehouden;
3.
De minister besluit in afwijking van
artikel 2 geen korting op te leggen indien de niet-naleving van gering belang, zoals bedoeld in het eerste lid, onmiddellijk of binnen de door de controleambtenaar aan de landbouwer mede te delen termijn aantoonbaar is hersteld.
Artikel 4
Voor de toepassing van artikel 70, zesde lid, en artikel 71, vierde lid, van Verordening (EG) nr. 1122/2009 wordt de goede landbouw- en milieuconditie naast gezondheid, milieu en dierenwelzijn beschouwd als terrein van de randvoorwaarden.
1.
Een niet-naleving is opzettelijk begaan indien de landbouwer de desbetreffende niet-naleving heeft beoogd of indien de landbouwer het risico heeft aanvaard dat zijn handelen of nalaten een niet-naleving tot gevolg heeft.
2.
Opzet wordt beoordeeld aan de hand van in ieder geval één of meer van de volgende criteria:
a.
in de omschrijving van de betrokken randvoorwaarde wordt een rechtstreeks verband met de opzettelijkheid van de niet-naleving gelegd;
b.
de mate van complexiteit van de randvoorwaarde;
c.
de aanwezigheid van langdurig bestendig beleid;
d.
de niet-naleving veronderstelt een actieve handeling dan wel het bewust nalaten van een handeling;
e.
de omstandigheid dat de landbouwer reeds eerder op de hoogte is gesteld van onvolkomenheden in de naleving ten aanzien van de randvoorwaarde, en
f.
de mate waarin de randvoorwaarde niet wordt nageleefd.
3.
In het geval waarin een niet-naleving door een derde is begaan op de landbouwgrond of in het kader van het bedrijf van een landbouwer wordt desbetreffende niet-naleving aan de landbouwer toegerekend als een opzettelijke niet-naleving indien de landbouwer blijkens:
a.
de keuze voor de derde,
b.
het door de landbouwer op de derde uitgeoefende toezicht, of
c.
de door de landbouwer aan de derde gegeven instructies
heeft beoogd of het risico heeft aanvaard dat de niet-naleving zou plaatsvinden.
a.
het perceel een recreatieve functie kent, blijkend uit het feit dat het perceel wordt betreden of gebruikt ten behoeve van vrijetijdsbesteding, zoals:
3.
sportvelden, zoals voetbalvelden of golfbanen;
4.
onverharde landingsbanen voor luchtsport en luchtvaarthobby’s;
7.
siertuinen, zoals bloemen- en kruidentuinen;
9.
erven, inclusief opslagplaatsen, smalle stroken langs gebouwen of kassen;
b.
het perceel hoofdzakelijk een verkeerskundige of infrastructurele functie kent, zoals:
1.
bermen langs geasfalteerde of verharde doorgaande wegen;
2.
bermen langs parkeerterreinen of toegangspaden;
3.
onverharde, maar permanente paden;
4.
stroken grasland langs verharde landingsbanen voor vliegverkeer;
c.
het perceel een bovenste bodemlaag heeft die vanwege in Nederland gebruikelijke natuurlijke omstandigheden zoals getijde, neerslag, of grondwaterstand, onbruikbaar zijn voor de landbouw zoals:
2.
schorren en kwelders, tenzij deze beteelbaar of beweidbaar zijn in de aaneengesloten periode tussen 31 mei en 31 augustus.
1.
De Beleidsregels normenkader randvoorwaarden GLB worden ingetrokken.
2.
In afwijking van het eerste lid blijven de beleidsregels, bedoeld in het eerste lid, van toepassing op niet-nalevingen die voor 1 januari 2011 zijn geconstateerd.
3.
De verwijzingen in de Beleidsregels verlagen subsidie POP2 naar de Beleidsregels normenkader randvoorwaarden GLB of naar de bijlage bij de Beleidsregels normenkader randvoorwaarden worden gelezen als verwijzing naar onderhavige beleidsregels.
Artikel 7
Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 april 2011.
Artikel 8
Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Regeling GLB-inkomenssteun 2006.